GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De redactie van het calvinistisch weekblad en de onze.

Onze opmerkingenreeks vervolgende, letten wij er thans op, dat blijkbaar de bedoeling van het officiëele redactiestuk, reeds gemeld, is, de aandacht er op te vestigen, dat het blad in geen enkel opzicht ook maar iets te maken heeft met de geschiedenis van het onze. Tot onze spijt kunnen wij deze meening niet deelen. Een blad is niet los te maken van zijn redactie, en de redactie niet van den schrijf-wil barer leden.

Eén der redacteuren vestigt de aandacht er op, dat hij de uitnoodiging tot medewerking gericht heeft tot twee andere redacteuren op zulk een tijdstip, waarop zij konden verklaren, niet meer te behooren tot onze redactie; bij geruchte had hij zij het dan ook in onjuiste redactie — daarvan vernomen. Wij twijfelen daaraan geen oogenblik, maar nieenen dat men, om een goed beeld van de historie te krijgen, erbij bedenken moet, dat reeds in Januari '35, vóórdat deze ééne redacteur zich met de beide andere redacteuren in verbinding kón stellen, — immers, tijdens de afwikkeling van ónze eigen redactioneele geschiedenissen — de mogelijkheid van de oprichting van een nieuw blad door laatstgenoemden nadrukkelijk in lützicht was gesteld; zulks dan in afwijking van de verleden week besproken, tot kort te voren nog steeds van kracht gebleven verzekering, dat een inieuw blad, ooTi al was het niet kerkelijk, h.i. een ramp zou zijn. Toen in onze eigen redactioneele geschiedenis in de situatie teekening begon te komen, wisten wij reeds bizonderheden in dezen, zelfs financiëele.

En daarom beschouwen wij voor wat een deel van die redactie betreft, de irenisch klinkende betuigingen, dal men tegen polemiek is, als feitelijk polemisch. Niet alleen viel het op-, dat een eerste werk der redactie is geweest de publicatie van een artikel van de hand van één der auteurs van het bekende voorstel van Den Haag-W., maar ook doet ietwat vreemd aan de achteraf door de redactie aan een woordenboek ontleende beperking van het begrip „polemiek"; het woord krijgt nu bij haar een ongunstige beteekenis, die men kwalijk kan toepassen op het woordgebruik van b.v. Dr A. Kuyper Sr., of van de aanstonds vriendelijk groetende Heraut, wellc orgaan het woord „polemiek" nog pas in heel anderen zin gebruikt had.

Zoover gaat deze polemiseerende anti-polemiekproclamatie der redactie, dat zij voor één van haar eigen redacteuren pijnlijk wordt. Tlians verklaart zij, welke soort van polemiek haar niet aanstaat, en vergeet, dat aan de door haar verworpen soorten van polemiek een van haar redacteuren, Prof. Waterink, zich nadrukkelijk bezondigd heeft, indien n.l. zulk polemiseeren zonde is. Wie zich herinnert, hoe Prof. Wateriuk heeft gepolemiseerd tegen zijn collega Prof. VoUenhoven, hoe hij het deed tegen Ds Steen, tegen den heer Janse, of tegen Mevr. Kuyper—van Oordt, nadat deze den door Dr Tazelaar zoo gunstig beoordeelden roman van Hendeck Sonne in „De Heraut" uit een oogpunt van romankunst, o.i. terecht^ had afgewezen, die komt tot de verzuchting, dat Prof. Waterink zijn werk niet zoo had moeten laten weg-, cijferen door de redactie van zijn nieuwe orgaan.

Wij schrijven dit niet om pijn te doen, maar wel om bet scheppen van een sfeer, waaraan in de laatste maanden door gelijktijdige acties, bewust of onbewust, nog al wat gedaan is in ons gereformeerde wereldje, een eind te helpen maken. In onzen studententijd heeft er eens een varium in den almanak gestaan, dat er dieren zijn die hun eigen kinderen opeten. Op zulk een dier zou ik lijken, als ik een stukje teekende tegen de polemiek. Maar Prof. Waterink verkeert in hetzelfde geval.

Intusschen, — ondanks dit stemming maken^ dat — zoover het publiek is — nu wel haast zijn natuurlijken dood heeft gevonden, gaan wij rustig verder. Men zal argumenten geven moeten in concrete gevallen; deze zijn wat minder goedkoop dan stemmingen. Wij troosten ons met het feit, dat ons 'blad voortdurend nieuwe abonné's wint; dat zijn abonnementental reeds gedurende enkele maanden hooger was en is dan het in de laatste jaren geweest is; waarom wij dan ook, in overleg met den uitgever konden besluiten, onzen abonné's ditmaal voor het eerst, ook gedurende den vacantietijd een vol nummer van 8 pagina's te geven. Dit laatste zouden wij niet geschreven hebben, wanneer niet de groote duim van velen zooveel, fantasieën had geprodu­

ceerd.

K. S.

„Met danlibaarheid aanvaard".

Het verslag van de kerkeraadsvergadering van Den Haag-W. bevat volgende passage:

„(Ingekomen) schrijven van curatoren der Tlieol. School; met dankbaarheid aanvaard."

Omdat wij legende-vorming willen tegengaan, voegen wij hieraan toe, dat o.i. de kerkeraad spoediger dankbaar is dan wij het zouden zijn. Zijn verlangen was, dat er een samenspreking zou zijn, en dat daartoe twee lichamen zouden medewerken. Nu is tot nu toe niet gebleken, dat het andere lichaam dan het bovenbedoelde geantwoord heeft; geruchten loopen, dat dit andere lichaam (verband-deputaten V. U.) geen initiatief denkt te nemen tot zulk een poging tot samenspreking; wat ons ook maar verstandig lijkt. En wat het bovenbedoelde in het verslag gemelde lichaam betreft, dit heeft niets besloten, dat ook maar eenig uitzicht geven kan tot vervulling van 't verlangen van Den Haag-W. Er is slechts een commissie benoemd, die eens overwegen moet, wat men met den brief van Den Haag-W', doen zal; ik mag dit wel zeggen, omdat het straks toch gepubliceerd wordt. Meer is er niet gebeurd; en volgens stellige verzekering van één der commissie-leden moet de commissie zelfs nog overwegen, of Den Haag een antwoord ontvangen zal.

Van die samenspreldng 'komt intusschen toch niets; om vele eenvoudige redenen. Als b.v.: dat er vroeger al vaak particulier gesproken is; dat de twee aangeschreven lichamen in dezen onbevoegd zijn; dat een enkele der gegadigden niet eens een hem redelijkerwijs gestelde voorwaarde aanvaard heeft, toen zulk een tusschen hem en een anderen gegadigde te voeren gesprek — geheel onafhankelijk van Den Haag-West - - werd voorgesteld; en zoo meer.

K. S.

Kerk en N.S.B.

Er komt teekening in de situatie; verscheiden kerkeraden en classes beginnen uit te spreken, dat de beginselen der N. S. B. met die der gereformeerde geloofsbelijdenis, wijl met de H. Schrift, onvereenigbaar zijn, en besluiten, dienovereenkomstig te handelen.

Gelukkig.

Het wordt tijd, dat de prop, dien men straks in den mond der kerk leggen wil, om haar het spreken te beletten, voortaan alleen maar buiten de kerk wordt klaar gemaakt en gereed gehouden.

„Ons aller moeder, anno domini 1935." K. S.

Volgens gewoonte dit werkje van mijn hand, dat — ruim 100 pagina's — pas verschenen is, bij onze lezers aankondigende, wijs ik allereerst op den titel. De term „ons aller moeder" is onder ons bekend, en wordt meer dan eens dadelijk met de kerk in verband gebracht. Welnu, het gaat ook hier over het vraagstuk van de kerk, en haar gedeeldheid. Waarom in den titel het jaar onzes „HEEREN" 1935 vermeld wordt, wordt in het boekje zelf beredeneerd. Ik moge daai-heen verwijzen.

Directe aanleiding en reden voor deze uitgave was de in ons blad besproken herdenking van de Afscheiding, gelijk zij verleden jaar te Leiden per radio geschied is in drie radio-toespraken van hervormd-confessioneele zijde. Daarover sprak ik eerst per radio, vervolgens schreef ik erover in ons blad. Gewijzigd, en verbeterd, en uitgebreid, vindt men nu de daar verwerkte stof hier terug. Tot mijn spijt ontdekte ik nog een heel ernstig zetfoutje; er is op bl. 91 sprake van „Duitscbe christenenin 1834". Natuurlijk moet dit zijn: „1934".

Eerst dezer dagen kwam mij onder de oogen een kroniek van Prof. Haitjema, opgenomen in „Onder Eigen Vaandel", waarin deze, zoowel over die radiolezing van mij, als over enkele andere dingen, eenige onjiustheden zegt. Ik ga er maar niet op in.

Naar ik vernam heeft nog een ander schrijver in „Onder Eigen Vaandel" mij naar aanleiding van deze dingen een vraag gesteld. Zoodra deze vraag mij onder de oogen komt, zal ik nagaan, of zij te beantwoorden valt.

Overigens heb ik niet veel meer te zeggen. Er is een begin van een antwoord verschenen, maar tot nu toe vond ik daarin niets, dat mij directe repliek noodig scheen te maken. Mocht dit nog komen, dan zal het wel geschieden. Op verzoek echter laat ik eerst den schrijver uitspreken.

Gelijk te verwachten is, is in deze brochure de opzet bepaald door de aanleiding. Toch krijgt de behandeling van bet onderwerp al meer haar goede reden; want de vraag, met welk recht men de kerk verscheurd houdt, en hoeveel ernst er spreekt in de verscheidene gevallen, waarin men „zijn" kerk „moeder" noemt, raakt heusch wel breeder terrein dan dat, waarop Gereformeerden en Hervormden wonen.

Omdat ik met dit geschrift iets bedoel te doen tot opscherping van het christelijk en kerkelijk geweten, zal het mij verblijden, indien onze lezers deze uitgave willen helpen steunen en de verspreiding ervan, met name onder Hervormden, willen helpen bevorderen.

K. S.

De onkerkelijkheid van Nederland. (III.)

We hebben den vorigen keer gezien hoe sterJc de verschuiving in de „onkerkelijke" richting was in de leeftijdperiodes van 20—30 en 30—40 jaar. Bijna iedere plaats in ons land geeft hetzelfde beeld: het percentage „onkerkelijken" is in de genoemde periodes het meest toegenoimien, het is daarin hooger dan het gemiddelde percentage. Dat is ook he.t geval met het cijfer van d© periode „0—10 jaar".

Het gemiddelde cijfer geeft dus een te gun-

stig beeld van de onkerkelijklieid in ons land, het wordt gedi'ukt door de lagere getallen bij de oudere menschen.

Met 'de onderstaande tabel, die een beeld geeft van de onkerkelijkheid in industrieplaatsen als Almelo en Enschedé, willen we de gegeven opmerkingen nog eens toelichten.

(De bevolking van deze steden is door „vestiging" sterk toegenomen, maar er is reden om aan te nemen dat tot deze „ingekomen personen" vele „kerkelijken" behoorden. In Enschedé zijn de verhoudingen beïnvloed door verhuizing naar Lonneker, dat nu met Enschedé is vereenigd.)

De in het vorige artikel gegeven cijfers openen sombere perspectieven, vooral voor de Ned. Hcrv. Kerk. In 1930 kwam deze kerk op de tweede plaats. In 1920 was het percentage der Ned. Hervormden nog 41.2 en dat der R.-Katholieken 35.6. In 1930 daalt dat der Ned. Hervormden op 34.4 en dat der R.-Katholieken stijgt tot 36.4. Voor het eerst sinds eeuwen vormen de R.-Katholieken in „Noord-Nederland" de sterkste groep en er is alle reden om aan te nemeUj dat bij de volgende volkslelUng (dus in 1940) het verschil tusschen R.-Katholieken en Ned. Hervormden, wat de getalsterkte betreft, nog veel grooter zal zijn. We zagen reeds, dat van alle kinderen van 0—10 jaar in 1930 (totaal 1.675.248) slechts 494 557, d.i. 29.5 o/o, Hervormd waren en 698.539, d.i. 41.7 0/0, R.-Katholiek. Onkerkelijk zijn 258.566 kinderen of 15.4 o/o. Daarvan wonen slechts 4161 in Noord-Rrabant en Limburg, de rest in de ne^en andere provincies.

Van alle Nederlanders van 0—40 jaar (in totaal in 1930 bijna 5.630.000) zijn 1.821.876 Hervormd, d.i. 32.4 0/0, en 2.141.436 Roomsch, d.i. 37.9 o/o Ook wanneer geen enkele andere verschuiving (dus door uittreding) in de „onkerkelijke richting" zou optreden, is op grond van deze cijfers reeds een grooter worden van het verschil tusschen Ned. Hervormden en R.-Katholieken te verwachten. De oudere menschen, waarvan meer dan 40 o/o uit Hervormden bestaat, vallen door sterfte af en de veel dunner Taezette groepen der jongeren nemen Ihun plaats in. Het beeld van de R.-Katholieke F.o. _ is een pyramide met zeer breede basis, dat van de Ned. Herv. Kerk heeft een smal grondstuk, waarop steeds breeder wordende schijven liggen, die straks de één na de ander worden weggenomen. Het smalle grondstuk schuift naar boven, zijn plaats wordt ingenomen door een nog smalier. Daar komt nog bij dat onophoudelijk van iedere schijf brokken afvallen, die het forsche gebouw van de „onkerkelijke groep" helpen optrekken. Met behulp van de in het vorige artikel vermelde cijfers, lean een ieder zich die beelden vormen.

Leerzaam is in dit verband ook de volgende tabel. 1) Zij geeft een antwoord op de vraag hoe binnen een bepaalde gezindte de verhouding van jonge menschen (O—20 jaar), volwassenen (20—50 jaar), en ouderen (50 jaar en daarboven) is, wat de getalsterkte betreft.

De Geref. Kerk en de R.K. Kerk hebben inderdaad een „gezonden pyramidalen bouw", die van de R.K. is het stevigst — haar grootte, die we uit de cijfers van de vorige week kunnen afleiden, overtreft die van alle andere. Tusschen de figuur van de Ned. Herv. Kerk en die van de „onkerkelijken" is uiterlijk eenige overeenkomst: beide hebben een smallere basis, een breed middenstuk, en een smaller bovenstuk. Maar bij aandachtige beschouwing komen belangrijke verschillen voor den dag. Geen enkele figuur heeft een zoo groot bovenstuk, in absoluten zin, als die der Ned. Hervormden, liet verlies daarvan zal den omvang sterk verminderen, bovendien heeft dezo figuur naar verhouding de smalste basis. Daar komt nog bij, zooals reeds is gezegd, dat ieder onderdeel van de „onkerkelijke figuur" tot dusverre groeit en wel voornamelijk ten koste van de Ned. Hervormden. Die voortdurende aanwas vermindert het verschil tusschen de basis en middenstuk.

Dr Kniyt stelt in zijn artikelen in de .„Social. Gids" (Mei en Juni 1935), die we in het onderschrift van ons vorige stuk noemden, de vraag hoe het hooge cijfer der „onkerkelijke kinderen" te verklaren is, daar tocfi het geboortecijfer in die groep vrij laag is en het kindersterftecijfer niet veel verschilt met dat van de „Protestanten". We hebben er in het vorige artikel reeds op gewezen, dat door de sterke toename van het percentage onkerkelijken van den leeftijd van 20—40 jaar, het aantal „onkerkelijke kinderen" naar verhouding ook groot moet zijn (per gezin zijn er weliswaar minder kinderen, maar het aantal gezinnen is zeer groot), "bovendien zijn er aanwijzingen, dat talrijke gezinnen met veel kinderen (arbeidersgezinnen) de kerk hebben verlaten. (Dat verklaart ook mede het geringe percentage Ned. Hervormden van 0—10 jaar, niettegenstaande het geboorte-cijfer der „Protestanten" boven dat der „onkerkelijken" ligt.) Dr Kruyt geeft nog andere verklaringen van het groote cijfer der „onkerkelijke kinderen": „Vele ouders, die ^en gemengd huwelijk hebben gesloten, hebben de gewoonte voor Tïun kinderen geen kerkgenootscliap op te geven, eenerzijds om niet uït beide kerkgenootschappen één te moéten kiezen, anderzijds als uiting van onverscliilligheid voor het kerkgenootschap, van welke onverscliilligheid het gemengde huwelijk zelf vaak (niet altijd!) ook reeds een symptoom was. Zoo werd van het aantal kinderen, dat van 1923—1930 in Amsterdam werd geboren uit een huwelijk tusschen een Protestantschen man en een Katholieke vrouw, niet minder dan 56.8 o/o als onkerkelijk aangegeven, en van de huwelijken tusschen een Katholieken man en een Protestantsche vrouw zelfs 57.3 o/o... Gezien het toenemend aantal gemengde huwelijken is deze oorzaak van groei van het aantal jeugdige onkerkelijken waarscliijnlijk niet gering, al levert de statistiek ons geen mogelijlcheid tot het berekenen van het aandeel van deze oorzaak in dien groei". 2)

Toch leert ons de statistiek wel degehjk iets over een bepaalde groep van „gemengde huwelijken", n.l. die tusschen een „onkerkelijken man" en een „kerkelijke vrouw".

Daarover een volgend keer.

B. t. B.


1) Zie ook de uitvoerige tabel in het artikel van Dr Kruyt: „Soc. Gids" 1935, pag. 427. (Juni-nummer.)

2) „Soc. Gids" 1935, pag. 429.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's