GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Christendom en Historie”.

Is hel noodig, in onzen kring een pleidooi te voeren voor hel belang van de beoefening der geschiedenis?

Oogenschijnlijk moet het antwoord op deze vraag ontkennend luiden. Wie belijdt, dat God de lotgevallen van personen en volken bestuurt, zal er zich wel voor wachten de geschiedenis achteloos opzij te schuiven als een quantité négligeable. Schrift en historie, openbaring ©n geschiedenis, christelijk en (dus) historisch: het zijn onder ons gangbare leuzen, ook al worden zij wel eens misverstaan. Men verwijt ons vaker over-, dan onderschatting van de historie en het his torisch-gewordene!

Ook ontbreekt het ons niet aan voortreffelijke verhandelingen over het karakter en de beteekenis van de geschiedenis. Denk slechts, om van nog levenden te zwijgen, aan Bavinck (in zijn „Wijsbegeerte der Openbaring") en Woltjer Sr (in „Ut cognoscant Te"). En bracht in de laatste jaren de polemiek tegen de dialectische theologie niet herhaaldelijk de waardeering der geschiedenis in discussie ?

Evenwel, belangstelling voor een discussie over geschiedenis is nog iets anders dan belangstelling voor het geschiedverloop zelf. Leest men onder ons, ik wil niet zeggen: populaire geschiedenisverhalen, maar: verhandelingen over historische kwesties ?

Ik meen, dat een bevestigend antwoord op deze vraag niet licht gegeven kan worden.

Nu is het waar, de schuld ligt gedeeltelijk bij de historici zelf. Al te vaak werken hun geschriften de misvatting in de hand, dat wetenschappelijke degelijkheid en leesbaarheid een tegenstelling vormen. Hun uiteenzettingen wekken soms den indruk, dat zij het stof van de geraadpleegde documenten niet van zich hebben kunnen afschudden. Of wel, zij laten zich gaan in een zóó omstandige beschouwing van detail-punten, liefst nog gelardeerd met een overvloed van onverteerbare aanteekeningen, dat zelfs de vakbroeder er zijn belangstelling bij verliest.

Maar ook het publiek gaat niet vrij uit. De echte belangstelling voor het verleden, die toch onmisbaar is om den eigen tijd te kunnen verstaan, is veel geringer dan vroeger. 'Zeker, nog steeds verschijnen er vele levensbeschrijvingen van historische personen, maar hun succes is eer een bedenkelijk dan een verheugend verschijnsel. Men kan blijkbaar de geschiedenis alleen nog maar verdragen wanneer zij, romantisch op^retuigd en in bevallige (maar misleidende) voorstelling, de gemakzucht van den haastigen lezer in 't gevlij komt.

De oorzaken van dit decadentie-symptoom laat ik hier in 't midden. Maar dat 'took onder, ons kan waargenomen worden, is buiten kijf. Het boek. waarop ik in dit artikel de aandacht wil vestigen, draagt er duidelijk de sporen van! Ware dit niet zoo, het zou eerder, èn in grooter omvang verschenen zijn.

Ik bedoel den derden lustrumbundel, uitgegeven vanwege het Gezelschap van Christelijke Historici, onder den titel „Christendom en Historie".^)

• Evenals zijn beide voorgangers, onder gelijken titel verschenen in 1925 en 1931, bevat ook deze bundel een verzameling historische bijdragen van uiteenloopenden aard. Dit is begrijpelijk wanneer men weel, dat het Gezelschap niet alleen bestaat uit historici zonder meer, maar ook historischgeoriënteerde litteratoren, theologen en juristen onder zijn leden telt.

Wat hen vereenigt is, naar het Voorbericht van één der bundels zegt, het streven om „afzonderlijke aandacht te schenken aan vraagstukken, die de rol van hel Christendom in de geschiedenis en den invloed van onze Christelijke overtuiging op het historisch onderzoek raken". Eens in de vijf jaar geeft het Gezelschap ©en aantal der voordrachten, op zijn halfjaarlijksche vergaderingen gehouden, in boekvorm uit.

„Wij koesteren de hoop", zoO' schreef de eerste commissie van redactie, „dat (deze bundel) vooral de aandacht zal trekken van het Christelijk publiek, dat, wanneer wij ons niet bedriegen, meer dan vroeger jaren het geval was, vraagt naar wetenschappelijk werk, mits aangeboden in een vorm, die het genietbaar maakt voor breederen kring."

De feiten hebben dit optimisme gelogenstrafl! Slechts met moeite konden voor de tweede cii derde verzameling uiigevers worden gevonden.

Aan de kwaliteit van het werk kan dit geringe succes niet geweten worden. Terwille van de lezers, die de vorige bundels niet kennen, geef ik hieronder een opsomming van de artikelen, die daarin staan. Reeds uit de titels blijkt de belangrijkheid van het meerendeel dezer verhandelingen. ^)

Ook de nieuwe bundel bevat verschillende bijdragen, die alleszins waard zijn om gelezen eu overdacht te worden. Niet het minst, omdat zij zich ten deele bezighouden met onderwerpen die in sterke mate actueel zijn, en daarover grondige historische voorlichting geven. Hel moge blijken uil het volgende, beknopte overzicht, waarbij ik mij houd aan de volgorde van het boek zelf.

Prof. Van Schelven opent de rij met een artikel, getiteld: „Biographiek. De kunst van levensbeschrijven van Plularchus tot Emil Ludwig". Na een interessant historisch overzicht gaat hij na, waarin het verschil bestaat tusschen geschiedschrijving en levensbeschrijving. In deze laatste, mits niet beoefend a la Ludwig, ziet hij voor den historicus een schoone, profetische taak: sterking van geloof en hoop bij de menschheid.

Dr N. van der Laan behandelt als litter atuurhistoricus een anti-pauselijk pamflet van Erasmus, waarvan hij levens een vertaling geeft. Ook hier blijkt weer Erasmus' halfslachtige houding: felle kritiek, waarvan hij echter de consequenties niet aandurft. Maar Luther beschouwde het geschrift als een krachtig wapen in den strijd tegen Rome.

Dr J. A. H. J. S. Bruins Slot schrijft, zonder overigens het onderwerp uit te putten, „Over de beteekenis van de natie voor de politiek bij Groen van Prinslerer". Het moderne nationalisme heeft de verhouding van staat, volk en natie weer aan de orde gesteld. Men denke maar aan Duitschland, waar staat en volk tegenwoordig geïdentificeerd worden. Dr Bruins Slot laat zien, dat Groen ver van een dergelijke opvatting af stond.

Eveneens over Groen in verband met actueele vraagstukken handelt een artikel van D r L. W. G. S c h o 11 e n. Naar aanleiding van de parlementaire crisis van 1866—1868 bespreekt hij Groens houding tegenover het parlementaire stelsel. Groen wilde een zelfstandige volksvertegenwoordiging, met ruime invloedssfeer, maar tevens een zelfstandig en krachtig koningschap.

Waar in onze dagen van verschillende zijden wordt aangedrongen op terugkeer naar den corporalieven of standenstaat, is het zeer instructief, te lezen wat Dr J. H. Smit meedeelt „Over het

ontstaan en wezen van den standenstaat." Op groBcl van wat de geschiedenis ons leert wijst hij dit verlangen met kracht af. Maar al te vaak leidt het naar het moderne staatsabsolutisme, met zijn verwerping van de Christelijke staatsgedachte.

Prof. Sneller ten slotte geeft een overzicht van de „Economische inzichten van Maarten Luther". Eveneens een onderwerp, dat met allerlei actueele kwesties in verband staat. Zijn conclusie luidt; „Calvijn als econoom wijst naar de toekomst; Luther als econoom komt niet boven het verleden uit".

Gelijk men ziet, verscheidenheid genoeg. En de namen der schrijvers waarborgen degelijkheid. Door zulke lectuur verrijkt men zijn inzicht, niet slechts in de geschiedenis, maar evenzeer in de vraagstukken van vandaag.

Vinde deze bundel de belangstelling, waarop hij recht heeft en waardoor alleen de voortzetting van deze reeks mogelijk wordt!


1) N.V. G. J. A. Ruys' Uitgeversmaatschappij, Zutphen, 1937.

2) - „Christendom en Historie", Eerste bundel (1925):

Dr H. J. Smit, Christendom en Historie.

Prof. Dr A. A. van Schelven, Historie en Leven.

Prof. Dr H. Wagenvoort, Marcus Aurelius en zijn verhouding tot het Christendom.

Prof. Mr L. J. van Apeldoorn, De historische ontwikkeling van het recht omtrent de huv^Jelijkssluiting in Nederland,

Prof. Dr Th. L. Haitjema, Calvijn en de oorsprongen van het Nederlandsche Gereformeerde kerkrecht.

Dr J. C. Breen, Gereformeerde populaire 'historiographie in de 17de en 18de eeuw. ,

Prof. Dr Z. W, Sneller, Willem van Hogendorp in zijne betrekking tot het Réveil.

Prof, Dr A. Goslinga, Het conflict Groen—Van der Bruggihen.

Tweede bundel (1931):

Dr N. van der Laan, „Marones Christiani".

Prof. Mr L. J. van Apeldoorn, Het voortbestaan der parochies na de Reformatie.

Prof. Dr A. A. van Schelven, Historisch onderzoek naar den levensstijl van het Calvinisme.

Prof. Dr J. Wille, De Gereformeerden en het tooneel tot omstreeks 1620.

Prof. Dr A. Goslinga, Het einde der Qassis Amsterdam. Dr J. C. H. de Pater, Nederland en Hongarije in 1681. - Mr-B. de-Gaay Fortman, Mr Aeneas Baron Mackay van Ophemert (1806—1876).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's