GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het jaar dat ging.....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het jaar dat ging.....

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij ontvingen van den heer W. C. F. Scheps, journalist te 's-Gravenhage, het volgend overzicht over 1939, dat

we in ons blad gaarne een plaats geven.

K. S.

O God, die droeg ons voorgeslacht in nacht en stormgebruis, bewijs ook ons Uw trouw en macht wees eeuwig ons tehuis !

En duizend jaar gaan als een dag van gist'ren voor U heen, een schaduw, een gedachte vaag, een nachtwaak, die verdween.

ISAAC WATTS (1674—1748).

Weer maken we ons op om een jaar te gaan begraven. En er zal bij dezen keerkring wel niemand zijn, die zulks doen zal, omdat hij met optimisme naar de toekomst staart. Want de wereld bloedt uit duizend wonden en de beschaving vlucht van het aardrijk nu de bajonet, het kanon en de dieptebom hoogtij vieren in Europa. Nu als een gevolg van dezen onzaligen volkerenkrijg de wereld en de volkeren met den dag verarmen en allerlei arbeid in Gods Koninkrijk daar als vanzelf den weerslag van ondervindt.

Als wij zien om de verschijnselen rondom ons heen en we kijken onze kinderen eens aan, dan rijst in ons hart de bange vraag: Waarvoor brengen wij hen groot en hoe zal de wereld er uitzien als zij tot volwassen leeftijd gekomen zijn?

Er is reden te over om op dezen Oudejaarsavond tot ons zelf in te keeren, want Gods gerichten zijn op de aarde. En het veelszins benauwende is, dat het aardrijk ze wel ziet, maar niet beeft!

Alleen het geloof in Hem, die ook ons voorgeslacht droeg en die de Zijnen ook in de hel van 1939 en 1940 niet zal verlaten noch begeven, kan ons staande houden. En het oog des geloofs ziet ook andei's dan dat van hem, die alleen leeft uit de rede en uit redeneeringen van natuurnoodwendigheid. Het let op Gods gangen in de historie. Het is ten hemel geslagen waar Hij woont, die Nederland niet alleen bij den vrede heeft willen bewaren, maar het rijke zegeningen heeft willen schenken. En wat onderscheidt dat Nederlandsche volk van zooveel andere naties in Europa? Ook bij ons was ontrouw en oók in ons volksleven heeft on- en bijgeloof triumfen gevierd. Nochtans heeft God ons volk gelaten geestelijke vrijheid en een ongehinderde gelegenheid Hem te dienen naar de inspraak van het geweten. En de Christelijke actie heeft, hoezeer de tijdsomstandigheden haar tot een belemmering zijn, op menig terrein mogen bloeien en een stempel mogen zetten.

Daarvan getuigen ook de feiten on gebeurtenissen, die v/ij hieronder gaan verhalen. Zeker, het kerkisme was ook nu niet geheel afwezig bij allerlei arbeid, die bedoelt de bevordering van het koninkrijk van onzen gezegenden Heiland. Soms vraagt men zich af of de benauwenis nog meer moet toenemen, opdat de Christenen hun diepere eenheid zullen terugvinden. Maar anderzijds zijn er ook symptomen, die er op wijzen, dat het besef, dat het nu geen tijd is om zich in beuzelingen te verliezen, toeneemt.

Moge dit zoo blijven en in Nederland een volk gevonden worden, gewillig op den dag van Gods heirkracht!

In de Gereformeerde Kerken.

Vingen we een vorig overzicht in betrekking tot de Gereformeerde Kerken aan met de opmerking, dat de synode van Sneek haar schaduwen reeds vooruitwierp, wij kunnen thans zeggen, dat het leven in die Kerken nog staat onder den invloed van de nog niet definitief gesloten synode.

Onder bijkans dramatische omstandigheden kwam de synode 29 Augustus bijeen. 28 Augustus was zoo juist de mobilisatie afgekondigd en 29 Augustus was Sneek een vrijwel geïsoleerd en moeilijk bereikbaar oord geworden. Maar de synode besloot haar arbeid voort te zetten en de zittingen niet te verdagen. Wij behoeven over alles wat de synode heeft besloten, niet in den breede te verhalen, want in tegenstelling tot de zittingen van de Haagsche synode, die geheim zijn, vergaderde de Sneeker synode, gelijk haar voorgangsters, voor het overgroote deel in het openbaar.

Men heeft geklaagd over haar langen duur en dat, terwijl er immers een nieuwe werkwijze is ingevoerd. Maar die zulks doen vergeten één ding, en dat is den geweldigen uitbouw van het Gereformeerd kerkelijk leven. Wat al zaken moet een generale synode in dezen tijd al niet afdoen, vergeleken met laat ons zeggen een 25 a 30 jaar geleden.

Neem alleen maar eens de zendingszaken. Welk een vlucht heeft de Geref. zending in Ned.-Indië niet genomen en welk een superieuren naam geniet zij niet in ons Insulinde. Deze zending is krachtig en levend en expansief in hooge mate. En als er een zendingsterrein niet meer te exploiteeren valt, dan vraagt men aan de Gereformeerden of zij het dan niet willen overnemen, getuige het aanbod van Madioen.

En dan spreken wij maar niet van de belangen der militairen en der zeevarenden, der verstrooiden in Ned.- Indië, in Frankrijk en België, van de radio en van het Zuiderzeegebied, van de Theol. Hoogeschool en van de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit, van de eenheid der Gereformeerden en van de mogelijkheid van een Oecumenische synode. En zoo zouden wij kunnen doorgaan. En al haar beslissingen gelden voor een periode van niet minder dan drie jaar! Wie het zóó beziet en dan eens kijkt naar de werkdagen van de leden der synode, die moet toestemmen, dat hier veel werk in stagen ijver is verzet. Waarmede wij niet zeggen willen, dat de menschen van Siegerswoude en De Wilp, van Halle en Varsseveld, niet wijzer moeten wezen en niet een generale synode moeten ophouden met hun vervelende grensgeschillen.

Als wij het goed zien, dan is de synode van Sneek voor het leven van de Gereformeerde Kerken een goede geweest en zal zulks in de toekomst nog wel meer blijken. Zeker, er liggen nog heel belangrijke zaken te wachten voor de verdaagde synode, waarvan we noemen de leergeschillen en het rapport van de commissie van acht, de bedroevende zaak-Goossens en de niet tot eere der Kerken strekkende zaak-Drachten, de kwestie van de tucht over Doopleden en van de roeping van den Gereformeerde op sociaal terrein, om ons daartoe slechts te beperken.

Maar tal van voor het leven der Kerken belangrijke aangelegenheden mochten hun beslag krijgen en waar er zooveel controversen in deze Kerken tusschen verschillende leidende figuren gerezen waren, daar was het met elkander samenwerken en samenspreken in commissie en synode niet anders dan heilzaam te achten. Er zijn dan ook geschillen van persoonlijken aard beslecht. Zeker, dat gebeurde allemaal in zittingen in comité-generaal en er was buiten de leden der synode niemand aanwezig. Maar als de broeders na een tot stand gekomen verzoening gemeenschappelijk den 133sten Psalm aanhieven, dan kon toch niemand verhinderen, dat die buiten waren zulks opvingen en zich mede hebben verblijd. Want de tijd is te ernstig om' zich de weelde van tweedracht te veroorloven. Het schijnt nog niet tot allen te zijn doorgedrongen. Daarom mogen wij hier herinneren aan de beslissing, die de synode nam inzake de perspolemiek en zulks op voorstel van een van haar meest gezaghebbende prae-adviseurs, prof. dr J. Ridderbos, die door zijn gedachte, dat het goed was de conclusies van de rapporteerende commissie zonder discussie te aanvaarden, een stroom van welsprekendheid afdamde en een debat, waarbij misschien

wel een bittere toon zou zijn gehoord, heeft gestuit. •Nog klinkt ons het woord van prof. dr J. Waterink op deze avondzitting in de ooren: Als dit wordt aangenomen is het of een wonder van God of een oogenblik van groote tragiek.

Sindsdien is de synode al weer enkele weken gesloten. In de pers is over verschillende van de door haar genomen besluiten, discussie gaande, met name over het ^ aan de Theol. Hoogeschool te Kampen niet verleende promotierecht. Het Academisch Statuut is thans in geding en wat prof. dr V. Hepp in „Credo" aanvoert als sprekende ten gunste van een niet verleenen van het jus aan Kampen, komt prof. dr K. Schilder in „De Reformatie" stuk voor stuk bestrijden aan de hand van de artikelen van datzelfde Statuut. Het is allemaal erg interessant en ook geoorloofd. Zelfs prof. Waterink, hoezeer hij zelf aan een bepaalden kant staat, zal daartegen geen bezwaar hebben.

Iets anders is de polemiek, die in „Credo" moest worden gesignaleerd tegen „Bouwen en Bewaren". In laatstgenoemd blad, het orgaan van den Geref. Meisjesbond, schrijft de Scheveningsche predikant ds J. G. Feenstra, een leidraad. Hij doet dat op zijn bekende rustige wijze, polemiseert niet, maar zet zijn gevoelen uiteen, ook waar dat niet geheel parallel loopt met dat van een van de grootste theol. kopstukken in Geref. kring.

Niemand behoeft het daarmede eens te zijn en ds Feenstra zelve zal er niet het minste bezwaar tegen hebben, als men zijn opvattingen poogt te weerleggen. Maar als „Credo" nu komt en een stuk van den leidraad knipt, niet om daar tegenover een ander gevoelen te ontvouwen, maar om zonder een letter van werkelijke bestrijding de meisjes in actie te brengen en daarmede ook stemming wekt tegen den schrijver van den leidraad, door hen toe te voegen: Meisjes leest zulke stukken critisch: Spreekt er met uw Bondsbestuur over, dan wil het ons voorkomen, dat prof. Waterink gelijk krijgt als hij spreekt van tragiek. Want dit ondermijnen van vertrouwen door een hoogleeraar, die predikanten opleiden moet, in een der de Gereformeerde Kerken reeds meer dan een kwarteeuw dienenden pastor, wil ons voorkomen in flagranten strijd te zijn met wat de synode van Amsterdam heeft uitgesproken inzake de perspolemiek: „...er bij hen, die meenen polemiek jegens medebroederen te moeten voeren of anderszins de gemeente in de pers voor te lichten, in den naam van Hem, die ons zoo uitnemend heeft liefgehad en Zich tot den dood heeft vernederd, op aan te dringen, dat zij in hun schrijven zoozeer de broederlijke liefde laten uitschijnen, dat niemand daaraan met reden kan twijfelen". (Art. 151.)

Wij hebben ons wel eens laten vertellen, dat de redacteur van „Credo" en de rapporteur over deze zaak op de Amsterdamsche synode elkander heel goed kennen.

Wij bevelen art. 151 van de acta van Amsterdam aan de redactie van „Credo" in bescheidenheid aan.

Wat ook aanteekening verdient is het feit, dat een week, nadat „Credo" alai'm geblazen had, de Persschouw-schrijver van het „Geref. Jongelingsblad" in actie kwam en meende het te moeten betreuren, dat ds Feenstra op deze wijze leiding gaf, want „deze kwestie moet thans nog niet worden overgebracht op het terrein onzer jeugdvereenigingen". Hier is de lezer toch geneigd tot het plaatsen van een vraagteeken. Heeft niet het vraagstuk van het Verbond bijv. meerdere malen de belangstelling gehad van het bondsbestuur, blijkens verslagen in het „Jongelingsblad" en toen deed toch de regel, dat de „kwestie thans nog niet moet worden overgebracht op het terrein onzer jeugdvereenigingen" geen opgeld?

We nemen van de Generale Synode der Gereformeerde Kerken geen afscheid, alvorens wij nog een vreemd verschijnsel hebben gesignaleerd ta.v. de berichtgeving over de handelingen van deze synode. Een generale synode pleegt altijd een commissie voor het officieel persverslag te benoemen. Zij maakt een communiqué ten bate van de Geref. kerkelijke pers, die dat altijd gratis ontvangen heeft. Ditmaal heeft de perscommissie haar verslag aan een bepaald persbureau ter hand gesteld en daarnaar werden dan de kerkboden verwezen. Waaronder er sommigen waren (o.a. de „Geld. Kerkbode"), die daarvoor feestelijk bedankten, want zij wenschten een verslag van de synode zelf en zulks zonder eenige financiëele verplichting. Maar er waren met de verslaggeving ditmaal meerdere dingen scheef, want bedoeld persbureau heeft ook overzichten de wereld ingezonden. Het schreef er boven: „Een der meest vooraanstaande synode-leden schrijft ons". Maar de redactie van het „Friesch Kerkblad", die deze subjectieve be-schouwingen blijkbaar uit het hart gegrepen waren, waarom ze een plaats op de voorpagina kregen, veranderde den eersten regel en schreef er boven: „Het (volgt de naam van het bureau) schrijft ons". Meerdere bladen braken den staf over deze methode. Prof. dr V. Hepp schreef tot onze verbazing in „Credo", dat hij niet geloofde, dat ze van een lid der synode afkomstig waren (no. van 3 Nov.).

Prof. dr K. Schilder, die in „De Reformatie" reeds zoo dikwijls tegen bedoeld bureau heeft geopponeerd, week in zijn blad no. van 4 Nov.: „...omdat we het mijn waarschuwing tegen dit bureau. Zijn practijken kunnen niet door den beugel" en de heer T. v. Popta, redacteur van de „IJmuider Kerkbode", schreef dezelfde week in zijn blad no. van 4 Nov.): „...omdat we het bureau als niet betrouwbaar beschouwden". Uit Geref. kring traden de heeren prof. dr F. W. Grosheide en mr A. V. d. Deure uit het bestuur van dit bureau.

In „De Wachter" van Zaterdag Z December j.l. komt ds Joh. H. Rietberg nu vertellen, dat deze anonieme beschouwingen afkomstig zijn van dr W. A. van Es, thans em.-predikant te Baarn en lid van de synode van Sneek.

Het gaat onder ons toch soms wel heel wonderlijk toe! Wat de Geref. Kerken aangaat geeft het Jaarboek 1939 aan een aantal Kerken van 788. Nieuwe Kerken werden in '38 geïnstitueerd te Bennebroek, Mechelen, Schagen en Soest en ook in 1939 ging de kerkinstitueering voort. We herinneren er aan, dat in Drijber een nieuwe Kerk werd geïnstitueerd, die als 7e in de rij de kleine classis Bellen versterken kwam. Ook te Noordbergum en te Londen kwam het tot kerkinstitueering. Het aantal dienstdoende predikanten vermeerderde met 30 en verminderde door overlijden, emeritaat enz. met 24. 't Nieuwe Jaarboek geeft een aantal van 817 dienstdoende predikanten met inbegrip van de miss. predikanten. Het aantal emeriti bedraagt 171 en het aantal vacatures daalde van 91 tot 88. Het zielental steeg van 645.139 op 652.826 en het aantal belijdende leden van 326.789 op 331.615. Van de 817 predikanten zijn er 791 in Nederland werkzaam.

Het vraagstuk van den overvloed van werkkrachten blijft in deze Kerken actueel, ook al zijn een groot aantal candidaten als hulpprediker geplaatst, nu de mobilisatie ook ruim 50 Geref. predikanten onder de wapenen riep als reserve-veldprediker. Meerdere Kerken, die een barer dienaren gemobiliseerd zagen, stelden van het vrijgekomen honorarium twee hulppredikers aan, zooals bijv. Arnhem en Hilversum, terwijl Kerken, die geen hulpkracht aanstelden ter vervanging van hun onder de wapenen geroepen voorganger, daarover publiekelijk werden ondervraagd, zooals de Kerk van Oosterbeek door de classis Arnhem.

Het comité „Overvloed van werk en werkkrachten in de Gereformeerde Kerken" (plan Grosheide—Schouten) bood over 1938 aan 47 Gereformeerde Kerken en 10 Evangelisatiecommissies opnieuw hulp, al moest over de geheele linie een korting van 10 % worden toegepast. Aan een bedrag van rond f30.000, — voor salarissen paste het comité ongeveer f24.000, — bij. Een en ander ging gepaard met aanspreking van het reservekapitaal. Het meest verheugende is wel, dat op 10 van de gesteunde plaatsen de hulpprediker als predikant kon beroepen worden. En er is de eerste jaren nog voorraad genoeg, want de nieuwe cursus van de Theol. Hoogeschool te Kampen begon met 110 studenten, w.o. 17 eerste-jaars, terwijl aan de V.U. 233 theologen werden ingeschreven, w.o. 22 voor het eerst.

Ds K. Meima van Neede publiceerde van den zomer in de „Geld. Kerkbode" een lijstje van Kerken, die lang niet aan den eisch van één predikant per duizend zielen voldoen. Alphabetisch genomen zien we, dat Apeldoorn één predikant heeft op 1500 zielen en Urk op 3000. Als er maar geld is zijn er nog tal van nieuwe predikantsplaatsen te vestigen. Natuurlijk zijn hier tal van locale moeilijkheden en daarom rees er in de kerkelijke pers verzet tegen de kwalificatie „zwarte lijst", waarop men al die Kerken bovengenoemd wilde plaatsen.

In de Januari-maand verscheen het bericht in de pers, dat deputaten vanwege de Generale Synode der Gereformeerde Kerken voor radio-kerkdiensten eveneens den minister van binnenlandsche zaken om zendtijd gevraagd hadden. Niet natuurlijk alsof ook zij van het kerkistische hondje gebeten waren, maar alleen om de bekrompen Ned. Herv. Radiovereeniging den wind uit de zeilen te nemen en den minister des te duidelijker de situatie, die zou ontstaan, als hij aan het verzoek van den Ned. Herv. Radio-omroep gehoor geven zou te demonstreeren. Natuurlijk heeft minister van Boeijen geen oor geleend aan het kerkistisch drijven en de zaak is bereids op de eenig juiste wijze in het vat gegoten, doordat de Ned. Herv. Synode ingeschakeld is en de belangen van de Herv. luisteraars op volkomen bevredigende wijze zijn behartigd.

Dezelfde Januari-maand werd de oprichting gepubliceerd van een „Adviesstichting voor financiëele en economische aangelegenheden ten behoeve van de Gereformeerde Kerken in Nederland en Ned.-Indië". Deze zaak is ook op de synode van Sneek geweest, waar Noord- Brabant—Limburg haar ter tafel gebracht heeft als instructie van de Kerk van Breda. Maar de synode heeft zich in deze zaak niet begeven en was van oordeel, dat het niet op haar weg ligt om hier uitspraak te doen, of eenige verantwoordelijkheid op zich te nemen.

De stichting tot verbetering van het Psalmgezang inde Gereformeerde Kerken is in 1939 onder presidium van ds T. Perwerda van Amsterdam bereids met haar arbeid aangevangen. (Slot volgt.)

S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

Het jaar dat ging.....

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1939

De Reformatie | 8 Pagina's