GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

SCHULDBESEF.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHULDBESEF.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Als eerste resultaat van ons onderzoek in het vorige artikel kon vastgesteld worden^ dat schuldbesef die gesteldheid onzer ziel is, waarin zich de objectieve grootheid van schuld aan haar getoond heelt en zij deze gewaarworden en onderscheiden gaat.

Vanzelf komt hierna een tweedg zaak aan d© orde, namelijk wat onder schuld verstaan moet worden.

Om het antwoord zoo eenvoudig mogelijk te geven, kan gezegd: Schuld veronderstelt, dat er twee zijn. Zij noemt een verhouding en nog nader een rechtsverhouding tusschen twee partijen. Bij schuld is er zoowel een crediteur als een debiteur; één, die heeft te vorderen en een ander, die voldoen moet. Eenerzijds staat de partij, die in zijn verbintenissen en verplichtingen te kort schoot; en daarom heeft de ander© partij nu recht tot vervolging en straf op hem gekregen.

Uiteraard kunnen wij ook hierbij weer op tweeërlei manier te werk gaan. Wij kunnen deze rechtsverhouding zoowel van de zijde van den schuldenaar als van die van den schuldeischer benaderen; d.i. voor ons geval: wij kunnen zoowel bij ons als bij God beginnen. Maar om de lijn van boven af zoo streng mogelijk door te trekken, kiezen wij ook thans voor het laatste.

In het schuldbesef is God. Het is een door en door religieus verschijnsel. Hierin plaatst Hij zich voor ons en worden wij geplaatst tegenover Hem.

Wanneer deze goddelijke werking uit het schuldbesef geëlimineerd en het louter zielktmdig verklaard wordt, kan het niet hooger dan als een ziekte-symptoom aangemerkt worden, dat ge hoe eer hoe beter uit de ziel uitsnijden moet.

En .aldus is het schuldbesef ook in de mensche^ lijke geestesgeschiedenis behandeld, i)

Kant, de vader der nieuwere wijsbegeerte, vond al dat gelamenteer over het verleden slechts verspilling zoowel van tijd als van kracht, waardoor toch niets meer goed gemaakt kan worden.

Schopenhauer, de philosooph van het pessimisme, is ter onzaliger ure ook eens als arts gaan zitten, en heeft toen het volgend© recept geschreven: Eén vijfde menschenvrees, één vijfde duivelenangst, één vijfde vooroordeel, één vijfde ijdelheid, en eindelijk nog één vijfde gewoonte, en ge hebt het geweten. Hij haalt met instemming de uitlatiijg van een Engelschman aan: I caniiot afford to keep a conscience. Het is mij te duur, om er een geweten oj) na te houden. ^)

Nietzsche, de alverachter, heeft ook het schuldbesef gehoond. De geschiedenis der moraal leert ons immers, dat het hoofdbegrip schuld van zeer materieel© en financiëele herkomst is. Schuldbesef is een ingekerkerd en verkeerd geleid gevoel. Daarin begaan wij de dwaasheid om oorspronkelijk fiere instincten als wraakzucht en haat en verdelgingslust van anderen op onszelf over te leiden en daarmee niet meer anderen, doch ons. zelf t© lijf te gaan.

De psycho-analytische school van Freud beschouwt het schuldbesef louter als zenuwverschijnsel; een neurose, die dan ontstaat, wanneer de mensch zijn sexueele driften met geweld terug dringt. Het moet daarom niet door herderlijke zielszorg, doch door den psychiater en den zenuwarts behandeld worden. 3) - - -

En — om maar niet meer te noemen — het oppervlakkige optimisme van de christian science heeft het schuldlDesef als waandenkbeeld en pur© inb©©lding geheel naar het rijk der fantasie verwezen. *)

Doch zonder op dit alles verder met kritiek in tö gaan, herhalen wij de opmerking van Scheler: Wie geen schuldbesef heeft naoet óf een God zijn, öf hij, is een dier geworden. ^)

Of wilt ge 'tin het veel diepere en geestelijke woord der Schrift: ndien wij zeggen, dat wij geen zonden hebb-en, zoo verleiden wij ons zelf en maken wij Hem tot een leugenaar, en dan is Hij niet in ons en zijn wij niet in Hem (1 Joh. 1:10).

In het schuldbesef is God. Daarin maakt Hij de verhouding tusschen Hem en ons, zooals dez© werkelijk is, ons bewust. Zijn heilige, goddelijke beoordeeling aangaande ons begint dan door te klinken in onze eigen zielen. Al ziet ons lichamelijk oog en al hoort ons uiterlijk oor en al tast onze yleeschelijke hand Hem niet, nochtans gaat Hij hierin in Zijn majesteit langs ons henen. Hier weten wij ons gedaagd voor het alziende oog en vastgegrepen door Zijn almachtigen arm.

Uit Zion, zoo volkomen schoon, verschijnt God, vol van glans, om op Zijn troon te stijgen; Hij, onze God, Hij komt en zal niet zwijgen. (Ps. 50:1)

Hoe God ons verschijnt?

Het ligt voor de hand om te antwoorden, dat Hij dan als onze Wetgever, als onze Rechter, aJs onze Schuldeischer of in een dergelijke kwaliteit optreedt. En ho© waar dit op zichzelf moge wezen, wanneer, wij niet meer zouden zeggen, zouden wij toch vergeten, dat Hij behalve in dèz© ook nog in een gansch andere relatie tot ons staat. Veel vollediger en ook veel juister is daarom het antwoord, dat God in het schuldbesef voor ons optreedt speciaal als onze Bondsgod.

De Schrift kent geen schuldbesef, dezen naam waardig, tenzij het op den bodem des verbonds gegroeid en gerijpt is. De diepste geb©d©n van den bijbel zijn bondsgebeden. De meest hartverscheur rende schuldbelijdenissen zijn op den grondslag van het verbond gesproken. „Och Heere, Gij', groote en verschrikkelijke God, die het verbond en de weldadigheid houdt dien die Hem liefhebben en Zijne geboden houden, wij hebben gezondigd en hebben onrecht gedaan en goddelooslijk gehandeld en gerebelleerd, met af te wijken van uw© geboden en van uwe rechten" — de bondsrechten namelijk! — (Dan. 9:4 v.v.; zig' ook Nehemia 9 ©n de boetepsalmen.)

En 'tis speciaal de gereformeerde belijdenis en met nam© de Heidelberger Katechismus, die ook aan deze waarheid der Schrift recht heeft laten wedervaren. De katechismus past deze door en door verbondmatige methode ook toe, wanneer hij' ons in Zondag 2 tot dieper schuldbesef wil brengen. Hij maakt — zooals reeds t© dikwijls gedaan is — geen valsche tegenstelling tusschen wet en evangelie, alsof de kerk ooit onder een andere wet geleefd heeft, dan die deel is van het evangelie. Hij voert ons tot kennis onzer zonden zeker naar de wet Gods heen, maar dan toch naar de wet, zooals zij in het verbond der genade ons geopenbaard is. Hij houdt ons niets dan onze bondsverplichtingen voor, want hij herinnert ons er aan, dat wij den Heer© onzen God (dubbele aanduiding der verbondsrelatie!) liefhebben zullen met ons geheele wezen. Strikt genomen plaatst hij ons niet voor de bondswet op zichzelf, maar tegenover den Heer© Jezus Christus zelf: want aldus heeft Christus ons geleerd in een hoofdsom. Zelfs laat hij' ons eerst belijden het eigendom van Jezus te wezen, om ons dan van hieruit dieper in het stuk der ellende in te leiden. Volgens den katechismus moeten wij; niet uit onze zondekennis langzamerhand tot het genadeverbond zoeken op te klimmen. Maar wij moeten — vlak omgekeerd — juist in en kracht©ns Gods v©rbond met ons neergeworpen worden in onze schuld voor Hem, «)

Meent niet, dat het feit, dat wij in het schuldbesef met onzen Bondsgod te doen hebben, dit zijn heilig en ernstig karakter ontnem©n zou. Integendeel. Het verbond is immers zulk een ontzaglijke realiteit. Het beteekent, dat er een zeer bizondere relatie, een vriendschappelijke', verzoend© verhouding tusschen God en ons bestaat.

En diep, zeer diep uit het verleden is deze relatie reeds tot ons gekomen. Om thans niet al te ver terug te gaan en om wat de Schrift ons hieromtrent geopenbaard heeft midden in de werkelijkheid van ons leven over te brengen — twintig of dertig of vijftig jaar g©leden is uw en mijn leven hier op aa.rde begonnen.

En o wonder, toen ik er was, neen vóórdat ik er was, was God er ook. Toen ik er kwam, neen vóórdat ik er kwam, kwam Hiji er ook. Toen ik begon, neen vóórdat ik begon, begon Hij ook. En Hij kwam en was er, niet om te vloeken, doch om te zegenen en voor altoos onze God te wezen.

Vlak naast mijn wieg stond ook de h©ilige doop; en indien mijn t"wijf©lziek6 hart. zou willen vragen, of dit wel waarheid is, dan geeft dez© doop het ondubbelzinnig antwoord: hij is immers ook, naar het troostrijk© zeggen van het formulier, een ontwijfelbaar getuigenis.

Wat in mijn volgend leven ook geschied zij en waaraan ik later ook ging twijfelen — één feit blijft nochtans overeind staan en kan niet meer weggenomen. Het heilige doopwater is eenmaal gesprenkeld op uw en mijn voorhoofd; en onder deze besprenging zijn in één adem genoemd de naam, de ééne, bizondere naam, dien gij en ik en niemand anders in deze wereld dragen, en de naam van den Drieëenigen Bondsgod. Waarom anders dan omdat door het reinigende bloed van den Heere Jezus Christus deze twee. Hij en ik, bij elkander behooren en voor elkander zijn zouden; omdat Hij werkelijk mijn God is en ik Zijn eigendom mag en moet zijn.

En Hij heeft woord gehouden.

Hoe scherper ik kan terugzien in' mijn leven, des te klaarder ik deze realiteit des verbonds onderscheiden ga.

Hij wilde geven, niets dan geven.

Hij stelde van te voren geen voorwaarden, of eischen, niet ééne.

Hij maakt© geen enkele bepaling, die eerst door ons vervuld moest worden.

Maar geheel uit eigen beweging sloot Hij het verbond; het verbond tot niets anders dan om te geven, te geven Zijn schatten, te geven Zijn beste levensg'oederen, te geven Zijn Christus, te geven Zichzelf.

En indien Hij iets van ons vroeg, dan was het niets anders dan wat dit verbond zelf meebrachtj n.l. dat wij Zijn genade aanvaarden. Zijn gaven niet misbruiken. Zijn liefde met wederliefde beantwoorden en ook onzerzijds Hem de trouw b©war©n en ons geheel aan Hem geven zouden.

En als deze Bondsgod treedt Hij' nu op in het schuldbesef. Meent ge nu nog, dat het licht is? Zijt ge niet met mij van overtuiging, dat gij beter door uw vijand dan door uw vriend gedagvaard worden kunt? Kan het erger, dan dat uw vader uw rechter geworden is? Is er iets schandelijker dan het recht niet volbracht te hebben van Eén, die meer dan een moeder ons heeft liefgehad?

En juist dit is het, dat in het schuldbesef voor ons begint op te doemen.

Even bont als ons leven is, even gevarieerd is onze schuld ook. Wij moeten ons schuldig weten zoowel over wat wij bedreven als over wat wij nalieten, zoowel over onze daden als c^ver onze voornemens, zoowel over wat wij dachten als over wat wij begeerden.

Maar het is in wezen altijd de zelfde gruwel.

Hij verkoos ons; maar wij verkiezen Hem menigmaal niet.

Hij gaf Zichzelf aan ons; maar wij schenken Hem ons onvoorwaardelijk geloof en ons onbepaalde vertrouwen niet eens.

Hij gaat rusteloos tot ons uit, maar wij betoonen Hem de wederliefde niet.

Hij van Zijn kant geeft en blijft geven, genade en niets dan genade; en wij veranderen zelfs v/at wij niet verdiend hebben in ongerechtigheid.

Hem is aan het verbond alles gelegen; en wij begaan gedurig dingen, waarin de onzalige neiging drijft, om los van God en vrij van het verbond te wezen.

Hij heeft Zijn heele hart op ons gezet, doch wij lachen en tarten en hoonen: Wie is de Heere? En om Hem en Zijne eere bekommeren wij ons niet.

Onze Bondsgod en wij tegenover elkander — hier moet ons hart zich in verslagenheid nederbuigen en moeten onze lippen klagen: Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan dat kwaad is in Uwe oogen; tegen U,

Die mijn geest met wijsheid hadt gevoed, En in mijn ziel Uw godd'lijk licht gegeven. (Ps. 51.)

E. D. KRAAN.


') Over het volgende spreekt ook H. G. Stoker t.a.p. 32—45.

') Die Grundlagen der Moral 192.

') Die Grundlagen der Moral 192. °) K. Schilder, Tusschen „Ja" en „Neen", 138—420, vooral 396 en 400 v.v.; F. J. van der Tak, over „Psycho-analyse en Christendom", van Runestam, in Onder eigen Vaandel V 219—227.

') Dr J. Ch. Kromsigt in Christus-prediking tegenover Moderne Gnostiek, 188 vv.

Moderne Gnostiek, 188 vv. ») t.a.p. 44.

') Om den gang van het betoog niet te onderbreken, hoop ik in een volgend artikel te bespreken, wat nog kort geleden tegen deze uitlegging van den Katechismus in 't midden is gebracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

SCHULDBESEF.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's