GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hernieuwd Apollinarisme?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hernieuwd Apollinarisme?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder het opschrift dat boven dit artikel staat, aar dan ook zonder het vraagteeken, verscheen en ernstige bestrijding van de opvatting zooaJs ij die eenige malen verdedigden in het „Gereormeerd Theologisch Tijdschrift" aan de hand an Ds H. Steen te Andijk.

Toen wij in Juli onze artikelenreeks in deze rubriek beëindigden, schreven wij het volgende, daarbij zinspelende op de daareven genoemde zijde:

„Gelijk men weet werd ergens betoogd, dat de oor ons vporgestane meening zou overeenstemmen met die welke door de kerk tegenover Apolinaris werd veroordeeld."

Opzettelijk willen wij over den vorm, waarin Ds Steen zijn artikel gaf geen woord spreken, aangezien deze vormquaesties tusschen Ds Steen en mij geheel zijn opgelost.

In zijn conclusie heeft Ds Steen het volgende gezegd:

„En Prof. W. kan niet ontkennen dat hij ingaat tegen de belijdenis der Katholieke en der Geref. Kerk; kan niet ontkennen dat hij ingaal tegen (om maar geen meer plaatsen te noemenj wat onze belijdenis zegt in art. 18: „En heeft niet alleen de menschelijke natuur aangenomen, zooveel het lichaam aangaat, maar ook een ware menschelijke ziele, opdat hij een waar menscli zoude zijn". Prof. W^ kan weten, dat de belijdenis hier verstaat onder ware menschehjke ziele niet het-bij-het-lichaam-behoorende-leven, maar de onsterfelijke ziel, de geest, de pneuma.

„Kan niet ontkennen, dat hij ingaat tegen wat in de z.g.n. belijdenis van Athanasius, het Symbolun quicumque staat:32: volkomen mensch hebbende eene verstandige ziele en menscheliji; vleesch" 37: want gelijk de verstandige ziele en het vleesch één mensch zijn, alzoo is God en de mensch één Christus" (32 Perfectus Deus, perfectus homo: x anima rationali et humana carne subsistens. 37 Nam sicut anima rationalis et caro unus est homo : ita Deus et homo unus est Christus). Pirof. W. kan weten dat met deze verstandige ziele niet bedoeld wordt de psyche als het bij het lichaam behoorende leven, maar de pneuma, de nous, de onsterfelijke ziel.

„En Prof. W. kan niet ontkennen, dat ook wat, hij leert valt onder de dwalingen die. Rome in 382 veroordeelde; de anathemata van Damasus spreken duidelijk uit dat de Katholieke kerk veroordeelt: eos, qui pro hominis anima rationabili et Intel ligibili dicunt dei verbum in humana carne versatum." (Geref. Theol. Tijdschr. 34e Ji-g Afl. 8.)

Na deze conclusie van onzen hooggeachten oppo­

nent doet het misschien wat vreemd aan wanucsLschrijver dezes onmiddellijk laat volgen, dat hij zonder eenige reserve, ook zonder eenig voorbehoud aanvaardt wat onze belijdenis in art. 18 zegt; iiat hij eveneens geen enkel bezwaar heeft tegen < ie uitdrukkingen van de belijdenis van Athanasius.

Wat de belijdenis zegt aanvaarden wij zonder ccnige terughouding. Het is alleen maar jammer, liat het noodig is dat dat na onze onderscheiden pubUcaties nog gezegd moet worden. Klaarblijkelijk is het toch een heele kunst zich in het Nederlandsch Ijegrijpelijk uit te drukken.

Maar wel wijzen wij de poging van onzen opponent af om ons zelfs in deze conclusie te dwin-; ; en in hel kader eener psychologische terminologie van zestienhonderd jaar geleden. Het is in strijd met het spraakgebruik van de Schrift en eveneens in strijd met de thans gangbare Calvinistische terminologie, wanneer onze opponent „pneuma", „nous" en „onsterfelijke ziel" synoniem neemt. En toch ligt aan het misverstand van Ds Steen mede < iit verkeerde gebruik van het woord ..nous" ten grond.

Wat beteekent toch het woord „nous" in de Schrift? In de eerste plaats het verstand, de inleUiPentie, de geschiktheid van het bewuste denken en overleg (Luc. 22:45; 1 Cor. 14:14). Vervolgens ook het rustig nadenken (2 Thess. 2:2); dan beteekent „nous" ook nog het orgaan van het zedelijk denken en als zoodanig staat het in Rom. 7 VS 23 en 25 in tegenstelling met sarx. Altijd blijft i'chter hier achter „nous" de gedachte van gezindheid staan. Zoo bijvoorbeeld ook in Col. 2:18.

Het is duidehjk dat wanneer men niet scherp onderscheidt bij deze termen, misvattingen voor de hand liggen die zeer gemakkelijk tot princij)iëele verschillen kunnen worden gepromoveerd.

Na al hetgeen wij in de maanden Februari tot en met Juli over de grondbeginselen onzer zielkunde hebben geschreven zal een uitvoerige uiteenzetting over de guaestie van de _„nous" of het verstand wel niet noodig zijn. Toch willen we er iets van zeggen.

Om dit nu zoo te doen dat wij tegelijkertijd zien waar de oorzaak ligt van het misverstand bij onzen opponent, moeten wij eerst nog even handelen over het begrip „verstand" en over de beteekenis van het woord „nous".

Roven gaven wij reeds eenige beleekenissen van dit laatste Grieksche woord aan. Misschien is het niet ondienstig na te gaan hoe in de verschillende commentaren op het Nieuwe Testament in de bekende. uitgave. van Van Rottenburg het woord „nous" wordt vertaald. Prof. Grosheide noemt in zijn commentaar bij 1 Cor. 1:10 „nous" het „oordeelend verstand". Rij 1 Cor. 2:16 zegt Prof. Grosheide, dat naar de eigenlijke beteekenis „nous" iets anders is dan „pneuma" en meer het discursieve denken aanduidt.

Uil-voerig spreekt Prof. Grosheide over de verhouding van „pneuma" en „nous" in genoemd commentaar bij de bespreking van 1 Cor. 14:14.

„Dit aanbidden is echt aanbidden. Subject daarvan is het in den Christen wonende, door Gods Geest niet slechts geheiligde, maar ook bijzonder begaafde en aangedreven pneuma, het Christelijk subject. Doch het gaat om buiten het verstand. Akarpos, jneen vrucht brengend, omdat het niets werl: . Volkomen te begrijpen is dit niet, want de glossolalie is een wonder. Maar men verstaat van deze dingen toch meer, wanneer men in het oog houdt, hetgeen wij ook vroeger reeds opmerkten, dat Paulus niet in een gesloten psychologisch stelsal pneuma en nous van elkander onderscheidt en naast elkander stelt. Pineuma en nous bezien den mensch van een andere zijde. Pneuma beziet hem als persoon, als handelend ik. Bij pneuma gaat het om het centrum van het leven. Het pneuma maakt niet alleen den mensch mensch, maar ook den persoon persoon. Dat blijkt bij de glossolaUe. De eene nous raakt den anderen nous, maar het eene pneuma kan in zijn werking, als de nous niet medewerkt, geheel buiten het andere blijven, het niet raken. Het pneuma des menschen wordt in de wedergeboorte aangegrepen door den Geest van God en tot een nieuw pneuma gemaakt. Dan is de heele mensch vernieuwd, Rom. 7:6; Ef. 4:23, 24. Het vernieuwde pneuma is ook het orgaan der cliarismata. En daaraan zal hier vooral gedacht zijn, lilijkens de tegenstelling met nous, d.w.z. pneuma is weer praegnant gebruikt. Daarentegen beziel nous den mensch weer niet als persoonlijkheid, maar als kennend, denkend wezen. De nous spreekt van het sciiiftende, oordeelende verstand. Is het pneuma vernieuwd, dan is ook de nous vernieuwd, maar zonder dat dit op de wijze van werlcing van den nous directen invloed heeft, hij blijft verstand. Hel vernieuwde pneuma kan, maar behoeft zich niet van den nous te bedienen. De normale mensch werkt, afgedacht van bijzondere gaven des geestes, steeds door den nous. Rij de glossolalie werkt de nous niet mede, dat zegt Paulus en geeft ons daarmede het recht om over pneuma en nous te spreken, als we deden. Het geval dat Paulus in vers 14 stelt, is dus dit. Er is in de glossolalie een alleszins behoorlijk bidden, aanbidden. Maar omdat dit buiten den nous omgaat, bereikt het een ander niet. Voor het verband tusschen mensch en mensch is medewerking van het verstand, dat bij alle menschen op gelijke wijze werkt, noodzakelijk. De apostel zoekt het hier dus niet in de onverstaanbare klanken, maar in het niet medewerken van den nous. Toch wijkt hij daarom in de toepassing niet ver af van het vs 6 vlg. betoogde. Want de verstaanbare taal, die de menschen onderling tot oefening van gemeenschap in staat stelt, rust in den nous der menschen, kan in elk geval niet klinken zonder medewerking van den nous."

Rovenstaande citaten zijn genoeg om te doen zien dat Ds Steen het woord „nous" gebruikt in een anderen zin dan de Schrift. Op bid. 390 zegt hij dat „een zichzelf bewuste ziel" een „nous" is, als hij in een citaat van mij achter de woorden „zelfbewuste ziel" aanvult „een nous".

Ik kan daarvan weinig anders zeggen, dan dat deze gedachte van Ds Steen berust op een terminologische misvatting. „Nous" is noch synoniem met „pneuma", noch met „psyche".

En zoo te spreken alsof dit wel het geval was leidt tot eindelooze verwarring.

Maar, zal Ds Steen zeggen, komt dan bij sommige schrijvers uit de eerste eeuwen niet een terminologie voor, waarbij nous synoniem genoemd wordt met pneuma?

Dan antwoord ik: misschien wel, maar daar heb ik niets mee te maken. Niemand kan mij dwingen in het terminologisch keurslijf van zestienhonderd jaar geleden; daarin kan de wetenschap van 1934 niet meer gaan. Zelfs de dogmatische wetenschap heeft meer termen en onderscheidingen en ten deele ook andere formuleeringen dan zestienhonderd jaar geleden; en dit geldt zeker van de zielkunde.

Met behoud van hetgeen zakelijk in de opvatting der ouden juist is zullen wij van hun formuleeringea en benoemingen der dingen toch waarlijk geen evangelie mogen maken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Hernieuwd Apollinarisme?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's