GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ADVENT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ADVENT.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het naderende kerstfeest brengt ons weer de adventsstemming. Er gaat in allen weer wat open, de verwachting namelijk, dat eens gebeuren gaat het wonder, waarop we hopen.

Vanwaar het komt, weet niemand uit zich zelf, maar in allen leeft de hoop, dat het anders kan on anders zal, dan het nu iti de wereld gaat. Dat komen gaat een blijder excistentie, een volkomener bestaan, dan toL nu toe ooit kon worden bereikt.

Ook worden hoofden opgeheven, om het te verwachten. Want sterk leeft in velen het besef, dat het nieuwe komen moet van boven, als een wonder zich aan de wereld openbaren moet. Evolutie is een mooie gedachte. Maar ze is het gif, waarmee men heeft getracht, te dooden de verwachting, die naar boven uitzag. Zonder dat dit gelukte. Ieder kerstfeest is de overwinning dier verwachting over hen, die slechts horizontaal denken willen.

Bovendien is onuitroeibaar het verlangen, het wonder nog eens te beleven. Nu nog, in dit leven. Het ouder worden doet dat verlangen niet verliezen, maar spant het slechts te sterker.

Zoo gaat ook nu de verwachting weer open. Ze wordt in deze koude dagen als door een warme zon beschenen. Als een open bloem staat ze. En na kerstmis sluit ze zich weer, en sluimert in. Als vorige jaren. Altijd tevergeefs!

Gaarne zetten we onze zielen open voor dat, wat in de wereld omgaat, voor wat de verwachting aanblaast. Al dadelijk zijn we geneigd in deze door en door echt menschelijke verwachting een werk des Greestes te erkennen. Wat is er schooner dan het opheffen van hoofden naar omhoog? Meedoen zullen we aan wat zoo groote heerlijkheid blijkt.

En toch, mogen we dat wel? Geschiedt dat niet met miskenning van wat in de kribbe van Bethlehem is neergedaald, van het wonder, dat daar aan de wereld is geopenbaard? Rekken zich nu onze halzen nog? En dan het Kindeke in de kribbe? Is dat niet God geopenbaard in het vleesch? Wat doen we met die verborgenheid der godzaligheid? Wie durft het wonder nu nog verwachten, nu het gekomen is ?

Of is het niet gekomen? Dat wil zeggen: is het niet gekomen, om bij ons te blijven? Is het ons slechts verschenen, om dan weer op te varen in de hoogte? Heeft het zich aan ons slechts vertoond, om aan te wakkeren het bewustzijn, dat het is, en het verlangen, dat het komen zal? Maar wilde hot niet bij ons wonen?

Hoe leven we? Zien we alleen maar terug, naar wat in de historie kwam? Leven we daaruit? Of staren we alleen maar naar de toekomst, naar dat komen gaat? En leven we daarheen?

We schijnen voor de keuze te worden geplaatst. Wat zal het zijn: historisme of adventisme? Het bedenken van wat in Jezus kwam, en de stemming, die advent in ons wekt, ze geven elkander geen kamp. Zullen we voor de verwachting kiezen, en loochenen Bethlehem's schat? Of zullen we bewaren, wat de volheid der tijden gaf en loochenen de verwachting?

Wat op het particuliere terrein der ziel zich afspeelt, was en is ook aan het gebeuren in de geschiedenis der kerk. Altijd ligt daarin het baken in zee. Historisme en adventisme verdrongen elkander daar ook.

Wierp de kerk het oog op de toekomst, en had ze niets te constateeren, zie, uit ©ein verborgen hoek riep een stem om de beleving van het heden. Met bijbelsclie rusting aangedaan, trad een held op, die de wereld overtuigde, dat het heil is nu! Maar toen deze was heengegaan, kwam een ander, grooter dan deze, en hij sloeg de beleving van het heil in deze wereld in stukken, en leerde de menschen uitzien naar een Jerusalem, dat in de wolken is gebouwd.

Arme 'terk!

Aan - beide zijden was de Schrift met hen. Wie in den Zoon gelooft, hééft het eeuwige leven. Wie heeft, dien zal gegeven worden, en wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook wat hij heeft. Volmaakten zijn de geloovigen. Wat uit God geboren is, zondigt niet. En toch anderzijds betuigt de Schrift, dat wij in hope zalig worden. De hoop, die gezien wordt, is geen hoop. Wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen. Waartoe werden we wedergeboren dan tot een levende hoop? Bezitten we het heil of verwachten we het?

* Breed was de invloed van het historisme in de negentiende eeuw. Durfde nog iemand te getuigen van het heil, dat niet werd beleefd, maar in de verte werd aanschouwd? Met kerstmis was immers het heil in de wereld gekomen. En kerstmis verdrong de andere feesten. Dat daarmee eenpaaschfeest verbonden is en hemelvaart, toen een wolk Hem wegnam van hunne oogen, scheen ternauwernood meer waar te zijn. En wat zou men toch met het pinksterfeest aanvangen toen weer van boven de Geest der verlossing kwam, die Geest, die een blijvend contact met den hemel vormt en Die ons uitzien doet naar de wederkomst van Hem, die boven lucht en wolken is.

Mooi was het, dat de mannen van het historisme zoo zeer hun blikken naar de aarde gericht hadden! Ze hadden den dood gezien aan dat lijdelijk en onvruchtbare staren in de wolken. Ze zouden in den Naam van Christus de handen uit de mouwen steken, en scheppers zijn nu eindelijk van een cultuur. Ze waren ten volle de aarde toegekeerd, en nu pas zou er ernst gemaakt worden met de roeping der kerk ten opzichte van deze wereld.

In het ferstfeit lag een motorische kracht. God was neergedaald in deze wereld. Daar was een stoot aan de wereldbeweging gegeven. Het was er mee als met een steen, die in het water viel: in al breeder kringen breiden de golven zich uit. Zoo werd met kerstmis het Leven meegedeeld, en zie, al breeder wekte het ook leven. Het Kindeke in de kribbe was een wonder, een centrale van oneindige kracht. Nog wordt de trilling van dat leven in onze harten onverminderd gevoeld.

Een eeuw lang heeft dat historisme bijna onverhinderd gebloeid. Maar de christenheid is moe geworden van het zoeken van God alleen in zich. Alleen van God in ons te weten, doet het ons niet vergeten, dat Hij ook is God boven ons? Doet het ons niet vergeten, dat Hij God is? God, dat wil zeggen Hij, Wiens leven door het onze niet kan worden geassimileerd. AVaar bleef de aanbidding?

Moest deze christelijke strooming niet verzanden ? Ze was uitgegaan van de komst des Heeren in Zijn genade in Bethlehem. Maar als Zijn leven door ons volkomen kan worden geassimileerd, was er dan wat anders gekomen dan wat er vóór Hem altijd en overal m de wereld was geweest? Lag niet modernisme in het verlengde van deze lijn? En nog erger pantheïsme?

Ge wilt in Christus' Naam de wereld veroveren. In Christus Naam? heeft de historie aan deze strooming gevraagd. En er stonden mannen op, die deze vraag in woorden, die als hamers waren, aandrongen.

De slinger bewoog zich naar den tegenkant. Het wonder is in Bethlehem slechts verschenen. Niet opdat het onder ons-zou blijven, en opdat we het Leven, daar geopenbaard zouden assimileeren. Nie|. kerstmis, maar het paaschfeest is uw dag, en de hemelvaartsdag. Denkt er aan: met Pinksteren kwam de Geest van den hem ei, en Hij raakt uw ziel slechts aan, om u een vergezicht te toonea, en den hemel boven u te openen, 't Heil des Heeren blijft boven u slechts liggen. Want het is het heil van Hem, Dewelke is God boven alles te prijzen in der eeuwigheid.

Het adventisme kwam. Niet in den zin, waarin het in het sectarisme in de gansche geschiedenis der kerk zich heeft geopenbaard. Het heeft nu gedaan, wat het sectarisch adventisme altijd heeft geschuwd, het heeft zich wetenschappelijk geharnast, en het heeft zich een veel breeder schriftuurlijken grondslag gebouwd. In deze gestalte kan het adveïitisme een poging wagen, de gansche kerk te veroveren.

Of het lukken zal ? Het historisme gleed als in de geesten in. Het had in tijden van slap geloof, waarin men niet meer toven zich zelf uitgrijpen kon, de trek naar zelfvoldaanheid mee. Zelfvoldaan is toch te christelijk! Maar 't adventisme werkt met mokerslagen, zegt, dat de gansche christelijke wereld vaUen moet voor Gods oordeel, gelooft niet aan de omzetting ook maar in beginsel van dit ondermaansche leven. Boven de poort zijner school heeft het geschreven: Wie hier binnentreedt, late alle hope varen! Namelijk alle hope op dit leven. Dat is voor geweldenaars en voor extatistici.

Op de reformatoren beriepen beide richtingen zich. Beide beweerden, de voortzetting te zijn van de reformatoriche lijn.

De reformatoren hadden immers met een beroep op het „God in ons" van de heerschappij der hiërarchie de geloovigen losgemaakt. Het wonder was in het sacrament van het altaar niet, maar het was in de geloovigen zelf: Christus is geboren in hunne harten. Was niet volgens de reformatoren de kracht des levens van Christus in de historie ingegaan?

Maar anderzijds, wat hadden de reformatoren gezucht uit de ellende van dit leven! Wat waren ze geweest de predikers van de hoop! Wat staan ze om'hun werken bekend als de theologen van het Woord! Dat is altijd het Woord der belofte. Christus was hun nog een belofte.

Inderdaad, die beide richtingen beroepen zich niet te vergeefs op de reformatoren. Ze zijn beide de voortzetting van de reformatorische lijn.

Maar ze zijn het dan ook beide. Dat wil zeggen, ze zijn het tezamen. Ze zijn het, elkander aanvullend, en om dat elkander aanvullen afsnijdend beider eenzijdigheid, en wat om die eenzijdigheid werd scheefgetrokken.

Dat komt het duidelijkst uit in het gereformeerde „cum verbo", met het Woord. De Heilige Geest werkt, naar de gereformeerde belijdenis, niet slechts om het Woord, maar door het Woord. Er is een werking, van Christus door den Geest uitgaande rechtstreeks tot de zielen van de Zijnen. Wel verzelde die werking van den Geest het Woord, en wel richtte ze het hart op het Woord, maar ze had toch zelve geen middel. Van Lydia wordt gezegd, dat de Heere haar hart opende, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. En de Heere opende het verstand der discipelen, opdat ze de Schriften verstonden.

ze de Schriften verstonden. Zoo werd de reformatie voor eenzijdigheid bewaard. De geloovigen hebben deel aan de kracht van Christus, ingekomen in de wereld, rechtstreeks. Het wonder is aan hen geschied. En toch, door dio wedergeboorte kunnen harten en ooren geopend worden voor het Woord der belofte, en hun oogen voor het wonder, dat in Christus verschenen is. Wisselwerking is er ook tusschen het wonder in hen en het zien van het wonder in Christus. Het een wordt hun door het ander versterkt.

Wie waarlijk reformatorisch is, houdt die beide gedachten vast.

Wie naar de Schrift leeft, ziet het wonder als geschied, leeft bij de historie, bij dat werd. Immers Christus kwam, om in Z.ijn Geest ook bij ons te blijven. God in ons. Eens werd Hij in Bethlehem geboren. En eens, zoo belijdt ieder geloovige, werd Hij ook in mij geboren. Ik mocht het wonder beleven.

En audererzijds, hoe zijn zijn oogen opengegaan • voor het wonder, dat in Christus zoo ver boven hem ligt! Hoe klemt hij zich vast aan het Woord! Hoe zucht hij! En hoe wordt hij in hope zahg!

Daarom kennen we ook de adventsstemming.

We miskennen niet het wonder, dat geschied is. Noch dat in Bethleheïn geschied is. Noch, dat in onze harten geschied is. Noch dat in de wereld geschied is en geschiedt. In de christelijke actie miskennen we hel wonder niet. Daar is veel menschenwerk en veel zondigs in. Maar daar is ook het wonder in.

En toch moet voor ons het wonder nog komen. Wij zuchten, bezwaard zijnde. Ik ellendig mensch! Wereld vol ellende! Het wonder moet aan haar nog geopenbaard worden. Ook in haar historie vóór het einde. Dit is de zin der historie, dat het wonider zich openbare. En straks zal het wonder zich vertoonen, als de hemelen opengaan en de heerlijkheid van het koninkrijk Gods verschijnt. Wij kennen de adventsstemming, wij, die gelooven, dat het wonder geschied is.

Behoort dit niet tot den aard van het wonder, dat het altijd nog komen moet? Altijd! Ook eeuwig! Gods liefde eeuwig het deel der Zijnen, en toch altijd weer zich openbarend als het wonder. Eeuwig bezitten , en. eeuwig verwachten! Levend uit het wonder en er naar uitziende!

S. G. DE GRAAF.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

ADVENT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's