GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde Zich aldus: Johannes 21:1.

Cbristus' Iieerlijklield over den aardscben arbeid Zijner discipelen.

Aldus...

Ja, hoe openbaart Cluistus zidh' hier?

In Zijn opstandingsheerlijkheid voor de praktijk van ons dagelijksch leven.

Want Hij draagt de Koningskroon, ook over het stoffelijke. Hij bevrijdt alle kreatuur .y.an.den Vloek over de zonde. 'En Hij^ wil, dat we Zijn levenskracht óók openbaren in onze maatschappelijke roeping!

Laat ons zien.

Christus laat hier eerst de heerlijkheid van Zijn verrijzenis zien over de smart van den arbeid Zijner discipelen.

Want dat groepje van zeven Apostelen, dat een nacht is gaan visschen, ervaart de smart van den arbeid: ze vangen niets, de netten blijlven leeg; kregelig en koud, moe en hongerig komen ze terugvaren naar de kust — en als ze daar in het grijzig ochtendlicht een vreemdeUng op den oever zien slaan, die hun Vraagt: „Kinderkens" (jongens, , zouden wij zeggen) „hebt gij niet wat om bij' 't brood te eten? " antwoorden ze bits en onvriendelij'k': „neen!"

Maar over deze smart van den arbeid glanst de heerlijkheid van den Verrezene!

Want dat niets-vangen in dezen nacht is maar niet iets toevalligs. Daar staat Jezus achter — vergeet niet, dat het verhaal van dezen somberen, mismoedigen, naditelijken tocht aldus aanvangt:

„En Hij op en ba ar de Zich aldus" ... Christus wil Zijn discipelen ontdekken aan hun fout.

Die is niet deze, dat ze zijn gaan visschen, zijn gaan werken... maar ligt hierin, dat de disdpelen scheiding maken tusschen hun taak als disdpelen van Christus, en hun maatschappelijke levenstaak.

Want ze leven niet uit het gelo of !

We krijgen uit het verhaal immers den indruk, dat ze het wachten op Jezus min of meer moe zijn: Hij had gezegd: „aldaar zult gij Mij zien!" — maar Hij' tóéft te komen — nu zeggen ze: laten we maar gaan visschen! en daar ligt de gedaehte achter: als Jezus niet komt, moeten we toch den kost verdienen, en de wereld door.

Dat nu is foutief.

Zij' leven in dezen gedachtengang, dat de opgestane Heiland' alleen maar beteekenis heeft voor hun geestelijk leven, maar naar netten en vischvangst, naar dagtaak en dagelijksch brood niet omziet... daar heeft Hij' niets mee te maken.

En daar heeft Hij juist ALLES mee te maken. Om hun dat te leeren, Iddt de Verrezene 't juist zoo, dat zij in dezen verdrieügen nacht niets vangen. Daarin beproeft Hij hen: zij moeten Hem leeren kennen, en de kracht van Zijln opstanding — leeren zien, 'dat Hij' met Zijn vernieuwende kracht heel het samenstel der wereld heeft aangegrepen ^ daarom is Hij' de onzichtbare Stuurman aan het roer geweest, en beeft hun schip geleid naar plaatsen, waar geen scholen visch aanwezig zijn.

En daarom laat de Opgestane Zijn heerlijkheid ook glanzen over den rijkdom van hun arbeid. Ge kent het verhaal wel: die vreemdeling daar op den oever geeft het advies, dat als een bövel klinkt: „werpt het net uit aan de redi'terzijde van het schip!"

De discipelen dóen het.

Is dat geloofsgehoorzaamheid? Neen, want pas na 't ophalen van het net bemerkten ze, dat het Jezus is. Misschien hebben ze wel gedacht, dat die vreemdeling een vakman is. In elk geval, ze dóen het — en nu strekken zich de touwen, met volle zwaarte zinkt het net weg, zwoegend trachten ze het binnen te halen, maar het lukt niet, ze moeten het opgeven.

Hoe licht hier de heerlijkheid van Christus over den aardsdien arbeid Zijner disdpelen!

In dit teeken doet Hij hun den r ij k d O' m van hun aardschen arbeid zieii — een rijkdom, welke niet hierin bestaat, dat zij altoos gevulde vissdierspinken en weivoorziene portemonnaies en loonende bedrijven bezitten — maar daarin, dat Hij, de Eerstgeborene uit de dooden, ook Koning is der zienlijke schepping. Die heeft Hij mee aangegrepen in Zijn opstandingskracht. Ook den arbeid. Niets staat buiten Hem. Alles dient Hem. Hier een groote school visschen (153!) — of een gezegende handel, een winstgevende zaak, een behoorlijk-gesalarieerde betrekking... daar leen vruchtelooze vangst, een leeg schip', een gededmeerd inkomen, een niet-meer-loonende handel, een met-verlieswerkende zaak...

Welk een Paaschboodschap juist m onze dagen van drukkende donkerheid — nu de tijd, waarin volop genoten kon worden van de arbeidsvreugde, plaats heeft gemaakt voor leen tijd, waarin de smarten van den arbeid steeds zwaarder drukken ... waarin sterke, gezonde handen of knappe begaafde hersenen gedwongen worden tot nietsdoen.

Het is een tijd, waarin de satan listig fluistert: waar is nu uw levende Heiland? wat hebt ge aan een Zaligmaker, die u paait met een wissel op de eeuwigheid, maar de nijpende broodvraag niet tot oplossing brengt?

Ja, dan komt de satan in het veelkleurig gewaad van het marxisme, en speelt melodieën van een komenden heilstaat, en van een vernieuwde maatschappij, en van een plan van den arbeid — of hij komt in de schreeuwend-bonte kleeding van het nationaal-socialisme, .en strooit kwistig beloften uitjen trekt zielen onder het koningschap van Christus vandaan, en doet ben op menschen vertrouwen in plaats van op den Heere alleen!

Alsof 'de arbeid buiten den Verrezene zou staan! Alsof Hij ook in onzen tijd niet staat als op den oever van de fel-bewogen levenszee!

Alsof Hij niet nóg, in aanbiddelijke wijsheid, Zijn kinderen leidt langs de wegen, die Hij voor hen noo'dig keurt, ook in het maatschappclijik leven; om hen te beproeven •— om hen te doen zien, dat al hun vertrouwen alleen op Hèm gevestigd moet worden, niet op Ir Mussert, en niet op

Ir Albarda, en evenmin op Dr Colijn. Alleen oi> Hèm — want grooter dan onze Helper is de nood nooit. Machtiger dan Jezus Christus is geen krisis.

Daarom heeft Hij Zich daar aan de zee van Tiberias aldus geopenbaard!

Aldus...

Opdat wij zouden arbeiden, wetend, dat onze arbeid niet ijdel is in den Heere!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's