GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

.^ Repliek dr A. Euyper Jr. We beloofden, het eventueele antwoord van Dr A. Kuyper Jr op het verweer van Ds C. Vonk tot kennis van onze lezers te brengen. In „Geref. Kb. Rotterdam" vonden we het. Na herinnering aan zijn eerste artikel, dal Ds Vonk tot verweer noopte, merkt de auteur op:

Wij hadden den naam van den auteur S^ noemd, deden dit met opzet niet, alleen het blad. Maar nu komt Ds Vonk van Schiedam ons een verwijt maken dat wij hem fragmentarisch geciteerd hebben, en niet het geiheele stuk dat hij schreef, en hij verzoekt dringend dit alsnog te doen.

Wij zien geen reden om dit te doen, en hebben daartoe ook geen behoefte, zien er ooi de noodzakelijkheid niet van in. Onze critiek betrof ditmaal niet de theorie of het stelsel dat het doen van deze vraag uitsluit, maar het ongelukkige voorbeeld van de dienstmaagd die Petrus verraadde, van de ancilla diaboli, die instrument des duivels was, en waarmede de trouwe prediker vergeleken werd, die in het midden der gemeente een ernstige vraag neerlegt. En voorts het gewagen van religieuze harakiri.

Vei-volgens:

Over de vraag zelve, n.l. over het stellen van die vraag in verband met ernstige Verbondsprediking, hopen wij afzonderlijk te schrijven. Hier betreft het de aloude onderscheiding dat het iets anders is i n het Verbond of van het Verbond te zijn, omdat niet alles Israël is wat uit Israël is, èn omdat genade geen erfgoed is.

In terugslag op Ds Vonks eerste woorden (zie „Ref.", bl. 407, kolom 3, onderaan) merkt Dr A. Kuyper op:

Dit raakt een persoonlijk element. Ds Vonk memoreert dat ik over het Verbond wel eens iets gezegd en geschreven heb dat niet altijd aan een ieder welgevallig is geweest. O zeker, ook in zake de verbondsleer zijn verschillende beschouwingen en gedachten, niet alleen nu, maar ook vroeger was dat zoo. Maar als ik ooit iets „onwelgevalligs" geschreven heb in den trant van ancilla diaboli, of religieuze harakiri voor zelfonderzoek, DS Vonk moge mij dat zeggen.

En ten slotte, Dfe Vonk spreekt van een terechtw ij z i n g, die ik zou ontvangen hebben. Had hij maar in eens gezegd waarop hij doelde, nu moet ik min of meer raden. Ik vermoed dat hij het oog heeft op een klacht destijds ter Synode ingebracht over de wederg'eboorte van Paulus. Als dat zoo is, dan moge D!s Vonk leeren onderscheid te maken tusschen een „klacht" en een „terechtwijzing", want de Synode heeft die klacht ongegrond bevonden.

De „concretiseerende"(!) brochure V der N. S. B.

Indertijd betoogden we, dat de befaamde brochure III der N. S. B. — met haar onchristelijke leerstellingen — / wel „vervallen verklaard" was, doch dat dit met geen mogelijkheid als daad van bekeering kon worden aangezien. Ik gaf de gronden aan voor dit gevoelen. Sinds heeft men een vijfde broohure gegeven, waarin enkele nogal vrome zinnetjes staan: „een oliedrop op de wateren''; — ik moet er al weer aan denken.

In „Geref. Kb. Zwolle" schrijft v. W.:

Wij zouden bij 't lezen der vrome vijfde broohure der N.S.B, haast geneigd zijn te denken aan de woorden van Musisert's grooten voorganger Mussolini:

„Wij spelen op aUe snaren van de lier: wij spelen van godsdienst, zoowel als van geweld, van kunst evenzeer als van politiek."

Wat beteekent toch die belijdenis van de souvereiniteit Gods in den mond van de N.S.B.?

De belijdenis, die nu plotseling heet te behooren tot het diepste wezen van het Nat. Socialisme iu Nederland?

Als we brochure IV opslaan, om te weten te komen, wat voor godsdienstige ideeën de N.S.B, heeft, (behalve wat we reeds citeerden van „God, de drijfkracht van het nationale leven") dan lezen we:

„Wij eischen van onze leden de overtuiging, dai er verheven ordeningen bestaan boven de materie. Wij staan op den grondslag der bovennatuurlijke ordeningen."

Maar uit deze heidensche geloofsformuleering kan niemand een reohte lijn trekken die uitkomt op wat een Christen verstaat onder de Souvereiniteit Gods.

Wantrouwen? Neen, zegt de schrijver:

Wat is er nu waar, brochure IV óf V?

Want beide formuleeringen kan men niet naast elkaar handhaven.

In brochure III, die toch uitgangspunt was van brochure V, — immers is de laatste de concretiseering er van — schreef men, geheel in den geest van Darwine evolutie-theorie:

„Door het denken is de mensch bestemd om zijn dieilijkheid tot menschelijkheid op te heffen. Dte bestemming van den mensch is: redelijk te zijn, wat neerkomt op r e d e 1 ij k denken èn op (daardoor mogelijk gemaakt) redelijk handelen, wat hetzelfde is als z e - delijk handelen; zijn bestemming is zich te ontwikkelen tot geestelijk leven.

Geestelijk leeft de mensch eerst in zijn waarheid en dit doet hij door, al nsiar den aard VEUI zijn persoonlijken aanleg, deel te nemen aan het streven de samenleving in den vorm van een behoorlijken staat in stand te houden, èn door deel te nemen aan het eigenlijke cultuurleven, d.i. aan kunst, godsdienst, wetenschap of wijsbegeert e."

Wie deze hier en daar onzinnige denkbeelden op ziöh laat inwerken, staat verstomd over de „handigheid", om vanaf 't standpunt van een zuiveren Hege- Uaan, die door eigen kracht zich ontwikkelt tot g e e s • telijk leven, een „rechte" richtlijn te trekken, die uitkomt bij de belijdenis van de Souvereiniteit Gods.

Even later:

Zoolang men de andere brochures laat bestaan, zal de eene de andere tegenspreken.

Op diverse punten.

Maar vooral op dit punt van het geloof in God. De brochures I en II spreken niet van God.,

laam Göas is er zelfs niet in te vinden.

Brochure III levert een zuiver Heidensche Staatsleer en geeft slechts één keer, en dan nog in een noot onder aan blz. 10 den naam Gods te lezen.

Bij brochure IV begint de draai.

En V is dan heel vroom in haar bewoordingen.

De richtlijnen zijn niet bepaald recht. En ons vertrouwen in de N. S. B. wordt er nog minder op dan 't reeds was!

Dit draaien van I, II, III naar IV en V heeft men bij de N. S. B. wel gevoeld.

Maar men verklaart dit door een citaat aan te halen van Dr Colijn, die terecht in „Saevis tranquillus in Undis" schrijft, dat de toepassing der Schriftuurlijke beginselen zich wijzigt in overeenstemming met den door God zelf in het leven geroepen g e w ij - zigden volkstoestand en met de behoeften van onzen tijd. (Colijn, p. 48.)

Maar met dit citaat kan Mussert zich niet dekken!

Want Dr Colijn heeft 't oog op in den loop der tijden veranderlijke toepassing van onveranderlijke en onveranderde beginselen!

Maar Mussert geeft in brochure V geen nieuwe toepassing, naar de eischen van de gewijzigde tijdsomstandigheden van onveranderde en onverander 1 ij k e beginselen!

Verre van daar!

Ten eerste is 't v e r m e t e 1 e b 1 u f, om een citaat van Colijn, waarin van in den loop der eeuwen veranderde toepassing van beginselen gesproken wordt, toe te passen op een beweging, die haar beginselen verdraait na een tijdperk van drie jaren!

Dat is niet wat Dr Colijn op 'toog heeft.

Dat is de huik naar den wind hangen.

Ten tweede is dat dus politieke slimmigh e i d en toepassing van het spreekwoord, dat men meer vliegen vangt met stroop dan met de zure azijn.

De zure, wansmakende beginselen van de derde brochure maakten de Christenen in Nederland „kopschuw".

Handig zet men nu brochure V in elkaar, — een gewezen Calvinist moet zich o.i. daarvoor hebben geleend — en nü loopt men met de strooppot en roept de Christenen op, „hun h o o g e t a a k" te beseffen' en te volvoeren in dienst der N. S. B.

Men lette vooral hierop:

Of is het geen bedrog, als men zegt, dat de vijfde brochure concretiseert wat in III staat, terwijl ze op vele punten precies het omgekeerde brengt van wat de derde leerde?

Is het geen bedrog als men zich voordoet als heel C h r i s t e 1 ij k, en termen gebruikt, die men aan de Christelijke levensbeschouwing ontleent en ondertusschen daarin een beteeken is legt, die ze nooit hadden.

Als men spreekt van „God", verstaat men onder dien naam niet den God des Bijbels, maar den „god" van Hegel.

Als men spreekt van volksinvloed, bedoelt men daannee niet den gewonen invloed van het volk op de regeering des lands, maar een soort poppenspel als in Duitschland en Italië, waar Rijksdag en Kamer van Volksvertegenwoordiging niets te zeggen hebben.

En men speelt zijn valsche spel.

Wie op dat „concretiseeren" let, haalt zijn schouders op O'ver de valsche manoeuvre van het „vervallen-verklaren" van brochure III.

Zesde hoogleeraar.

Ter\ïTJI ik dit schrijf, is nog niet bekend, wat de gonerale synode zal doen ten aanzien van den zesden hoogleeraar te Kampen. De curatoren hebbeii — gelijk thans publiek is meegedeeld — in meerderheid zich in beginsel daarvoor uitgesproken; en de minderheid sprak dit niet tegen. In „De Refoi-matie" heb ik over deze aangelegenheid nog niet gehandeld; een voornemen daartoe heb ik ook niet. Waar evenwel de zaak algemeene belangstelling heeft, moge ik hier een oriënteerend artikel van Ds K, V. Anken in „Delftsche Kb." doorgeven:

Met dankbaarheid zal men gelezen hebben, dat de aangewezen verzorgers van de Theol School over den nieuwen leerstoel een voorstel aan de Generale Synode zullen aanbieden. Wat dus spontaan uit den hoezem der Kerken opkwam en blijkens de bij Prof. Schilder ingekomen giften voor dit doel bij mfenigeen groote sympathie vond werd zoodoende in de rechte bedding geleid. Het gevaar, dat anders toch zou dreigen, dat dit punt een liefhebberij-kwestie zou worden van enkelingen, is daarmede gekeerd.

De Theologische School is de school der Kerken en de K e r k e n in Synode vergaderd, daarbij voorgehcht door Curatoren en Hoogleeraren zullen te beslissen hebben, wat gedaan moet worden om voorziening te treffen in de onderhavige kwestie.

D'e beweging voor den 6en hoogleeraar vindt haar aanleiding in het feit van de afschaffing van het lectoraat. Men wete, dat tot bet moment, dat Dr Esser zijn 70e levensjaar voleindde, aan dezen het onderwijs in de Grieksöhe taal en letterkunde alsmede in de Latijnsobe taal en letterkunde was opgedragen. Bij het afscheid heeft prof. Greijdanus, die zich tegen de afschaffing tot het laatste toe heeft verzet, zijn spijt over dit curatorenbesluit kenbaar gemaakt en tegelijk de gedachte geuit, dat naar zijn meening de School het meest gediend zou zijn met niet slechts een lector maarkeen hoogleeraar voor die vakken. De groote noodzakelijkheid voor de a.s. dienaren des Woords om na het gymnasium dieper en verder ingeleid te worden in de „classieken", wilde hij er mee uitspreken.

Ongetwijfeld heeft de Hooggeleerde ook zelf niet kunnen vermoeden, dat zijn opmerking een antwoord zou vinden als sindsdien gegeven is. Maar dat het hem zal hebben verblijd staat vast. Ondertusschen is het fonds, waarvoor prof. Schilder het adres is, aangegroeid tot f 13.040, 90. Ongetwijfeld een bewijs, dat, deze actie in onze kringen groote' sympathie vindt.

Alleen het is te hopen, dat niet slechts sympathie maar het belang van de opleidin? onzer dienaren hier tot beslissingen mag leiden

Het lijkt mij toe, dat in verband met de vraagpun.! ten, die heden en in de toekomst aan de orde komen de toerusting voor onze a.s. predikanten zoo goed moge-' lijk moet zijn. En als curatoren met de huidige situatie voor oogen aan de Synode voorstellen terug te keeren op hun schreden, zal ongetwijfeld de „meeste" vergadering der Kerken dat verzoek inwilligen.

Dat de curatoren Kaajan en Meijster zich openlijk ten gunste van deze beweging uitspraken, geeft goeden grond tot de conclusie, 'dat het nog onbekende voorstel in de richting gaat door prof. Greijdanus begeerd.

Na de beslissing van de Synode kan dan de spontane actie, 'die tot hiertoe uiting vond in de naar prof. Schilder gezonden giften, overgaan in een meer georganiseerde actie, die de wegen zal vinden waarlangs da benoodigde gelden zullen worden gevonden. Dan is het een zaak van de Kerken zelf.

En zoo behoort het.

Moge God de komende Synode leiden om ook in deze aangelegenheid een eenparige besHssing te nemen.

Jan bennen^ Ik knip uit „De School met den Bijbel":

Een gezelschap geleerde heren zit bijeen. Daar sfeJt er een de vraag: Wat moet ge kennen, om aan Jan Latijn te leren? Natuurlijk zeggen allen: Latijn. Allen, op één na. Daar steekt een Amerikaan zijn neus in de lucht en roept: Dan moet ge Jan kennen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's