GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Hoe blij was ik, toen de hoofdredacteur van dit blad — toen nog niet vrijgemaakt —, al was de reformatie in ons gewest voorspoedig ingezet, mij vroeg van uit de stad in het Noorden mijn brieven aan zijn adres te zenden.

Vooreerst, omdat ik mocht gelooven, dat de „Reformatie", het blad, dat de liefde van een groot deel van ons gereformeerde volk, en de waardeering van velen daarbuiten had gewonnen, niet het minst in de eerste weken van den oorlogstijd, toen alles als in grooten schrik als lamgeslagen scheen, en de „Reformatie" moedig opriep tot weer wakker en strijdbaar worden, straks weer zou verschijnen.

Zelfs sociaal-democraten riepen om de „Reformatie", en waren dankbaar voor haar kloek geluid, dat, helaas, zoo spoedig moest verstommen.

In de tweede plaats w^as ik blij, omdat ik het voorrecht zou mogen genieten, nu mij de mogelijkheid werd benomen, mij, als zoovele jaren tot mijn gewestgenooten te richten, alle vrienden in heel ons land te ontmoeten.

Ik dank dit meer aan ons gewest dan aan mij zelve, want, gelijk in de dagen der Afscheiding, mocht het door Gods genade opnieuw voorgaan in het werk der vrijmaking uit den druk, waarin opnieuw onze kerken, en nu in dezen oorlogstijd, door Synodaal geweld waren geraakt.

Mogen wij niet hopen, dat allerwege de reformatie zal doorbreken? Toen ons land in de macht van den vijand was geraakt, hebben wij het geloof en de hoop niet opgegeven, dat wij eens weer een vrij Nederland zouden zijn. Waarom?

Omdat hier, in dit kleine land, te midden van een groote wereld, waaruit de kracht van Gods Woord, de wortel ook van Europa's kracht, scheen te worden weggenomen, nog bewaard bleef een kerk en een volk, dat vasthield aan de Calvinistische beginselen, d.w.z. aan de volkomen gehoorzaamheid aan den Koning der kerk en den Koning ook van den staat, en van de maatschappij, den Koning toch der koningen, onzen Heere Jezus Christus.

Zou die Koning dit land dan niet meer vrij doen worden?

Wij baden er om, wij mochten er op hopen.

Maar voorts •— ik herinnerde er nog eens aan, toen wij in 1937 in Amsterdam den grooten bondsdag mochten houden ter herdenking van het vijftigjarig bestaan van den bond van J.V. op G.G. — omdat wij mochten denken aan het gebed der vaderen van de Dordtsche Synode, toen zij de belijdenisschriften hadden aanvaard, die de Souvereiniteit Gods over gansch het leven beleden, dat, als de Heiland terug zoude komen op de wolken des hemels. Hij hier in dit kleine land nog altijd een volk, een kerk zoude vinden, die deze belijdenis had gehandhaafd en nog beleefde, als een groot en goed getuigenis voor heel de wereld.

Mochten wij niet gelooven, dat de Heere die

bede zal verhooren? Wij zijn nu als land en volk weer vrij en mogen met den opbouw van wat gebroken werd beginnen.

Maar wat is vrijheid?

Vrijheid is alleen daar, waar gehoorzaamheid is aan het Woord en de wet Gods en een volk zijn verantwoordelijkheid voor den Drieëenigen God verstaat.

Maar zien wij nu niet rondom ons, dat die vrijheid nog altijd in groot gevaar is, in grooter gevaar dan toen de nationaal socialist ons bedreigen kon met zijn misdadige willekeur?

Met Hitler en de zijnen is het boos beginsel, dat hen dreef, zeker niet overwonnen.

Wij mogen nu ook wel bedenken, dat met Napoleons val en het herstel van Neerlands onafhankelijkheid in 1813, de geest van Napoleon, de geest der revolutie niet was overwonnen. Hij begon toen eigenlijk eerst zijn werk. Bilderdijk had gejubeld: Holland leeft weer — men kent dat gedicht, maar weet men wel hoe diep hij w^as teleurgesteld, toen hij zag, hoe dat leven werd besteed?

Hoe droef was en bleef het in den staat en in de kerk.

Want wat de eerste koning voor de diepgezonken gereformeerde kerk deed, te diep ingezonken om zich zelf te laten opheffen door den Eéne, Die dit vermocht, was ongeveer gelijk aan het schema, door Napoleon opgesteld en door den Nederlandschen ambtenaar Janssen gehoorzaam overgeschreven. De kerk liet zich knechten. Zij had ook heel de dagen der Fransche revolutie meer zorg gehad voor de kerkehjke goederen dan voor het hooghouden van belijdenis en tucht.

En nu? Is het niet alsof de geschiedenis zich herhaalt?

Wij hoorden den nationaalsocialist van eenheid roepen. En allerwege spreekt men er, na de vrijmaking, nog van.

Wij zuchtten onder het geweld van den absoluten staat. En zie — hoevelen knielen nu nog voor het altaar voor dien afgod opgericht.

Burke waarschuwde in de dagen der Fransche revolutie: denk er om, de staat kan geen goed doen, alleen maar kwaad keeren.

Thans is het alsof alle goed van den staat moet komen. Zelfs in antirevolutionairen kring hoort men er van.

In één opzicht schijnt er een omkeering te zijn, maar die is erger dan wat er was.

De Fransche revolutie roemde in de kracht der rede en in de kracht der wet. Het woord grondwet werd met een hoofdletter geschreven. Maar nu? Zegt men: terug tot Gods wet? Zegt men als Groen: laat ons tot onze constitutie terugkeeren, en ons daarbij aansluiten, aansluiten aan het goede, dat God ons voor het staatsieven gaf?

Men heeft het thans druk over de illegaliteit, gedurende den bezettingstijd begrijpelijk; maar behoorden wij thans niet te roepen, om terugkeer tot onze constitutioneele goederen, tot onze grondwet, tot de wetten, die er waren?

Het schijnt thans echter wel, alsof er geen grondwet meer is. Velen spreken er smalend van. Er schijnt voor velen geen wet meer te zijn. Alles is willekeur. Men roemt in de daad, d.i. de normlooze daad, men prijst, zonder het te beseffen, de wetteloosheid, nadat de vreeselijke wettelooze, die ons ten doode toe benauwde, is gevallen, weggerukt door onzen God. Die ons genadig wilde zijn.

Zoo heeft de tijdgeest ons aangevreten, dat wij, wachtend op een nieuwe wereld, de oude beproefde beginselen zouden vergeten. Maar als dit het geval ware, zou er geen vrijheid, geen vrijwording zijn.

Wij raakten den nationaal socialist kwijt, wij behielden zijn beginselen. Zoo was het eens na de bevrijding in 1813. Zoo mag het toch niet weer zijn. Maar het zou kunnen.

Het zou kunnen, als bleek, dat de geest van dezen tijd in onze kerken doordrong, want als een volk ten verderve wordt gevoerd, is het kwaad steeds weer in de kerk begonnen.

Welnu — dit kwaad rees in onze gereformeerde

kerken, niet het minst door het verwerpen van de aan onze kerken in Gods gunst eens gegeven kerkenorde, in het doorzetten van een wonderhjke willekeur, in het in werkelijkheid wegnemen van de grondwet voor de samenleving der kerken, en het in de plaats daarvan stellen, " wat menschen er in de historie alzoo van gemaakt hebben in allerlei verkeerde toepassing, of wat men er thans van maken durft. Louter willekeur.

Wij zien het in het prijzen eener Synode als een overheidsmacht, en het neerdrukken van de vrije geloovigen, vrij door den Koning der kerk, tot onderdanen, die hebben te aanvaarden wat van boven af wordt opgelegd.

De geest van onzen tijd kan in twee woorden worden weergegeven: machtsverheerlijking en mystiek. Die twee behooren trouwens bijeen. De rede wordt verworpen, het irrationeele, het „innerlijke leven" wordt allerwege tot de souverein verheven. En daarvan zien wij nu helaas ook de ernstige verschijnselen in ons kerkelijk leven.

Maar Gode zij dank, het is thans anders dan na 1815, toen eerst in 1834 de reformatie begon. Die reformatie was er nu aanstonds, zij verhief direct haar stem. Zij openbaart zich in steeds blijdere gehoorzaamheid. Dat is het groot gebeuren in onzen tijd. Daar ligt de wortel der vrijheid ook voor ons

staats- en maatschappelijk leven. Dat is rijke genade van onzen God.

Het is mij een groote vreugde, dat wij hierover nu weer met elkander vrijuit kunnen spreken. Maar mijn plaatsje is nu zeker al wel meer dan vol.

Met hartelijke groeten en heilbede Uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's