GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hernieuwd Apollinarisme?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hernieuwd Apollinarisme?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Uit hetgeen tot dusverre betoogd werd moet, naar wij meenen, duidelijk zijn, dat de constructie van Apollinaris een totaal andere is, dan de opvatting welke wij meenen te moeten verdedigen. Het is niet wel denkbaar dat de moderne psychologie zou terugvallen in de beschouwingswijze van Apollinaris. Hel denken over psychologische vraagstukken heeft niel om niet een historie van zestien eeuwen doorgemaakt, sinds ApO'llinaris zijn gedachlengang verdedigde.

De feitelijke gegevens, die de zielkunde sindsdien verzamelde, maken hel den psycholoog onmogelijk om tot het gedachtenschema van Apollinaris terug te keeren. Daarom moet men dan ook niel pogen om de opvatting van een psycholoog van dezen lijd uit te drukken in de termen van Apollinaris.

Maar evenzeer moet men nu zijn tegenover een ander gevaar. op zijn hoede

Men moet ook niel pogen een opvatting, die eenige eeuwen stand hield en die algemeen als de orthodoxe werd beschouwd a lort et a travers te gaan verdedigen met wapens, eensdeels ontleend aan het tuighuis der materialistische school, en anderzijds slomp geworden in den strijd tegen de vele aanvallers.

Wat toch is het merkwaardige?

Bij den aanval, die op onze opvatting werd ondernomen ging de aanvaller uit van een psychologische opvatting, die niet alleen uitermate aanvechtbaar is met de feiten, maar die bovendien slechts te verdedigen is met wapenen, die verschaft zijn door Kant en na hem door de materialisten.

Wat het eerste betreft valt het op, dal de bezwaren tegen des aanvallers opvatting, ontleend aan het feit van de erfelijkheid, met geen woord werden genoemd.

Nu meen ik één van tweeen te mogen eischen van iemand die op wetenschappelijke wijze zijn standpunt verdedigt en eens anders standpunt aanvalt. Ik meen te mogen eischen dat hij óf de argumenten van den tegenstander ontzenuwt of aantoont dat bij zijn opvatting deze argumenten even goed tot hun recht komen.

Feiten zijn nu eenmaal feiten. En het spijt mij wel dat ik het zeggen moet, maar wie de psychische erfelijkheid ontkent, negeert de feilen.

In de tweede plaats valt hel op, dat men in den gedachlengang van de door mijn opponent verdedigde opvalling toch eigenlijk geen w^ weet met het „ik" des menschen. Door mijn opponent wordt de stelling verdedigd: „de „ik" of persoon is een „complemenlum exislenliae", „een formeele bepaling"."

Deze uitspraak is wel zeer merkwaardig. Wat beteekenl het woord complemenlum? Een complemenlum is een „aanvulsel". Het komt van een werkwoord dal „aanvullen", „volmaken", „geheel vullen" beleekent. Het werkwoord kan ook beleekenen: „voleindigen", „volko'inen maken".

Existentie is afgeleid van het woord dat beteekenl „voor den dag komen", „ontstaande voor den dag komen", „ontstaan", „worden"; in den voltooid tegenwoordigen tijd ook: „aanwezig zijn". Men kan dus existentie zoowel vertalen door ontstaan als door bestaan of bestaanswijze. Complementum exislenliae beduidt dus: een aanvulsel voor het ontstaan, of een aanvulsel om te kunnen bestaan.

Nu is een complemenlum altijd iets. Een complemenlum kan niel niets zijn, want dan is het geen aanvulsel meer. Vrijwel juist wordt het woord dan ook in de wiskunde gebruikt, wanneer men zegt dat een hoek plus zijn complement 90 gr. zijn. Door dal complement komt er iels bij; dat complement is in werkelijkheid iets. De opvatting dat het „ik" een complementimi exislenliae is, kan ik dan ook van harte toejuichen. Het „ik" kan alleen dan wat zijn, als het werkelijk substantie heeft, indien het in en voor zichzelf bestaande gedacht kan worden. De term „complemenlum exislenliae" wordt en werd dan ook in de dogmatiek, gelijk wij reeds eerder zagen, meermalen gebruikt.

Maar nu komt mijn opponent ineens met een synoniem. Dat synoniem is: „formeele bepaling".

Een formeele bepaling is natuurlijk niet iets substantieels. Wat het precies is, is moeilijk te zeggen. De term is ietwat duister. Wat wordt er formeel bepaald door hel „ik"? De persoon is een formeele bepaling, zoo kan ik ook zeggen volgens mijn opponent. Het is wel vreemd: de persoon des menschen een formeele bepaling. Als Paulus zegt: „Ik doe de zonde niet", dan beteekenl dal dus dat de formeele bepaling van Paulus de zonde niet doet. Wanneer men in de dogmatiek spreekt over het wedergeboren „ik", beteekenl dat dan een wedergeboren formeele bepaling? We willen een paar zinnen uil Kuypers „Gemeene Gratie" trachten weer te geven op zulk een wijze, dal wij telkens het woord „ik" vervangen door „formeele bepaling". De lezers begrijpen het dus goed: we nemen een oogenblik aan dal het eigenlijke „ik" niets anders is dan een formeele bepaling en dat wij nu dus voor „ik" altijd mogen substitueeren „(mijn) formeele bepaling".

We nemen den zin uil Kuypers „Gemeene Gratie" Dl. II bW. 307; Ie druk.

„Onze formeele bepaling had zich van God afgewend; zij stond dus in ongeloof. Nu wordt die formeele bepaling weer naar God toegewend en staat zij dus in geloof. En verder is er dan niets aan toe te voegen, overmits de dood zulk een uit den omtrek van ons leven wegneemt. Met de ijnen die van onze formeele bepaling naar dien omtrek uitgingen, hebt ge in dal geval dan niets te maken. De dood breekt dit alles af. Onze formeele bepaling is geheel vrij gemaakt, in den dood".

Een ander voorbeeld, bid. 305.

„Onder het middelpunt (van ons leven) verstaan wij onze formeele bepaling in hel centrum van ons wezen, en tegenover onze levensuitingen genomen, is dal dan één. Maar beschouwt nu dat middelpunt op zichzelf, dan springt het in het oog, hoe ook hier weer te onderscheiden valt, eenerzij ds tusschen onze neigingen, ons verstand en onzen wil, en anderzijds tusschen onze formeele bepaling, die in deze drie werkt. Mijn formeele bepaling neigt, mijn formeele bepaling denkt, mijn formeele bepaling wil. In de formeele bepaling vinden de neiging en het verstand en de wil hel vereenigingspunt. Hieruit blijkt dat men ook in hel middelpunt zelf van ons wezen weer te onderscheiden heeft: lo. de kern ervan in onze formeele bepaling, en 2o. de onderscheidene bewegingen of functicën van die formeele bepaling. En is die eenmaal goed gevat, dan zal men terstond inzien, hoe alleen die formeele bepaling, als binnenste kern, blijft wat zij is..."

Deze twee voorbeelden mogen voldoende zijn m te laten zien hoe zeer onaanvaardbaar de constructie is die het „ik", „de persoon" een „formeele bepaling" noemt.

Wordt er dan ook in dat geval een formeele bepaling wedergeboren? Is hel een formeele bepaling die onder den ban der zonde ligt? Is het een formeele bepaling die verantwoordelijk is tegenover de wet?

De begrippen „complemenlum existenliae" en „formeele bepaling" dekken elkaar in geen enkel opzicht.

Maar vanwaar dan nu dit zoo merkwaardige verschijnsel?

Wel, beide termen zijn van elders ontleend. Daartegen is geen bezwaar. Men mag vrij termen an anderen gebruiken.

Maar de term „complemenlum exislenliae" stamt il de Gereiormeerde dogmaliek; en de term „foreele bepaling" stamt uit de Duitsche materiaistische ps) ciiologie, die den term op haar beurt ntleende aan Kant.

De malerialisüsclic psychologie wil natuurlijk vau een onsterMijke ziel niets weten. Zij kon daarom de gedachle van een substanticele kern van de persoonlijkheid, van een eigenlijke geschapen „persoon" niet aanvaarden. Toch moest zij erkennen dat men bij de psj^chologie telkens weer .s'uitle op het „ik". Zij moest daarmee een weg vinden. Welnu, zij declareerde dat „ik" als niet eigenlijk, maar als een simpel vereenlgingspunt \an al onze voorstellingen. Zoo wordt het „ik" zuiver formeel, nicL iets werkelijks, een gedachtcn-(iing, waar wij ons verder niet mee hebben te iiemoeien. Het is slechts voor het gemak ingevoerd om de vele verschijningsvormen van de psychische inhouden een soort eenheid van optreden te ver-.schatfen Feitelijk is het „ik" dus niets. Maar (iaarmee is ook de persoon niets.

De materialistische psychologie had den term (; ntleend aan Kant. De bcteekenis van Kant was, (iat hij zich met zijn philosophie weer keerde lot hel innerlijk leven van den mensch. 'Voor Kant was het kennende subject niet meer het l.lanco blad papier, waarop de buitenwereld haar letterteekens schrijft. Maar voor Kant was het kennende subject de meester die de buitenwereld \erovert en aan die buitenwereld' zijn stempel opdrukt. „Ik ben het zelf", zoo zegt Kant, „die de wetten, samenhangen, kleuren en klanken in de buitenwereld leg." Maar zou ik alles wat ik uit mijn eigen binnenste reproduceerde, het wereldbeeld builen me, weer terug nemen, dan zou niets anders overblijven dan een onbekende X., het „ik". Van dat ik, zoo zeide Kant, kan men niets anders zeggen, dan dat het een formeele samenhang is van datgene, wat ieder oogenblik opnieuw in ons bewustzijn is gegeven.

Daar ligt het begin van de „formeele bepalings"tlieorie. Het is geen wonder dat men bij een poging om een term van de Gereformeerde dogmatiek en een aan Kant ontleenden term tot een eenheid te verbinden tot wonderlijke consequenties komt.

Maar er is wel een groot verschil tusschen die beide.

Het „ik" als complementum existentiae heeft een eigen bestaan, is een werkelijk iets.

Het „ik" als formeele gedachtending. bepaling is niets, een

De persoon is voor het materialisme en voor Kant in wezen iets dat er niet is.

Maar gelukkig, de persoon is voor de Gereformeerde dogmatiek altijd nog geweest een wezenlijk, bestaand iets, een schepsel Gods, liggende onder den ban der zonde; maar ook straks, door Gods Geest wedergeboren erfgenaam van de beloften en erfgenaam van de hemelsche heerlijkheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Hernieuwd Apollinarisme?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's