GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Koninkrijk des Geluks.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Koninkrijk des Geluks.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

De verlossing der onderdanen ia het geiukskoninkrijk, waarvan Krishnamurti, 'de Messias der SteTorde, droomt, bestaat echt Boeddhistisch in een pantheïsme van het simpelst allooi. Zij w^il het individu, met zijn persoonlijkheid en eigen ontwikkeling, eenvo-udig oplossen in het Al. Haar zaligheid kan dus alleen gevonden worden langs den weg van zelfverlies, van uitvloeiing in het ééne Leven, dat zich in al het bestaande manifesteert.

Hoor maar wat de Ster-profeet leeraart: „Naar mate gij de volmaaktheid verwezenlijkt, en dat heilige der heiligen, waar de Waarheid vertoeft, binnentreedt, houdt gij gaandeweg op als een afgescheiden wezen te bestaan. Dit is de eenige Waarheid, dit is de eenige Geestelijkheid, dit is het" eenige Geluk, dat eenig menschelijk wezen kan vinden".

Is dit geluk voor sommigen of voor allen?

Ook op deze vraag verwaardigt de nieuwe ziener zich een antwoord te geven. „Ev is slechts één Tempel, één Lichtbrenger, één Wetgever, één Waarheid. Op deze wijze zullen wij allen op dezelfde plaats uitkomen, ook al gaan wij langs verschillende wegen, ook al moeten sonunigen van ons hulpbruggetjes gebruiken, anderen op krukken gaan, sommigen met bloedende voeten, en anderen met volmaakte lichamen, en een korter pad kiezende. Wij moeten allen eenmaal uitkomen waar HIJ onze eeuwige Metgezel w.ordt, waar geen aischeid of scheiding wezen zal, waar geen gevoel van eenzaamheid is, waar niemand zich ongelukkig gevoelt". Wie deze geheimzinnige „Hij" is, op wien Krishnaji hier doelt? Het antwoord te geven laat hij aan de beleefdheid zijner lezers over.

Het komen in het Koninkrijk des Geluks geeft echter volgens dit moderne Evangelie de allerhoogste bevrediging.

Daa, rom roept de moderne Messias aan het eind' van. ©en zijner toespraken uit: „Ik verzeker u, dak gij werkelijk levensvreugde vinden zult door dit Visioen van eeuwig geluk. Voor mij is het leven nu veel schooner dan ooit te voren, omdat ik voortdurend dit geluk in mij omdraag. Als gij dit Geluk bezit, hebt gij niets anders in uw leven noodig. Dan zijt ge geheel en al onafhankelijk. Dan zijt ge gelukkig zonder de verwikkelingen die aan het alledaagsch geluk onaischeidenlijk verbonden zijn. In u is dan do bron van alle geluk."

Op deze laatste woorden leg ik vollen nadruk.

Hier komt de droeve armoede van het nieuwe evangelie uit de schamele woordenlompen duidelijk voor den dag.

Gods Woord leert ons, dat in ons hart, zooals het van nature is, wel een bron is, maar een vuile brem. van troebel en bitter water.

En, dat het alleen van den Heere geldt, van den Eeuwiglevende: „Bij U, Heer, is de Levensbron".

Christus, de ware, de eenige, d'e van God gezonden Middelaar, kan zeggen: „Zoo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Wie van dit water gedronken heeft, zal niet dorsten in der eeuwigheid."

Maar deze fontein des heils wordt in het gelukskoninkrijk der Sterorde niet gevonden.

Als we nu dit moderne Koninkrijk des Geluks wat van meer nabij bezien, en het beschouwen bij het licht van het Woord Gods, dan kunnen we beginnen met drie dingen te constateeren:1. het IS geen koninkrijk; 2. er is^geen koning over, en er zijn geen onderdanen in; 3. het geeft ook geen geluk.

Het is geen koninkrijk. Als Christus van Zijn koninkrijk spreekt, en ons doet bidden: „Uw koninkrijk kome", dan is dit zeer reëel bedoeld. Dan zijn het Zijn onderdanen, die zoo mogen bidden'. Dan is er een wet en een geestelijke organisatie, een verband door God zelf gegeven in de geloofsgemeenschap aan den eenigen Zaligmaker. Wel is Zijn koninkrijk niet van deze aarde, maar het komt wel op aarde, als er menschen uit de heerschappij des duivels en der zonde worden verlost, en Christus als hun Heer en Heiland leeren belijden; als Sions kroost, met lofgejuich, zich voor zijn Koning buigt.

Maar in het Krishnaji-evangelie is het koninkrijk slechts een vage, uitgedoezelde, verre en vreemde gedachte, die elk verband met: ons bewustzijn mist. Eigenlijk is het een Nirwana, dus juist het omgekeerde van een koninkrijk. Louter een pantheïstische oplossing van al het bestaande, dus ook, javooral van den mensch, in het eeuwige niet, in het onbewuste; de groote grauwe zee, waar de afzonderlijke stroomen in uitmonden, en zichzelf in verliezen; deze alleen biedt de mogelijkheid vaii „zelfonttogenheid" en „zelfverlies", de twee gelukspolen van deze oud-heidensche, zoogenaamd nieuwe leer.

Als de moordenaar aan het kruis vraagt: „gedenk mijner als ge in uw koninkrijk zult gekomen zijn", dan denkt hij niet aan een vaag visioen, aan een schcone hersenschim. Hoe zou dit een moordenaar, die doodbloedend aan een folterhout hangt, kunnen troostai? Hij vraagt geen zelfverlies, maar in zijn schatting zal het reeds eeuwige winst voor hemi zijn als deze koning in zijn koninkrijk aan hem, ' wil denken. Al heeft hij aangaande den aard van dat rijk nog vage gedachten, het koninkrijk zelf is voor hem een werkelijkheid van de allereerste orde. Maar het nieuwe, Ommensche evangelie is zoo troosteloos arm. Het ontneemt zelfs aan het aardsche leven zijn glans, berooft het van zijn waarde, en geeft er niets voor in de plaats dan een zeepbel.

Zelfs blijkt het niet eens dat Krishnamurti persoonlijk aan het echt en objectief bestaan van het koninkrijk des geluks gelooft. En, wat heeft een mensch, die zekerheid verlangt ten opzichte van de vragen der eeuwigheid, aan een Visioen, een Verbeelding, een Gezicht?

Wie eeuwig geluk zoekt, laat zich niet troosten met wat in dit moderne evangelieboek heet: een Visioen van eeuwig geluk.

Had de verloren zoon genoeg aan een Visioen van het Vaderhuis? Maar dan was ook zijn terugkeer slechts visionair geweest, denkbeeldig, onwerkelijk.

„Ik heb — zoo schrijft de messias van de Sterorde — een overweldigend sterk verlangen dat gij het Koninkrijk van het Geluk met u mee zoudt dragen, hetzij het in uw verbeelding bestaat, of in de mijne".

Let hier op het woord verbeelding, gecombineerd met bestaan. .

Hier moet dus een mensch het gewicht der eeuwigheid ophangen aan het spinrag van meaxschelijke verbeelding.

Daar ligt tegelijk in, dat deze profeet niet durft te getuigen dat hij de waarheid spreekt, want de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat zijn belofterijk alleen in zijn verbeelding bestaat, en dus geen' reëel bestaan heeft.

Want wil men het woord verbeelden hier theosofisch duiden, het kan nooit een werking aangeven, die de grenzen van het intern© geestesleven van den mensch overschrijdt, en derhalve nimmer objectieve zekerheid bieden. Het is schouwend, nooit scheppend.

De waarachtige Christus der Schriften' weet dat hij ider waarheid getuigenis geeft, en dat, wat hij zegt, de waarheid is. Hij openbaart den naam des Vaders. Niemand heeft ooit God gezien, de eeniggebo-ren Zoon, die in den schoot des Vaders is, die heeft Hem ons verklaard.

Het koninkrijk van Ommen heeft dus geen ander bestand dan. in de vage verbeeldingswoorden, die de Droomer spreekt bij de opkrullende vlammen van het kampvuur. Als de woorden vervloeid zijii in de lucht, en verneveld in de herinnering der hoorders, dan blijft er evenveel van over, als van de eiken blokken in het uitgedoofde vuur: een handvol asch.

Het koninkrijk van dit Geluk is niets anders dan een luchtspiegeling in de heete, bronnenlooze woestijn.

Dit koninkrijk mist verder wat als integreeread bestanddeel van een koninkrijk wel allereerst genoemd moet worden: een koning.

Het is een koninkrijk zonder koning!

De naam van God wordt er niet in genoemd; in dezen zin des woords is het dus volstrekt atheïstisch. Het geloof aan een persoonlijk, zelfbewust God wordt er in gemist. Een koning regeert, maar dit koninkrijk schijnt op anarchie, op regeeringloosheid gegrond te zijn. Alleen donkere, ongekende machten heerschen er, met den blinden, a-logischen, wil van het noodlot. Hier is immers de passiviteit van het Boeddhisme; de wet van fatum en karma.

Dus evenmin een Schepper als een Wetgever; geen Rechter en geen Gericht.

Eigenlijk is het lied van Ommen de hoonroep tegen Christus: „wij willen niet, dat deze over ons Koning zij".

Een koninkrijk zonder koning is een hemel zonder God, een Heelal zonder Heerscher, een wereld zonder gerechtigheid.

Verder worden in dit koninkrijk ook eigenlijk geen onderdanen gevonden. Geen zelfbewuste^ toegewijde, gehoorzame onderdanen, die in. de geestelijke organisatie ingelijfd zijn, en er in leven.

Want terwijl volgens Krishnaji ieder mensch zelf een koninkrijk moet scheppen en zijn gedroomd rijk dus veeleer aan een conglomeraat dan aan een organisch geheel doet denken, de samenstellende deelen zijn echter bestemd om in het niet te verzinken. Want alleen door zelfverlies kan men in het Koninkrijk komen.

Nu kan men zeggen: in zekeren zin leert dit ook het christendom.

Wij moeten onszelf verliezen, zeker, maar om in Christus gevonden te worden. We moeten sterven aan onszelf, maax om in Hem te leven.

De genade schenkt juist de opheffing, verlossing, loutering der persoonlijkheid, nooit haar vernietiging, ontbinding of verdwijning.

Bij Krishnamurti is het absolute zelfverlies zonder iets anders te vinden, of door een ander gevonden te worden. Daar is het hoogst© verlangen het opgelost worden in het Al-leven, het ophouden van het individuëele. Zijn evangelie predikt geen wedergeboorte, maar vernietiging. Zij belooft niets anders dan de verwoesting, het verdterf, de dood der persoonlijkheid. Deze wordt' in factoren ontbonden', en de verkregen gelallen worden eenvoudig Qpgetel'd bij het groote eindcijfer van al het bestaand©.

De Heilige Schrift daarentegen leert ons hoe het geloof juist geeft het herstel der persoonlijkheid, en, de voUe ontplooiing van de in haar schuilend© mogelijkheden. Dit zal ook de volle vreugd van het eeuwige leven zijn, dat niet de wet der strakke eenvormigheid, maar die der rijke veelvoudigheid heerscht. Petrus wordt nooit een Johannes, en Johannes evenmin een Paulus. Ze vloeien met hun bijzonider ik niet uit in ©en zee van zijn. Zij bMjven, die ze zijn, maar zondeloos en gelouterd^, en met de voUe mogelijkheid van d'e hoogste expansie. Al hun gaven en krachten zullen wordeaa opgevoerd tot de sterkste spanning. AUe ingeschapen mogelijkheden worden werkelijkheid.

Het evangelie van Ommen predikt een hopeloos wegzinken in den alverslindenden stroom, niet een behouden worden door redding en verlossing.

Geen hand die den moeden drenkeling aangrijpt en optrekt.

Zelfs geen eigen zwemslag die tegen den zuigenden dood inworstelt.

Doch een. zich willoos werpen in de draaikolk. Overgave, niet aan God, maar aan den dood.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Koninkrijk des Geluks.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's