GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beteekenis van het onderzoek. — De Statenvertaling. — Het Oude Testament. — De mensdh als getuige. — God als Getuige.— Een zaak als getuige. — Conclusie over het O.T. — De rabbijnen.

Getuigen In den fiübel.

I.

Wat heeft Jezus bedoeld, toen Hij zeide: „... gij zult mijn getuigen zijn, zoo te Jeruzalemj als ih geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde", Hand. 1:8?

De \Taag is belangrijk. Indertijd wei'd een Gereformeerd predikant over zijn feilen afkeer van het vrouwenkiesrecht heeur geholpen door de opmerking van den heer Golijn in een verkiezingsredie, dat Cliristus aan al Zijn discipelen, mannen en ^TOuwen, had gegeven de opdracht: Gij zult Mijn getuigen zijn; eia nog citeeren Christelijke politici gaarne deze Sclirift. In den kerkelijken strijd van heden doet het woord zijn dienst; Asmussen en anderen gaven hun Andachtsbuch der bekennenden Kirche onder den titel: Ihr sollt meine Zeugen sein. Barth wil in ieder mensch den getuige van Jezus Christus verwachten, omdal ieder mensch in de kerk in het Ucht der belofte komt: Gij zult mijn getuigen zijn! De menschen van de Oxfordgroepen gebruiken het woord om op te roepen tot den specialen vorm van getuigen, dien zij deelen noemen.

Hebben, wie Hand. 1:8 in dezen trant gebruiken, den zin van dit woord der Schrift recht verstaan, en er aan recht .gedaan?

Wa't beteekent dat tegenwoordig zoo' veelvuldig gebezigde woord getuigen in den Bijbel?

In de Statenvertaling komen de woorden getuige, getuigen en getuigenis herhaaldelijk voor. Eigenlijk te vaak; en te weinig!

Te vaak in het Oude Testament. Zoo dikwijls daar vooral de wet der Tien Geboden wordt aangeduid als het getuigenis of de getuigenissen, is de vertaling door verordening beter. Het dan gebruikte woord beduidt het voorschrift, clat met nadruk ter nakoming is ingescherpt. De plaatsen waar het voorkomt, schakelen wij biji ons onderzoek gevoegelijk uit.

Te weinig in het Nieuwe Testament. Daar komt in de Statenvertaling ongeveer vijf en twintig maal het woord betvugen voor. Dat is vijf maal te veel. Plus minus twin lig der plaatsen met betuigen vallen buiten ons bestek. Maar met vijf er van moet ieder zeker rekenen, die de beteekenis van getuigen in den Bijbel onderzoekt. Het zijn Joh. 13:21, 18:23; II Kor. 8:3, 1 Tim. 6:13 en Op. 1:2. Men leze daar in plaats van het betuigen van zijn huisbijbel het woord getuigen van den oorspronke^ lijken Griekschen tekst.

Houden we het geconstateerde „te vaak" en „te weinig" voor oogen, dan kunnen we verder wel op de Statenvertaling afgaan voor ons geval.

De getuige is in het Oude Testament de man, die een plechtige verklaring voor den rechter aflegt. Hij is daartoe alleen gerechtigd, indien hij iets gehoord of gezien heeft en het zoiodoende weeti hij is anderzijds verpUcht, om het recht zijn loop te doen hebben tegen de ongerechtigheden, waarvan hij door hooren en zien kennis draagt. Lev. 5:1.

Om deze verplichting tot het gaan getuigen over het kwade is het begrip getuige zeer nauw verbonden met dat van aanklager, ledere Israëlietische man moet waken over de heiligheid van de wet, zooals in de Nieuwtestamentische gemeente ieder der leden een roeping heeft ten opzichte van den broeder, die zondigt en dreigt verloren te gaan, Matth. 18:14, 15. Er is in Israël geen openbaar ministerie, dat den misdadiger doet vervolgen en hem aanklaagt. Wie werkelijk iets weet over gepleegd onrecht, moet er mee naar den rechter gaan en er een plechtige verklaring van idoen. Zijn getuigeh nis wordt dan vanzelf ©en aanklacht. Ja, in de Israëlietische rechtsbedeeling gaat de taak van den man, dia misdrijf hoorde, en zag, nog verder. Hij moet ook het vonnis voltreklsen. Op de uitspraak van twee getuigen, of drie getuigen, zal hij gedood worden, die sterven zal; op de uitspraak van een eenigen getuige zal hij niet gedood worden. De hand der getuigen zal eerst tegen hem zijn, om hem 'te dooden, en daarna de hand van het gansche volk; zoo zult gij het booze uit het midden van u wegdoen, Dt. 17:6, 7.

In Israël kende men ook den valschen aanklager, die in onze , Stateiivertaling .steevast de valschei getuige heet. Hij is de man, die een ongegronde aanklacht indient; hij wil daardoor zijn vijand het slachtoffer maken van een verhoopte willekeurige rechtspraak, of van een vonnis, dat den rechter afgedwongen werd door het listig opereeren met valsche getuigenissen. Izebel heeft valsche getuigen tegen Nabot gehuurd. In het negende gebod had de Heere dat met zooveel woorden verboden: Gij zult niet optreden als valsche aanklager!

Tegenover den valschen getuige staat de trouwe. Hij is de man, die een eerlijk relaas geeft van de zaak, waarover het jjroces loopt; in het geval van een valsche aanklacht treedt hij dus als pleitbezorger op. Een mooi voorbeeld van getuigen-pleitbezorgers geeft Jes. 43:9 vlg. De profeet stelt het daar voor, alsof een rechtsstrijd gevoerd wordt tusschen den HEERE en de afgoden. Het punt in kwestie is vooral, wie over de leiding der wereldhistorie beschikt. De afgodendienaai-s pretendeeren dat voor hun meesters. Maar een dergelijke beschikking moet blijken; blijken uit het geven en in vervulling doen gaan van profetieën. Laat nu de afgoden hun dienaars als getuigen doen optreden, die over vroegere profetieën en hun vervulling moeten kunnen spreken, indien hxtn goden inderdaad zijn wat zij van hen gelooven. Maar de afgodCin zullen hun zaak niet kunnen bevorderen door het aanvoeren van getuigen-pleitbezorgers. Hoe veel sterker staat de zaak van JHVH. Hij kan tot Israël zeggen: Gij zijt Mijn getuigen. Israël is oor- en ooggetuige van Gods daden en woorden. Het kan bezweren, dat Hij de leiding der wereldihistoriei in Zijn hand heeft en dat| Zijn raad bestaat. Zoo is het volk Gods Zijn verdediger.

Dit over den mensch als getuige in het Oude Testament.

Maar ook God draagt diein naam. De HEERE is recht... en in Hem is geen onrecht. Dus kunnen al da Zijnen op Hem rekenen. Want Hij is de Alwetende. Als Degene, die werkelijk iets hoorde en zag, behoeft Hij zich niet te legiümeeren. God is Getuige, b.v. bij de verbondssluiling tusschen Laban en Jacob; Hij zal het tegen den verbondsbreker opnemen. Daarom noemt Job Hem zijn Getuige in den hemel, 16:19. Jobs vrienden beschuldigen hem; er is een geding tusschen hem en zijn vrienden. De aarde bedekke zijn bloed niet. Het aangedaiae onrecht roepe onophoudelijk naar den hemel. Daar is God, die alles weet van de dingen, waarover zijn vrienden beschuldigingen bazelen. En God zal aan Jobs zijde sitaan, als Jobs Getuige, zijn pleitbezorger, advocaat, scheidsman en bloedwreker.

Doch God zal ook teigen zijn vijanden als Getuigd optreden. Men verstaat dat niet, wanneer men den getuige-aanklager niet ziet. Wanneer de profeten zeggen, dat de HEERE ten getuige tegen de volken komt, en dat Hij een snel getuige zijn zal tegen de toovenaars en overspelers en meiriieedigen en uitzuigers, Micha 1:2, Mal. 3:5, dan is dit zoo te verstaan, dat God, die al dat kwaad kent, als aanklager optreedt en tevens het vonnis uitspreekt en uitvoert, zooals we dat laatste ook door den menschelijken getuige zagen geschieden.

Zoo is in het Oude Testament getuige een geweldig scherp toegespitst juridisch of forensisch begrip. Dat komt ook aan het licht, wanneer we het woord getuigenis, of getuige voor een zaak gebruikt, daar nagaan. Zulk een zaak-; getuige of getuigenis is altijd bizonder expressief. Het is een demonstratie; een appèl op het geheugen en op het geweten. Abraham en Abimelech sluiten een verbond; daarbij wordt vastgesteld', d'at Abraham een omstreden put gegraven heeft; Abraham geeft nu aan zijn bondgeinoot zeven lammeren en wanneer Abimelech deze accepteert, zit hij daardoor vast; het aanvaarden van het geschenk is een getuigenis. Gen. 21:30.

Om nog een sprekend voorbeeld te geven: God laat Mozes een lied zingen. In verre geslachten zal het worden gereciteerd. Wanneer dan Israël in Kanaan is en van den HEERE af zwerft en door Zijn wraak getroffen wordt en vervolgens gaat klagen, dan zal dat oude, bekende lied van Mozes een herinnering zijn aan het verbond tusschen den HEERE en Zijn volk; en het zal ook Israël vastzetten, indien het ooit God verwijten zou willen maken over Zijn toom en straf. Dit. 31:19 vlg. i)

Wat tot getuige, of tot getuigenis is, dient als bewijsstuk. De goede herder vlucht niet, gelijk de huurling, wanneer de leeuw of de beer komt om van zijn kudde te rooven; hij vecht wat hij kan. Maar misschien kan hij het roofdier niet opi de vlucht drijven voordat het een der beesten van de kudde heeft gedood. Wie moet dan de schade betalen, de eigenaar of de herder? Indien de herder een restant van het verscheurde dier kan toonen, gaat hij vrijuit. Wat hij uit den muil van den leeuw heeft gered dient als ontlastend bewijs. Het is een getuigenis, ©en bewijsstuk, dat hij niet zonder dapperen tegenstand het dier van zijn kudde heeft gelaten in den bek en de klauwen van het roofdier. Ex. 22:13.

We kunnen nu voor het Oude Testament reeds tot een conclusie komen. De getuige heeft een belangrijke functie bij het verloop van het recht. En wel om deze reden, dat het recht met feiten te doen heeft, en de getuige de manf is, die d'e feiten hoorde of zag, er dus zaakkundig over spreken kan. De waarde van een getuige wordt beheerscht door zijn feitenkennis. Zijn plaats in het proces is die van aanklager en voltrekker van het vonnis; of van pleitbezorger. Geconstateerde feiten worden geconfronteerd met de wet, waaronder Israël leeft. Het recht kan zich wreken aan dein* onrechtvaardige, omdat getuigen hem verklagen. Of ook, het recht kan den rechtvaardige vrijspreken, omdat trouwe getuigen hun feitenkennis in geding brengen en den beklaagde ontlasten. Elke rechtsoefening wordt onrecht, zoo' ze niet met feiten te doen heeft. De getuige is biji het rechtsr verloop de man, die voor de feiten en aldus voor het functioneeren van het recht staat.

De rabbijnen hebben het Oude Testament in dit opzicht e-venzoo verstaan. 2e werkten het onderhavige, punt uit in wat de Talmud over de positie van den getuige zegt. Het is wel aardig, daar iets over te weten. Jezus en de apostelen hebben in Palestina onder meer dan één rechtsbedeeling geleefd, maar practisch was die van het rabbijnsche gewoonterecht de voornaamste, en in ieder geval voor hun voorstellingswereld en spiraakgebmik de belangrijkste. Een Jood, die in dien tijd over getuigen dacht en sprak, deed het, zooals het gebruikelijk was in de vele rechtszittingen, die hij kon bijwonen. En nu is het voor ons van gToote beteekenis. dat .men in Palestina ten tijde van Jezus en de apostelen over het begrip .getuige onder de Joden vrijwel zuiver Oudtestamentisch gedacht heeft, voor zoover wij dat uit het later geformuleerde, maar van oude 'tijden her dateerend© Talmudische recht kunnen afleiden.

Dit Talmudische recht veronderstelt overal, dat slechts de gelijkluidende uitspraak van twee of meer getuigen bewijskracht heeft. In pirocessen, die het leven raken, heeft de uitspraak van één getuige niet de minste kracht. R. Jehuda ben Pasi, een gevierd wetsleeraar, betrapte twee individuen op paederastie; zij voegden hem brutaalweg toe: „Rabbi, denk er aim, dat u maar alleen is on wij zijn met z'n tweeën". Alleen ooggetuigen hebben recht van spreken. Daarom zijn volslagen blinden onbekwaam tot het afleggen van een getuigenis. Een getuigenis op grond van hooren-zeggen, dat wil zeggen: een weergave van wat men uit den mond van een wezenlijke getuige heeft gehoord, kent bet Talmudisch recht niet. Zóó sterk stond men op dit uitsluitend ooggetuigenis, dat zelfs de meest voor de hand liggende conclusies uit wat men gezien had, niet werden toegelaten. Men zei b.v. tot de getuigen, in de waarschuwing om niets dan de feiten te geven: „Misschien hebt ge slechts gezien, dat de een den ander volgde, beiden verdwenen verderop, ge liept hen achterna en vond den vervolger met een van bloed druipend zwaard in de hand, terwijl de vervolgde rochelend op den grond ligt. Wanneer ge slechts dit gezien hebt, hebt ge niets gezien."

Ook in het Talmudische recht vallen getuigenis en aanklacht samen. Een openbare aanklager is aan het Talmudisch recht vreemd. De misdaad moet zijn aanklager vinden in ieder, die vol i'echtvaardigheidszin getuige ervan is. En zoo iemand, het meest verbitterd als hij was door het zien van het misdrijf en , het meest overtuigd van de schuld van den veroordeelde, moest ook bij diens terechtstelling als beul optreden.


1) „Getuige" in- Deut. 31:19 Statenvertaling, is onzijdig. Vroeger beteekende het onzijdige getuige ook: getuigenis. Vgl. de staande uitdrukking: „van goeie getuigen voorzien".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1939

De Reformatie | 8 Pagina's