GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Escliatologie en prediking.

I.

Hel kan niet ontkend worden, dat onder ons de esctiatologie naar Gereformeerd belijden een verdieping heeft ondergaan, waarvoor wij niet anders dan dankbaar kunnen zijn. Het is vooi- ons niet alleen meer de „leer van de laatste dingen". Door de publicaties van den laatsten tijd is dunkt mij o.m. dit wel komen vast te staan, dat wij de gansche geschiedenis eschatologisch hebben te zien, en wel hierom, omdat de Heere eiken dag werkt om tot Zijn nieuwe wereld te komen. Omdat er een toekomende wereld is (aioon meiloon) daarom is elke dag van deze wereld (aioon houtos) eschatologisch, zit in eiken dag de spanning naar bet „pomt des tijds", het heendringen van God naar het einddoel. Met andere woorden, de catastrophe van den laatsten dag kan niet komen voor en aleer onze dagen er geweest zijn. Wij belijden toch ook, dat Christus wederkomt (de laatste dag) en dat Hij komende is (alle dagen). Hij, de HEER ook van alle dagen, werkt, opdat straks de laatste dag komen kan. Het is dan ook oiize groote vreugde, dat alle dagen eschatologisch zijn.

En het feit, dat alle dagen eschatologisch zijn, is niet iets nieuws. Ook Adam lieeft in het paradijs zijn dagen eschatologisch gezien, en beleden, en heeft ook verlangd naar die andere wereld, die hem beloofd was. Hij heeft ook in zijn dagen gebeden en geroepen tot Hem, Die de groote , , tijdvoltrekker" was, en Die werkte om deze wereld heen te dringen naar het oogenblik, waarop zij met een „schok" over zou gaan in een geheel andere wereld, die blijven zou tot in eeuwigheid. Ook Adam heeft verwacht het „onbewegelijk koninkrijk".

En waar wij vandaag de wereld en haar geschiedenis en ons eigen leven mogen zien als van Jezus Christus, den tweeden Adam, en wij in Hem weer mede-arbeiders Gods zijn, die vandaag in eenigheid met Gods Geest arbeiden, daar hebben wij ook het groote gebod ontvangen om weer in lioofd en hart te hebben het groole werk Gods, het groote systeem van Zijn arbeid. Niet ons systeem, niet onze beschouwing, maar het systeem der Schriften, dat wij dagelijks trachten beter te verstaan. Wanneer dan ook onze belijdenis aangaande de eschatologie verdieping heeft ondergaan, bewijst dat, dat wij nooit kunnen zeggen: wij zijn klaar. Ons geloovig denken heeft altijd te werken aan de openbaring Gods. Zoodra wij zeggen wij zijn klaar, gaat ontbreken de altijd doorgaande ^eloovige denkwerkzaamheid, en krijgen wij onze ^, beschouwingen".

Dit moet dan ook de eerste vrucht zijn van deze verdieping, dat wij beseffen weer üi de wereld te staan gelijk de eerste Adam eenmaal gestaan heeft, nu in Christus Jezus. Wij hebben als kinderen des koninkrijks te werken en te strijden en te bidden tot Hem, Die de groote tijdvoltrekker is. Het „Onze Vader" begint dan ook met deze bede „Uw Naam worde geheiligd". In deze bede ligt de erkenning, dat Hij, onze Souverein en Vader, in ons werken moet het willen en het werken naar Zijn welbehagen, dat Hij ons leiden moet door Zijnen Geest, zullen wij mede-arbeiders zijn, en als mede-arbeiders ook onszelf kunnen heenwerken naar hel. „punt des tijds", en dies naar de toekomende we^ reld. Wie deze bede bidt, belijdt dat al zijn dagen eschatologisch zijn in deze wereld, en dat de Heere de groote Werker is.

Wie zijn arbeid — welke dan ook — abstraheert van de toekomende wereld', die beleedigt zijn hemelschen Vader, Die hem weer te werken gezet heeft, maar ook, die kent niet — althans vandaag — de heerlijkheid van zijn leven in Christus, weer te mogen werken, en weer te kunnen werken in deze wereld, en in dat werk zelf ook van beneden uit de wereld heen te dringen naar het punt des tijds. En hij loopt gevaar zijn eigen zaligheid zoo te accentueeren, dat het eindpunt van zijn gedachten wordt het sLraks-in-den-hemel-zijn, terwijl hij niet voor zijn aandacht meer heeft het soli Deo gloria, hoewel hij er den mond vol van hebben kan.

Juist deze verbreeding van ons geloof aangaande de eschatologie zal ons leeren ons leven zuiverder te zien en onze dagen beter te accentueeren. Wanneer alle dagen eschatologisch zijn, hebben wij eiken dag te werken in vrede met God (een vrede, die ons beloofd i's op ons geloovig gebed) en in eenigheid met den Geest (welke ons toegezegd is; denk maar aan het Uw Naam worde geheiligd). En wie zoo leeft en bidt en werkt, die vertrouwt zichzelf eiken dag toe aan zijn hemelschen Vader, den werker en den tijd-vol trekker, en die gelooft, dat hij straks met God, zijn Souverein en Vader, het pimt des tijds bereiken zal, omdat God getrouw is en Gods werk eeuwig zeker is.

Men heeft in den laatsten tijd wel eens de opmerking gemaakt, dat het vele spreken over de eschatologie ons onrustig maakt. Het „eschatoliogisch .preeken" in onze kerken zou dan ook onder invloed van Barth c.s. staan. Maar is dat nu wel waar? Waar de Heere ons Zijn vrede heeft gegeven in Jezus Christus, en waar Hij ons in gemeenschap met Hem Zijn Geest schenkt, daar wordt het eschatologisch werken de blijdschap van het leven. Wie zenuwachüg wordt, wie onrustig wordt, wie het niet hebben kan, die vr^e zich af of het misschien daar van daan komt^ dat hij zich het gansche werk Gods, dus ook de komende catastrophe, ook het geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, zich niet voor oogen durft stellen. Wie zich den Heere voor oogen durft stellen — ik stel den Heere geduriglijk voor mij — die durft ook alle dagen voor zijn aangezicht te hebben, die verdringt niets meer uit zijn leven. Hij behoeft ook niets meer te verdringen, want hij leert dagelijks het vreezen en beven af. Hij denkt maar niet liever aan wat komende is, neen, hij werkt zich geloovig en dus ook kalm naar den uitersten dag heen en leert God danken, dat er gelukkig weer een dag voorbij is.

Een tweede opmerking is deze. Men zegt, wanneer gij zoo met nadruk over de eschatologie spreekt, en wanneer de preeken eschatologisch worden, dan zal men straks geen waardeering meer hebben voor deze wereld — waarin God ons „nog" zooveel gelaten heeft — en dan komt ge, al bedoelt ge dat niet, toch weer uit bij de dialectische theologie. Maar dit kan men alleen zeggen, wanneer men zelf aan de eschatologie verbindt het gedachten-oomplex, dat onder ons gangbaar •was. Wanneer de eschatologie voor ons alleen maar is het sluitstuk der geschiedenis en als sluitstuk der geschiedenis gebruikt wordt om op te roepen tot bekeering, dan kan dat zeker uitloopen op een verachting voor deze wereld. Maar dan is de eschatologie ook „het thema" van den een of anderen predikant, gelijk een ander tot „thema" heeft de „nimmer-eindigende eeuwigheid". Maar zulke thema's zijn ook geen bediening des Woords, wijl geabstraheerd van de ganscbe openbaring Gods.

Het feit, dat al onze dagen eschatologisch zijn, gelijk ook de dagen van Abraham, van ï)avid enz, moet ons er toe brengen deze wereld positief te zien. God beeft uit genade weer aan ons werk verbonden de wereld van de toekomst; wij zijn positieve mede-arbeiders Gods. Wij worden maar niet wat bezig gehouden door den Heere in deze wereld in afwachting van wat komende is. Indien dat zoo was, zou men kunnen zeggen: deze wereld is niets, laat ons ons heenstrekken naar de toekomende. Maar zoo staat het Goddank niet. WSj werken met twee werelden voor oogen. En deze wereld is eiken dag goed, omidat Christus haar gekocht heeft met Zijn bloed, en elke dag is van groote beteekenis, en al ons werk is van het grootste belang.

"Wij mogen geen dag zeggen het is hier „nog" goed en laten wij dat toch waardeeren. Wij moeten eiken dag met de dingen dezer wereld werken tO't Zijn eer — hoewel niemand onzer een volkomen werk aflevert, maar onvolkomen, en met zonden bevlekt. Wie zegt het is hier „nog" niet zoo slecht, en niet meer zegt, die loopt juist gevaar weer terug to vallen tot onze oer-zonde — het leven en het werk te abstraheeren van het groote werk Gods. Wij mogen geen dag deze wereld los zien van de toekomende, van de aioon melloon. Wij zullen weer leven met het gansche werk Gods voor onze aandacht — wij zijn toch een koninklijk priesterdom — en begirmen met de accenten m ons leven te leggen, zooals God dat ons beveelt. Dat is ootmoedig, wijl gehoorzaam. H ij begeert grootelijks naar de nieuwe wereld, daarom heeft Hij deze wereld lief. (Joh. 3:16). Daarom doet Hij Zijn zon opgaan over boozen en goeden. Omdat er een nieuwe wereld komende is, moeten wij met blijdschap in deze wereld werken, want zij is goed en schoon (in Christus), zoolang die andere nog niet gekomen is.

En als wij het weer zoo zien, en geloovig beleven, dan houden wij ook op met bijv. de geschiedenis van den moordenaar aan het krriis (ter elfder ure gered!) begeerlijker te vinden dan het leven van een Timotheüs, die van jongsaf < 3e Schriften geweten heeft. Wij zullen het voor groote vreugde achten, wanneer ons leven een verkiezing Gods is üi Zijn dienst, en wij jaren lang Zijn mede-arbeider mogen zijn. Het is heerlijk ter elfder ure gered te worden, maar heerlijker is van jongsaf tot Zijn dienst te zijn ingegaan, en vele jaren mede-arbeiders Gods te zijn geweest in deze wereld, die weer opgebloeid' is in Jezus Christus, Het is grooter verkiezing, en rijker genade.

Wij zullen ons verheugen, dat door Barth c.s. ook het vraagstuk van de eschatologie opnieuw gesteld is, en wij gedrongen zijn geworden onze gedachten er weer aan te besteden. Het is wel jammer, dat wij gedrongen moesten worden. Maar als ik wel zie, is het niet meer voor ons een hoofdstuk uit de dogmatiek alleen, maar tegelijk een werkstuk voor alle dagen. En ook op dit punt is weer opnieuw gebleken, dat gehoorzaam denken naar en uit de Schriften het leven altijd rijker maakt, want juist de Schrift bewaart ons voor abstracties.

En dat deze dingen ons ook wat te zeggen hebben voor onze prediking, dat begrijpen we nu vanzelf.

Maar daarover in een volgend artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1937

De Reformatie | 8 Pagina's