GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een huldiging van tijdgenooten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een huldiging van tijdgenooten.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De grootsche viering van de Oranje-herdenking, die deze week in de Prinoestad heeft plaats gehad, brengt in herinnering een hulde-betooging, die in zijn eigen tijd aan den P'rins is gebracht door de burgers van Gent.

Na zijn jeugdtijd aan het Brusselsche hof heeft de P'rins niet vele feestelijke dagen meer gekend: zorgen en zwarigheden wierpen later bijna altijd hun zwarte schaduwen over zijn levensweg. Maar in de Decembermaand van 1579 is hij het gevierde middelpunt geweest van een feestelijkheid, die de Gentenaren hem bereidden bij gelegenheid van zijn komst in hun stad.

Het was in den tijd van 's Prinsen grootste politieke actie.

Sedert het najaar van 1576, toen de Pacificatie van Gent den Prins gemaakt had tot de centrale figuur van de beweging in de Zuidelijke Nederlanden, werden door de Katholieke edelen pogingen gedaan, om zijn groeienden invloed tegen te gaan. Wel stonden ook zij wantrouwend tegenover Don Juan, den Spaanschen landvoogd, maar evenzeer ontrustte hen de toenemende populariteit van den Galvinistischen Prins van Oranje. Terwijl deze in nauw contact stond met de Brusselsche burgerij en door hun leiders, de z.g. Achttienen tot ruwaard van Braband werd benoemd, zochten de Katholieke groeten verband met aartshertog Matthias van Oostenrijk en probeerden ze in Vlaanderen diens verkiezing tot landvoogd door te zetten. De hertog van Aerschot, gouverneur van Vlaanderen, was te dien einde naar Gent gereisd.

Werkelijk gelukte het hem, Matthias door de Staten van Vlaanderen te doen erkennen. Maar tegen deze geste keerde zich het volk van Gent. Onder leiding van Hembyze, den heer van Rijhove (= Francois van Kéthulle), Megem, Heiman, Haweel e.a. verhief zich een felle oppositie', die herstel van de indertijd verbeurd-verklaarde privilegiën eischte en invloed van de burgerij op het stadsbestuur. De weigering van Aerschot en de staten deed de ontevredenheid groeien en verwekfe! een sentiment van opstandigheid. iis

Onder deze situatie ging Rijnove naar den Prinsö die te Antwerpen vertoefdej om zijn advies in t< winnen. Rijhove wilde een volksbeweging uitlokken de tegenstanders gevangen nemen en den Pïins d' leiding over de stad toevertrouwen. De geschied, schrijver Van Meteren vertelt uitvoerig het ver loop van die onderhandelingen i). Hij geeft de dooi Blok 2) e.a. gesteunde voorstelling, dat de Piins officieel met Rijhoves plannen zich niet wilde inlaten, maar door middel van Marnix hem deec verstaan, dat een poging in die richting te wagen zou zijn. Hoe het zij, Rijhove tastte door ©n wisi in deii nacht van 28 Oct. 1577 de stad Gent in oproer te brengen, Aerschot en vele anderen in arrest te stellen — onder hen ook de bewerkers van Matthias' verkiezing — en zich, in afwachting van 's Prinsen komst, tot leider te doen uitroepen; Het duurde, door allerlei politieke oorzaak, lang, eer de Prins zich naar Gent kon begeven. Eenerzijds geneigd de Gentenaren te steunen, wilde hijj^ aan den anderen kant zijn politiek© bemoeiingen niet in gevaar brengen, door zich in een opstandige actie te mengen en zoo bleef hij tot het einde van 1577 te Brussel (of Antwerpen), stuur gevend aan de verhoudingen, die door Matthias' komst (in Oct. 1577) nog meer verwikkeld waren geworden.

Eerst tegen het ©inde van December kon de Prins naar Gent gaan en het is die „incomste" op den 29 Dec. 15/7, die de feestelijkheid is, welke ik'i boven bedoelde.

Met groot enthousiasme werd de Prins binnengehaald. Een luisterrijke stoet haalde hem ter Dompoort in en langs den weg, dien hij door d© stad te volgen had, werd hij overal spontaan toegejuicht. Op verschillende plaatsen waren openluchttheaters opgesteld, waar symbolische voorstellingen werden gegeven, die den Prins huldigden als den Machabeer, den bevrijder en verlosser, rede-• voeringen werden gehouden, „welcoemsf'-dichten gereciteerd — 'twas ©en feestelijkheid, die Van . Meteren met het veelzeggende „heerlijk" be-> stempelt.

Tot de bijdragen, die de Gentsche rederijkerskamers leverden aan de huldebetooging, beboort . ook een welcomst-dicht, dat ons in zijn geheel •• is bewaard.

't Is een vers in den gewonen rederijkersvorm: dien van het refrein. Zulk een refrein of refereyn bestond uit een aantal strophen, die all© eindigden met denzelfden regel, den „stokregel". Deze , stok, waaraan het refrein als een vlag opgehangen was, gaf het thema, den hoofdinhoud, aan van bet geheel =*) en naar dien stok werd het refrein genoemd. De stok van het bedoelde refrein (dat misschien gedicht was door den bekenden schilderdichter Lucas d'Heere*) luidd©:

„Weest willecom, Edel Prince, binnen dezer steden. Die in sHeeren naera comt, als een vorst van vreden",

en van deze kerngedachte was het refrein uitwerking. de

't Is dit merkwaardige welcomstdicht, dat ik in ons Oranje-nummer onder de aandacht van onze lezers wil brengen, merkwaardig, oandat het zoo duidelijk doet uitkomen wat de feestende burgers van Gent in den Prins zagen.

In de lezing van het „Geuzenliedboek" het aldus: luidt

Hoochgeboren vroom Vorst, het is claer en waerachtich So ons de Heer almachtich niet selve had bygestaen, De wreede vyanden, bloetgierich, en crachtich, Hadden haren moetwille met ons ghedaen: Maer Godt heeft onse cause ghenomen aen ^) Verweckende uwer Vorstelicke ghenaden, Die noyt slants welvaren en zijt algegaen"), IMaer altijts ghevoordert') met wercken en daden: Daerom zijn cock lieflick uwe voetpaden, Alle vreedsame in u teghenwoordicheydt verblijden^): Al zijnder eenighe die u soecken te beschaden, Godt sal uwe Ghenade ghenadlich bevrijden Tot zijnder eere, en t' onsen trooste tallen tijden, Ghelijck hij ghedaen tot den dage van heden, Dies wy vrymoedich met der herten belijden: Weest willecom Edel Prince binnen deser steden, Die in 'sHeeren naem comt, als een Vorst van vreden.

Een vreedsaem Vorst waert ghy van over veel Jaren, Tot sLants welvaren altijt constant ghebleven^), Die om de gerechticheyt quaemt int beswaren, Jae, daerom uut den Lande tonrechte waert verdreven: Doen ghy mocht in rusten ghemackelyck leven, Gheen ghebreck hebbende van goet oft ghelt, Hebt ghy lijf en goet voor t' Vaderlandt ghegheven, En u met veel swaricheyts begheven int velt, Om te wederstaen het Spaensche ghewelt. Met verraders ghequelt van buyten en van binnen IVlaer hoeseer datmen hem'^") teghen u heeft ghestelt, Vlctorieuselijck sietmen u overwinnen, Daer van wy Godt dancken met hert en sinnen, En u, dat ghy soo veele voor tLandt hebt gheleden: Dus spreken wij, en* al die u met herten beminnen: Weest willecom Edel Prince binnen deser steden. Die in sHeeren naem comt, als een Vorst van vredeii; .

Inden name des Heeren, dit moet elek weten, Sijt ghy opgheseten ^^) om te commen in tLandt, En u soo wel Godtsalich hebt ghequeten Alsmen oyt van eenich Vorst gheschreven vandt, Nietteghenstaende al het groot wederstandt. Dat tonrechte teghen u is opgheresen

^30 V'Hebt ghy gheensins ghesocht U te wreken, want \Voor quaet hebt ghy ons goet wederom bewesen. ^ Daerom prijsen wy uwe vromieheyt in desen, ' En willen u voorts by blijven tot der doot, 1 Gheensins meer lijden ^'^) dat ghy wordt mispresen, ! Want ghy betoont ons te sijne een vrient inden noot: \Wy haten de verraders met al haer exploot^") /^Dle noch seer vele alomme tLandt betreden, Maer roepen tot u in oprechter liefden groot: • Weest wiilecom Edel Prince binnen onser steden, Die in sHeeren naem comt, als een Vorst van vreden.

Den alderhoochsten Prince machtich en rechtveerdich Beware u volheerlick, in zijn Godlicke wegen, Op dat ghy moecht mereken hoe costelic en weerdich '.• Eenen schat en weldaet ghy van Godt hebt vercregen, > , Wanneer u schier de gantsche Weerelt was teghen, ' Heeft u den Almachtighen ghenomen in beboet, . Soo dat al u vyanden, hoe groot sy waren bedeghen "), U nu moeten bidden en vallen te voet. > Dits geen menschen were, maer God, die sulex door 'i [u doet.

t En regeert alle dinck nae^^) zijn welbehagen: • Daerom suit ghy ook met eenen cloecken moet : .|! Gods lof vercondighen tot allen daghen, I En zijn eere op het hoochste helpen vooren draghen Dat zijnen grooten Naem mach worden beleden, Ende ooc aengebeden: dus wy, als voren, gewaghon Weest thien-duysenttout wiilecom in onser steden, . Die in sHeeren naem comt, als een Vorst van vreden.

, .i Merkwaardig noemde ik dit gedicht, omdat het zoo duidelijk doet uitkomen, wat de feestende burgers in den Prins zagen.

• Allereerst: hun helper; de dichter zegt het in z'n eerste strophe: als de Prins er niet was ge-.weest, dan zouden de vijanden hen hebben overmocht. Dan: hun belangelooze helper; ballingschap, verlies van geld en goed, vermoeienis en ontbering , van veldtochten, tegenstand van buiten en uit eigen kring, heeft hij voor hen overgehad. Verder: 'hun vriendelijke helper; ondanks veler tegenwerking is hij niet haatdragend, maar vergevensgezind, : vergeldend kwaad met goed. Maar allermeest: hun ; van God gezonden helper; „dits geen menschen-\ were, maar Godt, die sulcx door u doet". God • heeft hem verwekt, bekwaamd, bewaard, en dat, , om door hem Zijn lot te doen verkondigen en Zijn ., Naam te doen belijden.

I D© tijdgenooten, wier woordvoerder deze dichter , was, hebben dus de beteekenis van den Pïins vol-. komen verstaan niet alleen, maar hebben hem ook ! al gezien, wat hij in het licht der historie is, als ' instrament in Gods hand, werkende Gods werk ' in Gods kracht.


') E. van Meteren, Historie van de oorlogen en geschiedenissen der Nederlanden en derzelver naburen, III, pag. 46 vlgg.

') Dr P. J. Blok, Gesch. v. h. Nederl. Volk, dl. II, p. 140 vlgg.

") vgl. Dr J. te Winkel, Ontwikkelingsgang der Nederl. Letterk., I, pag. 205.

' ') vgl. Het Geuzenliedboek (naar de oude drukken uit de nalatenschap van Dr E. T. Kuiper, uitgeg. door Dr P. Leen-1 dertz Jr., twee deelen, Zutphen, W. J. Thieme & Cie, 1924/25), deel I, no. 131, noot.

") heeft zicii onze zaak ter harte genomen.

") die nooit.... uit het oog verloren hebt.

') bevorderd.

*) allen, die den vrede begeeren, verblijden zich....

") steeds op.... bedacht.

") Zich.

"^i n.l. te paard.

\ > ') dulden.

; I '') hier: redeneeringen en contra-argumenten.

'' ") hier; hoe groot zij ook in kracht waren.

'") naar.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1933

De Reformatie | 10 Pagina's

Een huldiging van tijdgenooten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1933

De Reformatie | 10 Pagina's