GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De plaats van den christen in dezen tijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van den christen in dezen tijd.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

V. (Slot.)

Evenals Jesaia heeft ook de Christen van dezen lijd als kind van zijn tijd te belijden als een onreine te wonen „in het midden eens volks, dat onrein van lippen is" (Jes. 6:5).

Die eisch echter is en blijft: Een iegelijk, die den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid" (2 Tim. 2:19b).

Ons past dus allerminst een hooghartig veroordeelen zonder meer van den geest onzer eeuw, alsof wij slechts afkeurende toeschouwers en niet veeleer mede-schuldig zouden zijn!

Niet, dat die houding aiel gevonden wordt; ja, wij neigen er gemakkelijk en gaarne toe.

Het is de fout, ja de zonde van het separatisme, dat in wortel en vrucht farizeeuwsch is. s^)

Wij herinnerden reeds eerder aan de roerende gebedsklacht van den profeet (Jes. 63:17): Heere, waarom doet Gij ons van Uwe wegen dwalen, waarom verstekt Gij ons hart, dat wij U niet vreezen? " Hier beluistert ge geen separatisme; geen eigengerechtig beschuldigen van anderen, terwijl men vanuit de hoogte van eigen vroomheid laag op dezen neerziet! Neen: ns — ons — wij!

Deze merkwaardige woci'den, die oppervlakkig aangehoord wel een verontschuldiging schijnen, houden in werkelijkheid boetvaardige zelfbeschuldiging in: de bidder weet zich één met zijn schuldige volk; vreest voor hen en dus ook voor zichzelf het oordeel der verharding!

Heere der heirscharen! Breng ons weder!

Immers moest het zóó zijn, dat temidden van een stuurloos, uit zijn evenwicht geslagen geslacht de Christen kon zeggen: „Zie op ons", en dat ook degenen, die „buiten zijn", konden zien, dat zij met Jezus geweest waren — in Zijn gemeenschap, uit de volheid Zijner genade levend!

Wordt dat nog wel gezien?

Neen, wij willen niet voorbijzien, dat ze nog wel gevonden warden, zulke levende getuigen, doch — is het niet te weinig regel en te veel uitzondering?

Iets anders is er, dat helaas duidelijk geconstateerd moet worden: dat de geest van den tijd ook in onze kringen zijn duizenden zoo niet meerderen verslaat!

Wij spraken over de moderne huwelijks-en ^ezinsbeschouwiugen. Moest ook in Christelijken kring niet worden getoornd tegen „zelfvertering", omdat neo-malthusiauislische opvattingen en practijken besmettend bleken gewerkt te hebben? Waarom zouden wij sleclits vaag aanduiden?

In December 1932 verscheen van de hand van Ds F. Tollenaar, Geref. predikant te Den Helder, een populaire brochure onder den titel „Het erfdeel des Heeren".

In zijn „Woord Vooraf' begint de schrijver met deze woerden: „Men kan zijn oogen in onze dagen niet meer sluiten voor het feit, dat het Neo-Mal-Ihusianisme geweldige vorderingen maakt. Ook in de positief Christelijke kringen wordt een stille, maar niettemin hardnekkige propaganda gevoerd voor dit stelsel." Terecht wordt van een zonde in deze gesproken, die „aan het geloofsleven ontzaglijke schade toebrengt." Op bïadz. 11 worden cijfers genoemd. Ontleend zijn deze aan een onderzoek door den Rolterdamschen medicus Dr Sanders, ingesteld over plm. 25.000 gezinnen gedurende de laatste 50 jaar. Het aantal geboorten blijkt wel sterk teruggeloopen te zijn, doch het pijnlij'kste is wel, dat de godsdienstige overtuiging weinig van invloed schijnt te zijn. „De invloed van de Kerk houdt op aan den drempel van de slaapkamer", aldus Dr Sanders.

We nemen enkele cijfers over: Sedert 1879 tot 1928 is er bij de Roomschen een daling te constateeren van 70 pCt. 't Verwondert u wellicht. Uw verwondering zal klimmen tot verbazing zoo niet lot verbijstering: in „Hervormde kringen" een daling van 77 pCt.; tenslotte „bij de Calvinisten ook een achteruitgang van 70 pCt." Waar gaat dat heen? Liever: waar zijn we reeds beland?

Ge staart nog op die cijfers, die nog vra_gen genoeg doen rijzen. Er zijn bezwaren: „Hervormde kringen" is in deze materie al even weinig zeggend als wanneer ook; en wie zijn hier precies „de Calvinisten" ?

'k Ben zoo vrij geweest den schrijver hiernaar te vragen en deze was zoo vriendelijk mij onmiddellijk in te lichten. Dr Sanders heeft hier onder Calvinisten begrepen: Gereformeerden, Christelijke Gereformeerden, Oud Gereformeerden en nog enkele kleinere groepen. Letterlijk schreef Ds Tollenaar mij: „Uw bezwaar, dat die cijfers voor de Hervormden weinig zeggen, hebben de Gereformeerden aangevoerd voor de groep „Calvinisten" en de Roomschen hebben heftig geprotesteerd, dat onder hun rubriek ook afvalligen worden gerekend. Intusschen de daling van het geboortecijfer gaat door, maar niet één gi-oep neemt de verantwoordelijkheid op zich".

Helaas! Droeve verachtering!

O, wij weten, dat veler moeilijkheden en zorgen groot zijn, maar als iemand waarlijk Christen is, dan ziet hij het huwelijk nog steeds in het licht van ons oude huwelijksformulier, dat wel verre van verouderd te zijn juist up to date is en wegen ter genezing aanwijst, omdat het de Wiaarheid Gods tot achtergrond heeft.

Dan wordt er geloofd, dat God de gehuwden altijd zal bijslaan, „ook wanneer men zulks allerminst verwacht". Het Christelijk huwelijk heeft hechter fundament dan het humanistisch-romanlische van liefde-zonder-meer; het Christelijk huwelijk, dat de crises, die in elk huwelijksleven ontslaan, alleen kan overwinnen.

Huwelijk en gezin! Deze beide pijlers van ons maatschappelijk leven worden ernstig bedreigd.*")

Wij herinnerden u reeds aan de poging van het Bolsjewisme om het gezinsleven radicaal te verwoesten en uit te roeien. De gevolgen blijven in Rusland dan ook niet uit. Calvijn zeide niet teveel in zijn krasse uitspraak: „Denk U hel huwelijk en het gezin weg en de wereld verandert in een beestenstal".

Vergelen wij niet, dat de mensch der zonde, als hij zich uitleefl in brutaal vertrappen van Gods ordinantiën, vaak beneden het dierlijke wegzinkt!

Deze aanval is wel de meest openlijke doch zeker niet de gevaarlijkste. De geheele ontwikkeling der laatste decenniën bevat meerdere factoren, die zooal niet direct ontbindend, toch losrafelend inwerkten op den gezinsband. Ook in Christelijken kring werd dit vaak niet duidelijk genoeg ingezien; dus werden de gevaren onderschat.

Wat was in de dagen van den schoolstrijd de band innig tusschen gezin en Chr. School I Dit was in beider belang. Sinds de z.g. „gelijkstelling" is er. in dit opzicht veel veranderd, doch niet vertrcterd.^ Integendeel 1*1)

Gezin en school komen steeds losser naast elkan-' der te slaan en het is een ernstige verwaarloozing, van de gezinstaaii als te veel aan de school wordl overgelaten, alsof in de derde vraag bij den Heiligen Doop enkel gesproken wordt van „te doen, (en te helpen) onderwijzen" en niet allereerst ook het j, naar vermogen onderwijzen" der ouders ge^ eischt wordt.

Hoe komt het, dat ondanks het Christelijk On^, derwijs de Bijbelkennis bij vele catechisanten veel, soms ontstellend voel te wenschen overlaat? Een vergrijsde collega gaf mij eens dit antwoord: „Het wordt in de gezinnen niel onderhouden". Christelijke School, Zondagsschcol, Knapen-, Jongelings-, Meisjesvereenigingen — uitnemend, doch zij ontslaan het gezin niet van zijn taak en roeping!

In een maatschappij, waarin het gezinsleven, bedreigd wordl, heeft de Christen niet het minst ook in zijn gezinsleven te getuigen — te getuigen als steeds door woord en daad!

Hel Christelijk gezin versta zijn dure roeping, ; allej'eersl tegenover zichzelf (d.i. tegenover de eigen" leden) doch ook tegenover de wereld, in welker midden het tot openbaring heeft te komen.

Het Christelijk gezin. *2) Met deze aanduiding wordt niel steeds hetzelfde bedoeld.

Kuyper''^) maakt deze onderscheiding: „Het (huisgezin) is Christelijk in tegenstelling met het heidensche Gezin, zoo het leeft naar de gezins^ wet en gezinsusantie, die in Christelijke landen ten regel zijn gesteld. Het is Christelijk in tegenstelling met het wereldsche Gezin, zoo er gemeenschappelijke vereering van God in Christus onder de leiding van hel Gezinshoofd als Gezinspriester plaats grijpt. Maar Christelijk in geestelijken zin is het in tegenstelling met het doodorlhodoxe Gezin dan eerst, als de Geest des Heeren in alle levensbetrekkingen doordringt en de liefde Chrisli heel het samenleven doorademt". In dit laatste geval worden de verhoudingen in den familiekring geadeld en geheiligd door het zout des Evangelies en komt de heerlijkheid van het gezinsleven aan den dag.

Wel is het gezin scheppingsordinantie, doch het is door de zonde aangetast en alleen door de Gemeene Gratie voor algeheele vernieling bewaard. **) In deze blijkt echter als op ieder terrein, dat dp bijzondere genade in beginsel herstelt en tot ont plooiing brengt, wat met de schepping door God gegeven werd.

Onze bede zij, dat zulks juist in onzen tijd overvloediger het geval worde!

Uil zulke gezinnen worden als uit gezondrgemaakle cellen Kerk, Slaat en Maatschappij gebouwd.

Van communistisch standpunt is het volkomen logisch, dat men het „burgerlijke" gezin vernietigen wiH=); in hun staatsvorm past geen verband, dat souvereiniteil in eigen kring eischen moet krachtens zijn aard en wezen. Het commu-

nisme vernietigt de persoonlij Icheid, wil de uniforme niassa-mensch. Doch geheel onjuist is, als soms beweerd wordt, dat het gezin feitelijk egoïsten kweekt; onsociale wezens! Egoïst behoeft de mensch, die zondaar is, niet gemaakt te worden. Zeker het gezin is als een huis: een afgesloten ruimte, doch niet zonder deuren en ramen! Een gezond Christelijk gezinsleven zal zaden van Godsvrucht zaaien en daardoor juist het egoïsme bestrijden; er wordt samenleven geleerd; dienen; buigen onder tucht!

Nog steeds geldt voor ieder ten-ein des levens:

„Hij, die op U vertrouwt Uw wetten onderhoudt Vindt daarin groeien loon". (Ps. 19.)

Daarom: noodig èn hier èn overal is, dat de ordeningen Gods worden erkend, beleden en beleefd.

Gods Woord blijve de norm en niet de daad van de „vrije scheppende persoonlijkheid" van den fascist. Al komt men dan op maatschappelijk terrein b.v. soms tot het aanprijzen van dezelfde maatregelen tegen hel bederf onzer dagen, het beginsel is toch anders. De Christen beseffe in het diepst zijner ziel, dat hij verantwoordelij'k ambtsdrager is, gebonden aan Gods wet.

Niet de mythe, doch de waarheid Gods beziele tot alle goed werk.

De Christen zij profeet: Zijn naam belijden. Zij priester: zichzelf als een levend dankoffer Gode offeren. Men spreekt, dat in onzen dag offers noodig zijn. De mensch van nature is en blijft egoïst en graait naar zich toe, wat anderen ten goede kon komen (cumulatie!).

De Christen, die leeft uit het Offer, toone zich nu ook bereid tot offers; hun tot een getuigenis! Zij koning door te strijden tegen de goden dezer eeuw, onder de kruisbanier van koning Jezus.

De kwestie van , .gezag en vrijheid" werd tot een probleem.

Gezag wordt als dwang, vrijheid als losbandigheid beschouwd.

Zoo worden die beide tegenstellingen.

De moderne mensch zal nimmer de synthese vinden. „De kinderen des Koninkrijks" wordt dit evenwel geopenbaard.

Zij, die, gewillig gemaakt, leerden bukken onder het gezag van Hem, Die de Waarheid is. „Indien dan de Zoon U zal vrijgemaakt hebben, zoo zult gij waarlijk vrij' zijn" — om te staan en te wandelen in de vrijheid, waarmede Christus vrijmaakt.

Vrijheid uit waarheid verkregen!

Daarom zij het door Gods genade onder ons gelijk het Societas-lied*") zingt:

Geen ijdele klanken, geen valsche schijn Maar heerlijk wezen moet zij ons zijn: Libertas ex Veritate!^^)


"') Ds J. G. Woelderink, „Separatisme en Wereldgelijkvorrnigheid", met als ondertitel „Twee gevaren voor ons godsdienstig en kerkelijk leven". Separatisme wordt daar (blz. 9) gedefinieerd als een verkeerd verstaan van die separatie, waarmede God Zijn volk en Kerk afzondert van de wereld.

Dan v^rordt deze afzondering als een scheiding van natuurlijken aard gezien en het doel der afzondering, de dienst van den levenden God, in deze natuurlijke scheiding gezocht, zoodat deze in zich zelf iets heiligs wordt.

Ds W. wijst op de groote gevaren, die van de zijde van separatisme, zoowel als van wereldgelijkvormigheid ons geestelijke (ook ons politieke) leven bedreigen. Zie op blz. 35 de bespreking van art. 14, Program "S! G. P-

") Dr G. B. Brillenburg Wurth op cit. blz. 63: „Hier is de nood zóó groot, dat sommigen alleen maar meer kunnen wanhopen en alle uitzicht op redding hebben opgegeven. En was dat inderdaad terecht, dan stond het er ook met heel onze wereld en heel het menschelijk leven hopeloos voor. Want — vergeten wij dat toch niet — de familie, het gezin is - nu eenmaal de cel van onze menschelijke samenleving. En daarom, was die niet meer te redden, dan dienden wij ook voor heel die samenleving alle hoop te laten varen."

") De „dwaling", dat de schoolstrijd volstreden, wijl „gewon­

nen" is, laten wij nu natuurlijk onbesproken.

") Zie Dr H. Bavinck, „Het Chr. Huisgezin" en vooral ook Dr A. Kuyper in „De Gemeene Gratie" 3de deel (3de druk, blz. 295—374 over „Het Huisgezin").

") Kuyper op cit. blz. 329.

") Kuyper, op cit. blz. 310 e.v.

") Verg. A. Hijmans, arts, die in „Predikant en Dokter", 3de jaargang, no. 4 en 5, blz. 142 e.v., schrijft over „Oorzaak en bestrijding van zedeloosheid onder de tegenwoordige jeugd"; op blz. 155 in een noot geeft hij veel litteratuur juist over dit punt.

Hij wijst er op, dat wij het gezin in zijn primaire beteekenis voor de vorming der jeugd hebben te laten gelden en komt, gezien het tekort schieten der gezinnen tot de conclusie (blz. 164) „dat het probleem van de jeugd vóór alles een probleem van de' ouderen is". „Tot hen hebben wij ons allereerst te richten, hen aansprakelijk te stellen, hen allereerst te stellen voor hun eigen debacle".

") Deze inleiding werd (eenigszins verkort) gehouden voor een Reunistenkring der S(ocietas) S(tudiosorum) R(e{ormatorum), welke organisatie tot zinspreuk heeft: Libertas ex Veritate", d.i. vrijheid uit waarheid (verkregen); dus ontleend aan het zooeven aangeduide Joh. 8:36.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De plaats van den christen in dezen tijd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's