GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Evangelisatie-motieven uit de werken van Mevrouw Bosboom-Toussaint.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Evangelisatie-motieven uit de werken van Mevrouw Bosboom-Toussaint.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

De elscb der liekeeriDg afgewezen.

II.

Het aangrijpend motief, dat in de laatste ontmoeting van Ada Rueel en de Mauide met scherppsychologisch© ontleding door Mevrouw Bosboom-Toussaint wordt geteekend, is: het beslist afwijzen van den eisch der bekeering, door een adellijk jonkman, die vol idealen nog aan den. ingang van het leven staat, maar op het schavot moest sterven. De eisch der bekeering wordt dus afgewezen in het gezicht van den dood. Afgewezen, ofschoon er met den teedersten drang op werd aangedrongen door een geliefde, die er' ©en schier boven haar vermogen zwaren gang voor had gedaan.

De ter dood veroordeelde toont, dat ook in wereldsche menschen berouw over een zondige daad kan zijn, maar het is een droefheid die verbittert in plaats van te verootmoedigen. Als hij beleed schuldig te zijn, kwam dat geenszins voort uit besef van zonde. Hij durfde verklaren, tegen God geen schuld te hebben. Alleen maar ten opzicht© van de menschen had hij misdaan. En dan betuigt hij daarvan: „Ik heb nooit gemeend, zoo iets schuldigs te doen", alsof ten dezen het criterimn lag in eigen meenen en bedoelen. Bij al zijn vertwijfeling en kille smart valt niet d© minste verbreking des harten te bespeuren. Het gaat den zondigen mensch steeds als Naaman den S> riër, van wien het karaltteristieke woord staat geschreven: „Ik zeide bij mijzelf". De Mauide, in plaats van ootmoedig bekentenis te doen voor God, redeneerde maar al in zichzelf. Hij troostte er zich mede, dat hij noch spotter, noch huichelaar was. 't Was met hem volstrekt ook niet erger gesteld, dan met anderen van zijn leeftijd. Insteê van het oog naar 'binnen te richten, slaat hij den blik in de wijdte. Zoolang de werking des Heiligen Geestes den mensch niet ontdekt aan zichzelf, niet van zonde overtuigt, is hij altijd geneigd, door vergelijking met anderen zichzelf vrij te pleiten.

Ada Rueel deed ongetwijfeld wél met ook aan dezen voor eiken geestelijken indruk totaal onvatbare den eisch der bekeering te stellen. Want deze onafwijsbare eisch Gods blijft te allen tijde ten opzichte van alle menschen onverminderd gelden. Nooit en tegenover niemand kan deze wegvallen.

Al houdt de bekeering verband met 's menschen wil, toch staat zij, als hij er niet door den Heiligen Geest toe bewrocht wordt, volstrekt 'buiten zijn vermogen. De mensch wil en kan van nature zich niet bekeeren. Herhaaldelijk is het óns in het gesprek ronduit toegevoegd: „tk wil niet vroom zijn, ik wil mij niet bekeerenI" En toen ik opmerkte : „En toch móét het, of gij zult voor eeuwig verloren gaan" (want hier moest de sclierpste pijl van den boog af!) kreeg ik de ontzettende uitspraak te hooren: „Dan moet ik maar voor eeuwig verloren gaan!" En lachend liep hij weg.

Ofsthoon de roepstem ter bekeering den onwedergeborene nimmer tot bekeering kan leiden, moet evenwel de eisch daartoe onverminderd tot hem uitgaan. En zulks met het groote doel, zijn schuld en verantwoordelijkheid voor God met nadruk te doen uitkoanen. Overeenkomstig het heilig recht Gods móét elk zondaar zich bekeeren. En dat we] onverwijld. Niet alleen omdat hij elk uur sterven kan en zijn lot dan voor eeuwig beslist is, maar in de eerste plaats, omdat de zoudaar, die zich niet bekeert, het strenge recht Gods schendt en de allerhoogste Majesteit hoont. Zich niet bekeeren, is moedwillig verharden in ongeloof, zonde ©n dood.

Wie zegt, dat het uitdragen van het bevel Gods: Bekeer u! toch niet helpt of slechts de schuld van den zondaar verzwaart, staat een valsche weekhartigheid voor, die niet de liefde tot God, maar de liefde tot den naaste vooropstelt. Rusteloos moet bij de Evangelisatie tot allen de roepstem tot bekeering uitgaan'. Daardoor wordt de mensch voor

God geplaatst. Het werpt, of hij het gelooren wil, al daa niet, het heilig recht des Heeren hem op de consciëntie, opdat het besef van schuld en het gevoel van verantwoordelijkheid gewekt worde, bij wien het zedelijk leven weg is, of slaapt of met opzet het zwijgen werd opgelegd.

Het is niet waar, dat het stellen van den eisch des geloofs en der bekeering aan den zondaar even vruchteloos zou zijn als het spreken tot de dooden op het kerkhof. Wie dat meent, vergeet, dat de mensch een redelijk en voor zijn doen verantwoordelijk schepsel is. De opwekkingen en vermaningen, die in overeenstemming zijn met het in den zondaar-overgebleven natuurlicht, zijn met de leer der vrije genade geenszins in strijd.

Wanneer wij in het werk der Evaxtgelisati© spreken met wie de zonde en de wereld dienen, doen wij dat niet in de verwachting, hen daardoor te zullen bewegen tot bekeering. Wij doen het in gehoorzaamheid aan het stellig gebod Gods. En d© Heere leert hen, die geloovig en biddend dat werk verrichten, w a t en h O' e zij tot hen spreken zullen. Hij onderwijst hen om die menschen op hmi zwakste punten aan te vallen; hun geweten te treffen; hun voor te houden den schrik des Heeren en Zijn teedere ohtfermingen in Christus; om 'hun te vragen: wat vrucht zij in den dienst der zonde vinden; of zij niet een Zaligmaker noodig hebben, geen erbarming behoeven; hun in gedachten te brengen de zekerheid van den naderenden dood, van het toeko^mende oordeel en van de eeuwige rampzaligheid. De belofte Gods strekt tot waarborg er van, dat dit niet ijdel zal zijn. 't Is met de Evangelisatie als met het vuur. Het verlicht on verwarmt of het verzengt en verteert. Christus is gesteld niet slechts ter opstanding, maar ook ten val.

Ada Rueel wees op 't aanbod des heils en daarnaast stond de vordering der bekeering. Ofschoon dit in de vurige en liefdevolle begeerte van haar hart tot het behoud van den ongelukkigem de Maulde zich Jaat veirklaren, is het toch de omgekeerde orde. Wie zijn krankheid niet erkent, zal geen behoefte gevoelen aan den geneesheer. Medicijnen zijn alleen begeerlijk voor wie ziek is. De eisch der bekeering moet voorop, deze zal door de verlichtende werking des Geestes de behoefte aan verlossing, aan heil en genade wekken. Maar tot den natuurlijken mensch bij de Evangelisatie te beginnen met de verklaring: Christus is ook voor "u gestorven, is een averechtsche manier van handelen. Zulk een betuiging vindt bij hem niet den minsten weerklank. Wie zichzelf geen verloren zondaar gevoelt, zal nooit uitzien naar verlossing. Voor hem is het aanbod van genade veeleer eem beleediging dan een troost.

Als Ada door den drang der Christelijke liefde en barmhartigheid tot de Maulde spreekt over wat zijn eeuwig zielsbelang raakt, wordt hij daardoor niet beschaamd en ontroerd. Integendeel, hij orgert er zich aan en vindt het wreed van haar, dat zij hem in zijn laatste uren nog komt verontrusten.

Welk een ontzettend contrast is het, dat de man, die zoo pertinent durfde verklaren geen schuld tegenover God te hebben, nog spreekt en hoopt op Gods goedertierenheid, en het hard vinden zou, zoo hij daarvan uitgesloten moest wezen. Wie meent, geen zonde tegen 'God t© hebben misdreven, behoeft ook niet op Gods barmhartigheid en lankmoedigheid te hopen. En toch is het beroep op de Goddelijke barmhartigheid een telkens voorko'mend verschijnsel. Maar het is niets dan een vruchtelooze poging om zich zelf ten koste van het heilig recht ; p-ods te handhaven, 't Is een bewijs, dat de mensch in den weg der ontdekking het uit zichzelf nooit aan God gewonnen zal geven. Zonder het gebed om Gods genade in Christus is het beroep op Gods barmhartigheid ten eenenmale onrechtmatig. Wi© het doen durft, zal ondervinden, dat hij met de hand in het vuur grijpt. Want God is wèl barmhartig, maar Hij is ook en zelfs allereerst rechtvaardig. Zonder voldoening aan Gods heilig recht kan van een beroep op de ondoorgrondelijke barmhartigheden des Heeren geen sprake zijn.

Zoo men nu vraagt, wat den arbeider in de Evangelisatie overblijft, wanneer al zijn woorden spottend wederstaan worden? dan geeft Ada Rueel het goede antwoord. Niets anders nX dan "heen to gaan, en den ongelukkige biddend Gode op te dragen of Hij zich nog in genade over hem ontfermen mocht. Voor die bede blijft altijd plaats over, wijl men toch nooit weten kan of in de laatste ure nog niet een zucht uit het diepst der ziel tot God i.s opgegaan. Daarom behoeven wij nooit te vertwijfelen. Als wij onzen plicht en onze roeping naar vermogen hebben gedaan, zij voorts al het andere Gode overgelaten.

Eindelijk blijkt in Ada Rueel, dat de arbeider in de Evangelisatie moet weten zichzelf te verloochenen, moet weten te verdragen, bereid moet zijn tot offeren. En in menig geval zal hij zich krachtig uitspreken juist door te zw; ijgen. Door de werking des Heiligen Geestes moet hij machtig zijn om lief te hebben voor twee.

J. P. TAZELAAR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Evangelisatie-motieven uit de werken van Mevrouw Bosboom-Toussaint.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's