GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het rapport dar Onderwijscommissie en onze scholen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rapport dar Onderwijscommissie en onze scholen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Wij zijn zoo gelukkig onzen lezers onderstaand artikel aan te kunnen bieden. Het is van de hand van den voorzitter der Staatscommissie, gewoonlijk naar diens voorzitter: „de Commissie-Rutgers" genoemd; het bespreekt het Rapport dier Commissie. Het verheugt ons, dat ons blad zoo gelukkig was Prof. Rutgers bereid te vinden bedoeld Rapport te bespreken. Red.)

I. De vrijheid van onderwijs.

Door het rapport der Staatscommissie en door 'de nota van de heeren Ketelaar, Gerhard, van dter Meulen, Polak en mejuffrouw Westerman komt de vraag aan de orde, wat de vrijheid van onderwijs in onze Grondwet beteekent.

De Commissie stelt voor om bij de aanvraag van gelden voor schoolbouw geene verklaring van ouders meer te vorderen, doch in bepaalde gevallen de waarborgsom te verhoogen. Daartegenover wenscht de minderheid (de heeren Ketelaar^ Gerhard, Polak en van der Meulen en mejuffrouw Westerman), de verklaring der oudeirs te behouden en een Overheidsonderzoek in te voeren ter beoordeeling of de oprichting een er bijzondere school inderdaad noodi^ is.

Dit voorstel van den heer Ketelaar c.s. is met de vrijheid van onderwijs, zooals die in art. 195 der Grondwet is neergeschreven, in strijd.

Wat behelst art. 195 der Grondwet op dit punt? Vooreerst dat het geven van ondervrijs vrij is. Over het voorbehoud dat de Grondwet hierbij maakt, behoeft hier niet te worden gesproken, want noch ten aanzien van. het onderworpen zijn der scholen aan het toezicht der Overheid (de bezoeken der inspectie), noch ten aanzien van den eisch, dat b: gzondere onderwijzers een acte van bekwaamheid en een verklaring van goed zedelijk gedrag moeten bezitten, bestaat eenig geschil.

Het geven van onderwijs is vrij. Door deze woorden, in 1848 in, de Grondwet opgenomen, is algesneden een regeling .gelijk destijds bestond, krachtens welke een bijzondere school alleen met autorisatie van Overheidswege mocht worden geopend. Daardoor wordt afgesneden een onderzoek naar den aard en de gegrondheid van bezwaren van ouders tegen het bestaande onderwijs om daarvan de stichting van een bijzondere school afhankelijk te doen zijn. Men kan zelfs zeggen, dat de beteekenis van de vrijheid van onderwijs juist daarin gelegen is, dat men bijzondere scholen mag oprichten, die de Overheid onnoodijg acht.

Sedert 1917 bepaalt de Grondwet nu verder: „Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar denzelfden maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd".

Bekostiging uit de openbare kas dus van het bijzonder ondervrijs, krachtens de vrijheid van onderwijs bestaande. Bekostiging uit de openbare kas onder zekere voorwaarden, maar alleen voorwaarden bij de v/et gesteld. Het bijzonder onderwijs moet weten waar het aan toe is en ook op dit punt niet van Overheidswillefceur afhankelijk zijn.

In dit stelsel der Grondwet past niet een subsidievoorwaarde luidende: „mits naar het oordeel van Gedeputeerde Staten (of van een ander Overheidsorgaan) de oprichting van de school noodig is." Deze voorwaarde zou met de in 1848 verleende vrijheid van onderwijs in strijd zijn. Deze voorvvaarde zou de bekostiging uit de openbare kas van Overheidswillekeur afhankelijk doen zijn.

Het rapport der Staatscommissie handhaaft de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. „De Grondwet", zoo schrijft zij, „laat de beoordeeling van de wenschelijkheid of noodzakelijkheid der stichting (eener bijzondere school) aan de stichters zelve". En zij laat daarop volgen, om te doen zien waar men te land kan komen, wanneer het standpunt der Grondwet verlaten v/ordt: „Tegen elk denkbeeld om van het oordeel van eenige pvibUek'e autoriteit de stichting van bijzondere scholen afhankelijk te stellen, verzet zich ook de omstandigheid, dat voor zoodanige beoordeeling geen objectieve maatstaf te vinden is. Zelfs zijn er nog velen, die elk bijzonder onderwijs, anderen, die bijv. elk niet confessioneel bijzonder onderwijs overbodig achten."

De minderheid der Staatscommissie stelt zich op het tegenovergestelde standpunt. Zij stelt de vraag _„of er niet een onpartijdig overheidslichaam' zou kunnen worden aangewezen om te beoordeelen of de oprichting van een bijzondere school inderdaad noodig is." Zij wil „dat er ten laste van de openbare kas geen bijzondere school gesticht worde, welker oprichting niet noodzakelijk is en die alleen tot stand kan komen door onttrekking van leerlingen aan scholen van gelijke of nagenoeg gelijke richting, waardoor de oude scholen gedesorganiseerd worden en de nieuwe nauwelijks het bij de wet gestelde minimum bereikt."

Overheidscontrole dus op de stichting van bijzondere scholen.

De belangstelling voor de oprichting van bijzondere scholen, die zich in de nota der minderheid uit, is niet te verwonderen. Sedert jaren is de belangstelling in die oprichting geprikkeld door de telkens wederkeerende debatten in gemeenteraden over de verklaring, die moet worden overgelegd bij aanvraag om medewerking van de gemeente bij schoolbouw. Er moet, zoo zegt de wet, een verklaring zijn" waaruit blijkt, dat de school bezocht zal worden door tenminste 40 (60, 80, 100) leerlingen.

Do meerderheid der Staatscommissie weet van' deze verklaring niet veel goeds te zeggen. Hjet is dikwijls reeds moeilijk, schrijft zij, feiten die in het verleden plaats grepen, te doen blijken; toekomstige feiten bewijzen mag metterdaad onmogelijk geacht worden. De verklaringen der ouders, welke vereischt worden, hebben voor de ouders, die ze afleggen, geen andere beteekenis dan de mededeeling van een voornemen, terwijl zij volkomen vrij blijven op dat voornemen terug te komen. Voor het schoolbestuur en de gemeente heeft die verklaring de grootste beteekenis. Het is vooral die verklaring geweest, die een nieuwen politieken schoolstrijd in de gemeenteraden heeft gebracht. Fel is er gestreden over het bestaan en den ernst van de voornemens van bepaalde ouders. De strijd over de oprichting eener bijzondere school kreeg daardoor zijn voortzetting in de gemeenteraden.

De minderheidsnota acht het juist, dat bij de beslissing over de medewerking der gemeente deze politieke strijd gestreden wordt. Het besluit van den. Raad inzake de oprichting van een school heeft meestal een politieke zijde, zegt zij. De oprichting van bijzondere scholen maakt vaak een strijdpunt tusschen gemeentenaren uit, waarop politieke en godsdienstige overtuiging van invloed zijn; om dien politieken strijd tot zijn recht te doen komen, wil de minderheid aan ieder ingezetene het recht van beroep tegen de beslissing van den raad laten. De minderheid wil de wijze, waarop de toezegging der ouders gekregen is, aan een publieke beoordeeling onderwerpen; het is haar niet genoeg, dat het vereischte aantal leerlingen op de school aanwezig is: zij wil dat beoordeeld zal kunnen worden op welke gronden de ouders een bepaalde bijzondere school verkiezen, waarbij de nabijheid der school en laksheid der ouders blijkens de nota der minderheid niet als voldoende grond kan gelden. Wel verre van d'e verklaring te willen zien vervallen, wil de minderherdi juist dit stak behouden als grondslag voor een overheidscontrole op de stichting van bijzonldere scholen.

Het rapport der commissie wil de verklaring doen vervallen en voor hetgeen met die verklaring beoogd wordt een doelmatiger middel toepassen. Het doel der verklaring is nooit geweest beperking van de vrijheid der ouders, of het oefenen van zeker toezicht over hunne keuze, hetgeen met de Grondwet strijdt. Het doel der verklaring is, te voorkomen, dat op kosten der gemeente schoollokaliteit wordt aangebouwd, terwijl het minimum aantal leerlingen voor de school straks niet aanwezig zou blijken. Het doel is het voorkomen van' geldehjke schade der gemeente tengevolge van het bouwen van een school, waarvoor de leerlingen ontbreken. De commissie stelt nu voor dat doel te bereiken door verhooging van de waarborgsom', en wel speciaal voor de kleinere scho'len. Wanneer een groote school gebouwd wordt, kan worden aangenomen dat de lokaliteit altijd wel noodig zal zijn, daar bij opheffing der bijzondere school toch voor de kinderen schooUo'kaiiteit moet bestaan. Wanneer een kleiae school gebouwd wordt, laat zich denken dat bij opheffing der school de kinderen in andere scholen kunnen worden 'ondergebracht en de gemeente op het gebouw belangrijk verlies lijdt. Welnu, zegt de Staatscommissie, verhoog dan de waarborgsom vo'or scholen met minder dan 150 leerlingen van vijftien ten honderd tot dertig ten honderd. Daarmede is men wel zeker, dat bij voortijdige opheffing der school de gemeente eerder geldelijk voordeel dan nadeel zal hebben. Daarmede is een zeer reëele waarborg verkregen, dat het vereischte aantal leerlingen werkelijk aanwezig zal zijn.

Het zou zich laten denken, dat de voorstanders der bijzondere school zouden zeggen: vtrij hebben liever die verhooging der waarborgsom niet; zg' zal ons moeite kosten; zij is een veel ernstiger bezwaar dan 't enkel verzamelen van handteekeningai van ouders op een verklaring. Daartegenover zouden voorstanders der openbare school kunnen zeggen: wij geven de voorkeur aan verhooging der waarborgsom: dat is een meer afdoende bescherming der gemeente tegen geldelijk nadeel en maakt het stichten van bijzondere scholen moeilijker. In de Staatscommissie werd echter juist omgekeerd geredeneerd. De oorzaak daarvan ligt hierin, dat in strijd met de oorspronkelijke bedoeling aan de handhaving der verklaring vastzit de beoordeeling 'der stichting van bijzondere scholen door de Overheid, de politieke schoolstrijd in den gemeenteraad'. Die verklaring moet, naar het oordeel der minderheid, de grondslag zijn waarop de teoordeeling der noodzakelijkheid eener bijzondere school van Over­heidswege zal plaats grijpen.

Daarom geldt het hier een levensbelang der Ijijzondere school. Met de grondwettelijke vrijheid van onderwijs strijdt het, wanneer de oprichting van eene bijzondere school zou worden verhinderd, om ­dat een Overheidsorgaan die school niet noodig acht.

Ook in onzen kring zie men toe, dat men aan zoodanige Overheidsimnenging geen voet geve. Menlate zich niet op een dwaalspoor brengen door de legende van de onnoodige schoolsplitsingen, die het onderwijs duur maken. D© Staatscommissie heeft daarnaar een onderzoek ingesteld, waaruit bleek, dat van onnoodige schoolsplitsing hoogstens in zeer enkele gevallen kan worden gesproken. Men late zich ook niet van het spoor brengen, wanneer men verneemt, dat hier of daar door een groep een school gesticht is, die een andere groep (missahien Uw eigen geestverwanten) voor oomoodig hield. Vrijheid van onderwijs brengt toch mee, dat ook bijzondere scholen kunnen bestaan, die gij of ik nietnoodig aphten.

De gemeente mag niet geldelijke schade lijden door stichting van schoollokaliteit, die niet gebruikt Wordt. om dat te voorkomen is een beoordeeling

van Overheidswege vaa de noddizakelijkheid van schoolstichting niet noodig.

De bekostiging vaii het bijzondere onderwijs is volgens de Grondwet een zaak van recht, en mag niet tot een onderwerp van politieleen strijd in den Raad worden gemaakt.

Het rapport der Staatscommissie handhaaft de vrijheid van onderwijs en beveiligt de geldmiddelen der gemeenten. Het voorstel der minderheid tast de vrijheid van onderwijs aan en is met de Grondwet in strijd.

Mr V. H. RUTGERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Het rapport dar Onderwijscommissie en onze scholen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's