GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET WORDT MOEILIJK.

Nooit heb ik in den kerkelijken strijd kunnen gelooven, dat zij, met wie wij in conflict waren gekomen bewust, willens en wetens onwaarheid spraken. . -

Ik wilde graag aanvaarden, dat zij toch werkelijk meenden wat zij zeiden en schreven en dat zij, indien zij dwaalden, dat deden ter goeder trouw.

In den laatsten tijd wordt mij dat evenwel erg moeiUjk gemaakt.

In de z.g.n. Vervangingsformule is het: „houden voor wedergeboren" vervangen door: „beschouwen en behandelen als zulken, die deel hebben aan de wederbarende genade van den Heiligen Geest."

In een noot wordt deze uitdrukking aldus verklaard, dat zij opzettelijk is gekozen om ruimte te geven voor tweeërlei opvatting. Men mag nu de kinderen beschouwen en behandelen als zulken, die wedergeboren zijn; men mag ze ook beschouwen als zulken, die wedergeboren z ij n of wedergeboren zu 11 e n worden.

Wat schrijft nu Prof. Ridderbos daarover in het Geref. Weekblad?

Dit: „Deze gedachte is al eens eerder ter Synodetafel geweest, maar de Synode is, mede om tijdsgebrek daarop niet verder ingegaan".

Hoe nu een man, die op de hoogte is van den Synodalen arbeid in 1943-1945 zoo spreken kan is mij een volslagen raadsel.

Weet Prof. Ridderbos dan niet meer, dat de Synode de, door de predikanten van Amersfoort voorgestelde formule opzettelijk zóó heeft gewijzigd, dat daarin duidelijk uit zou komen, dat de kinderen, " als leden der gemeente, waren te houden voor reeds wedergeboren? Weet Prof. Ridderbos dan niet, dat het voorstel van Amsterdam: „de kinderen te houden voor zulken, die deel hebben aan die genade en goedwilligheid Gods, waardoor IBj te Zijner tijd de wedergeboorte werkt, door de Synode is verworpen, omdat daardoor de band tusschen Doop en Wedergeboorte te zwak werd gemaakt?

Meer dan eenmaal heeft de Synode opzettelijk uitgesproken, dat de kinderen moesten worden gehouden voor reeds wedergeboren.

Bij de verwerping van het voorstel Amsterdam heeft de Synode de gedachte, die nu in de Vervangingsformule is belichaamd, bewust verworpen, nadat hierover een rapport ter tafel was gekomen van de hand van Prof. Grosheide.

Van tijdsgebrek was hier geen sprake. Dat is trouwens ook een armzalige bewering.

Dat een Synode, die langer dan twee jaar zit in een zóó gewichtig stuk, om tijdsgebrek niet zou ingaan op een gedachte, waarin voor veler besef (al ben ik het daarmee niet eens) de scheuring in de Kerk zou kunnen voorkomen. Een armzalige bewering, maar die ook beslist onjuist is.

En nog zou ik willen gelooven, dat Prof. Ridderbos meent wat hij zegt. Hij zou misschien kunnen denken, dat wat nu uitgesproken is precies in dienzelfden vorm nog niet eerder onderwerp van ernstige bespreking is geweest.

Maar nu een tweede geval.

In een samenkomst, gehouden in Friesland, van predikanten met deputaten van de Synode, is de vraag gesteld, of de verklaring die ik indertijd voor 'de Sjmode heb afgelegd en, op grond waarvan ik uit de SjTiodevergadering ben verwijderd, dan niet een goede verklaring was.

En dan antwoordt Prof. Ridderbos: „Ja, die verklaring was goed, als Ds van Dijk zich daar maar aan had gehouden. Maar dat heeft hij niet gedaan. Ds van Dijk heeft opzettelijk op Kerkscheuring aangestuurd". Ziet, dat is nu een bewuste, opzettelijke leugen.

In de eerstlFtilaats.

Toten de Synode mijn verklaring van de hand wees, toen had ik toch zeker nog geen gelegenheid gehad er mij niet aan te houden?

Dat moest immers nog blijken?

Neen de Synode hééft die verklaring uitdrukkehjk als ondeugdelijk van de hand gewezen.

En nu zegt Prof. Ridderbos „die verklaring was goed".

Maar daarmede heeft hij dan ook zelf het oordeel over de handelingen van de Synode geveld en de schuld voor de scheuring op de schouders van de Synode geladen. Zij heeft een verklaring, die goed was, en die, als zij was aanvaard de scheuring had kunnen voorkomen, verworpen.

En dat ik opzettelijk op Kerkscheuring heb aangestuurd, dat is een pertinente leugen.

Hoe schrikkelijk heb ik daartegen opgezien.

Hoe heb ik de Synode gewaarschuwd om toch niet te blijven in een weg, die naar scheuring heen moest leiden.

Maar zij heeft niet anders gewild. En nu zij ziet, wat de bittere gevolgen van haar daden z\jn geweest, nu zal Prof. Ridderbos zeggen: „Ds van Dijk heeft opzettelijk op de scheuring aan^stuurd". Dat is zóó onwaar en daarom zoo boos.

Prof. Ridderbos kan dat beter weten. Hy moet deze dingen zelf maar verantwoorden.

Maar wie zal mij kwalijk kunnen nemen, dat ik de woorden van een man, die zoo spreekt en schrijft niet meer vertrouw?

Moet dan tegen eiken, eiken prijs het prestige van de Synode worden gehandhaafd?

Is dan alles geoorloofd, als het kan dienen'om eigen grootheid omhoog te houden?

Is er dan niemand in den Synodalen kring, ook niet een man als Ds de QJraaf, die tegen zulke dingen opkomt en ze in hun onwaarachtigheid ten toonstelt en zich in heilige verontwaardiging daarvan vrijmaakt? Het is erg.

D. v. D.

EEN AMERIKAANSCHÉ WAARSCHUWING. TEGEN HffiRARCHIE.

Dr P. Prins doet in het, , Gereformeerd Weekblad" van 3 Mei. j.l. enkele mededeelingen over de synode van 1945 van de Christian Reformed Church of America. Men kent daar geen particuliere synodes; wat bij ons generale synode heet, wordt er elk jaar gehouden, en haar afgevaardigden worden door de classes verkozen. Dr Prins zegt o.m.;

„De agenda voor deze vergadering is 74 bladzijden groot, met 19 langere of kortere rapporten, verreweg de meesten kort. Dan komen yier instructies. Dan komen er ook tijdens de vergadering der synode nog allerlei rapporten en instructies^ Deze laatste zijn dus niet tevoren ter kennis gebracht bij de „lagere kerkelijke vergaderingen: classes en kérkeraden. Over dit laatste nu stijgt een klacht op, precies zooals dat al jaren bij ons het geval is. Classis Minnesota diende hierover een instructie in. Deze luidt als volgt: „De classis spreekt hare onvergenoegdheid uit' met het besluit der synode van 1944, p. 69, art. 110 B, inzake publicatie van de Agenda voor de synode, niet later dan 1 April.

Grond: Deze methode geeft geen tijd voor discussie over de zaken, die sjTiodale actie eischen, niet in de kerkelijke bladen, noch in classicale verga(ieringen, speciaal in het Mid-Westen en aan de kust van de Pacific-Oceaan.

We verzoeken de synode eerbiedig deze zaak te corrigeeren door zóó de publicatie der ssoiodale Agenda, en vooral de Rapporten van Commissies van Praeadvies te regelen, dat er behoorlijk tijd gegeven worde voor discussie in de kerkelijke bladen en in onze classicale vergaderingen, aleer de synode samenkomt en actie neemt op de zaken in de Agenda".

Ds H. Keegstra schrijft hierover in „De Wachter" (van 5 Juni 1945 p. 359) het volgende: „Dit verzoek van classis Minnesota zal wel bijval vinden op de synode en behoort aangenomen te worden". Hij spreekt van een recht en een roeping om. rapporten over gewichtige zaken vooral (vooraf? M.) in de vergadering der classis in ernstige bespreking te nemen. Hij vindt dat waardeerbaar en zegt; „De gewoonte van zich in de mindere vergaderingen voor te bereiden voor den gewichtigen arbeid onzer breedste kerkelijke vergaderingen, moet niet uitslijten, maar dient opgewekt en aangemoedigd te worden. Het belang onzer kerken wordt er mede gediend".

We zien dus, dat ook bij de Amerikaansche zusterkerken een waarschuwende vinger wordt opgeheven tegen alle symptomen van hiërarchie. Onze laatste appèl-synode van Januari-Maart '46 heeft ook in denzelfden geest gesproken over het toezenden van rapporten. De kerkrechtelijke commissie (comm. n) heeft waarschijnlijk dit stuk uit Amerika niet onder oogen gehad. Anders zou zij er allicht naar hebben verwezen in haar uitvoerig rat> port".

Tot zoover Dr Prins. Volgens hem is de Christian Reformed Church of America „wat wij zouden noemen: de Geref. kerken". Nu dat lijkt me niet onwaarschijnlijk, gezien de wijze, waarop de hoofdredacteur van „The Banner", blijkens een artikel , , Een Amerikaansche stem" door Prof. Ridderbos Jr in het Geref. Weekblad van 26 April j.l. het officieele orgaan van genoemde kerk, zijn lezers do verbondsbeschouwingen uitlegt van „de leiders der schismatieke beweging" in Nederland, tot groote vreugde van Prof. R. Doch dit verder ter zijde gelaten — ik citeer thans nog even wat de „appèlsynode" over het toezenden van rapporten heeft uitgesproken volgens het „Kerknieuws" van den heer Scheps van 9-Maart j.l.:

„dat zooveel mogelijk de hand behoort te worden gehouden aan •het in de laatste decenniën opgekomen gebruik, om rapporten over belangrijke aangelegenheden tijdig voor het samenkomen der synodes aan de kerken toe te zenden, opdat deze instaat zijn over den inhoud daarvan zich te beraden, en van haar gevoelens dienomtrent aan de meerdere vergaderingen te doen blijken".

Vergelijken we deze uitspraak met wat Ds Keegstra schreef, dan zien we een merkwaardig onderscheid. De „appèl-synode" spreekt van een „gebruik", Ds K. van „een recht en een roeping". Dit laatste is alleen Gereformeerd, vgl. wat Prof. Deddens schrijft in „Eerste- en Tweedehands gezag", blz. 52, over de bepaling van de Generale Synode van 1571, dat van „alle zware zaken een iegelijke Kerk bij tijds mag bedenken, en haar oordeel in de Classicale vergadering voortbrengen, opdat zij, die vanwege de Classis uitgezonden zullen worden met voorbedachten oordeel en wat van al de Kerken van die Classis daarvan gevoeld wordt, mogen voortbrengen", een bepaling, die ook thans nog volle rechtsgeldigheid bezit. Het hier gegeven recht dateert dus ook niet van „de laatste decenniën".

Overigens doet het ons bijna „onnoozel" aan, Dr Prins te hooren zeggen: „ook" bij de Amerikaansche zusterkerken, en: een waarschuwende vinger tegen alle" symptomen van hiërarchie. „Net ala bij ons", schijnt hij te willen zeggen, „wij steken ook dadelijk den vinger op, bezwaarde broeders!" Maar tegelijkertijd heeft hij er aan meegewerkt, dat de „appèlsynode" alles heeft gehandhaafd, ook het schromelijke machtsmisbruik der vorige synodes, en geen vinger heeft verroerd om het onrecht, door die voorgangsters bedreven, te herstellen. Gods toom wordt niet gestild door' een zwak gebaar van een opgestoken vinger, maar alleen door de verbrijzeling van het harde, weerspannige hart.

P. M. J. MEKKES.

VOOR DE KERKERADEN.

De raad der Gereformeerde Kerk van Arnhem, onderhoudende Art. 31 K. O., verzoekt met spoed van de Kerken een opgave te mogen ontvangen van, zoowel belijdende- als doopleden in Militairen Dienst in ARNHEM of omliggende gemeenten. Deze opgave gaarne in duplo in te zenden aan den scriba der kerk br., L. de Graaf, Frans Halslaan

19 Arnhem.

K. S.

INDRUKKEN VAN DE SYNODE, IV.

De kwestie der „samenspreking".

Na in openbare vergadering in extenso voorgelezen en dus aan de publieke aandacht vrijgegeven te zijn, werden met verzoek, de synode dienaangaande van advies te dienen', aan Commissie II in handen gesteld onderscheidene stukken, betreffende het thema eener mogelijke samenspreking van depuaten onzer synode met deputaten van de synode van die kerken, welke zich tegenover ons ook' na 1944, het jaar der scheuring, bleven aandienen als „De Gereformeerde Kerken in Nederland", en welker synode onlangs te Utrecht samenkwam onder voorzitterschap van ds N. J. Duursema, en zich bezig hield met onderscheidene verzoeken tot herziening van de besluiten, welke genomen waren door haar voorgangster, d.i. door de synode, saamgekomen in de jaren 1943-1946 onder voorzitterschap van dr G. C. Berkouwer. Teneinde hetzij onduidelijkheid hetzij vermoeiende détailleering in de onderscheiding te vermiiden, zullen wij in dit artikel de synodes der zidi tegenover ons plaatsende kerken voortaan aandienen als „sjmode-Berkouwer" en , , synode-Duursema"; , de bezwaren van zoodanige terminologie zijn ons bekend, maar, waar onze terminologie alleen duidelijkheidshalve gekozen werd, willen zij daarop in geen enkel opzicht préjudiceeren.

* * * Bedoelde stukken zijn:

a. brief van den scriba TL der synode-Duursema. d.d. Maart 1946, inhoudende mededeeling van een deel van het besluit, dat —blijkens andere publicaties dezer synode-Duursema —• door haar genomen is met betrekking tot hetgeen zij noemt „het herstel der Kerkelijke eenheid"; van dit besluit meldde deze scriba IT aan onze synode deel H, sub 2;

b. missive van ds J. Weggemans, d.d. 18 April 1946, waarin namens de door de synode-Duursema benoemde denutaten voor samenspreking met de Chr Gïeref. Kerk en met onze kerken aan onze synode „verzocht" wordt, „of U tot zulk een samenspreking bereid zijt";

c.-h. iirieven van de Raden der kerken van Loenen a. d. Vecht, van 's Gravenhagfe-Loosduinen, van Koog-Zaandijk, van Breda, van Stadskanaal en van Maassluis, alle van April 1946, waarin, naar aanleiding van dit denkbeeld eener samenspreking bepaalde inzichten worden te kennen gegeven, resp. voorstellen worden gedaan;

i. idem van den heer A. Balder te Amsterdam; j. idem van de classis Groningen, de classis Warffum, de particuliere synode van Zuid-Holland, en van Zeeland en Noord Brabant-Limburg en van Utrecht;

o. idem. van den raad der met de door de synode- Duursema vertegenwoordigde kerkeji verband houdende kerk van Batavia (nagekomen).

Al deze stukken houden meer of minder direct verband met den inhoud der onder a) bedoelde missive, waarvan de inhoud deze is: dat, de synode- Duursema, diep onder den indruk van den nood en bovenal van de zonde der verdeeldheid in en om hare kerken, gedachtig aan het gebed van den Heere Jezus Christus om de eenheid der Kerk (Joh. 17 : 21), besloot een zevental deputaten te benoemen aan wie werd opgedragen:

a) contact te zoeken met de Gereformeerde Kerken (onderhoudende art. 31 K.O.); b) in overleg met het bestaande deputaatschap voor het bevorderen van eenheid onder de Gereformeerde belijders het zoeken van contact met de ChristeUjke-Gereformeerde Kerk" voort te zetten; ' c) met de eventueel door de beide genoemde kerkformaties aangewezen deputaten, zoodra mogelijk, samen te spreken op de basis van de H. Schrift en de Drie Formulieren van Eenigheid, om gezamenijk voorstellen te ontwerpen, welke leiden tot over-

eenstemming inzake leerpunten, welke „ons" nu toe scheiden. tot

Bij de overweging van de vraag, welk principieel gefundeerd antwoord in de huidige situatie van ons kerkelijk leven voor ons deel aan den sub b bedoelden deputaat der sjoiode-Duursema te geven zou zijn, schijnen ondergeteekende volgende factoren alleszins der overweging waardig. Hij spreekt in dit artikel volkomen voor zichzelf, maar liet, zooals iedereen, zijn gedachten eens gaan over een en ander, van welke gedachten hij gaarne hier enkele ten beste geeft.

A. De scriba II der synode-Duursema heeft niet het g e h e e 1 e desbetreffende besluit zijner synode aan onze synode medegedeeld. Blijkens een publicatie van „de voornaamste beslissingen en uitspraken" van de synode-Duursema, in opdracht van deze vergadering door haar moderamen geschied, is haar beslissing „inzake het herstel der Kerkelijke eenheid" vier-deelig; is, blijkens deel m, door haar besloten „debuitenlandsche Kerken door middel van de deputaten voor correspondentie met deze Kerken" van het sub I en II genoemde „op de hoogte te stellen"; maar is aan onze synode niet meer dan I en n, sub 2 ter kennis gebracht.

E. Het wel aan de buitenlandsche, maar niet aan onze synode bekend gemaakte deel (ü, sub 1) van de beslissing der synode-Duursema luidt als volgt:

„de Kerkeraden te wijzen op hun roeping om (zulks bij voorkeur, teneinde eenheid van handelen te bewaren in overleg met de hierna te benoemen deputaten) alles te doen, wat in hun vermogen is, om een breuk, die plaatselijk geslagen mocht zijn, te heelen en alles te vermijden in daad en woord, wat aan den hereenigingsarbeid in den weg zou kunnen staan".

Hieruit blijkt, dat dezelfde deputaten der synode-Duursema, die eventueel met deputaten van onze synode zouden hebben samen te spreken, en zoo mogelijk gezamenlijk met onze deputaten voorstellen zouden hebben te ontwerpen, welke tot overeenstemming leiden, welke voorstellen uiteraard eventueel uiteindelijk aan komende synodes van drie kerkformaties zouden voor te leggen zijn, eveneens zullen en mogen en bij voorkeur" móeten optreden in plaatsen, waar een p 1 a a t s e 1 ij k geslagen breuk te heelen zou zijn. Te „heelen" dan, — naar het inzicht, dat zulke kerkeraden en deze deputaten thans reeds hebben. Het doel daarvan is „eenheid van handelen" in de synodocratisch geregeerde kerken te , .bewaren". Een en ander maakt duidelijk, dat — afgedacht van de vraag, of men plaatselijk óók de breuk met de Christelijke Gereformeerde gemeente zou willen heelen — dezelfde deputaten der synode-Duursema indirect althans ónze kerkeraden zullen beïnvloeden; en — blijkens het in synodocratischen zin te ontleden begrip van „h e e 1 i n g" eener geslagen breuk —per consequentie zullen trachten aan het verband van De Gereformeerde Kerken in Nederland, geliik dit overeenkomstig artikel 31 K.O. wederom onderhouden wordt, te onttrekken. Zij zullen dit doen, niet alleen reeds vóórdat onze synode ook maar overwegen kon, wat zij op het denkbeeld eener samenspreking zou hebben te antwoorden, maar, stel, dat onze synode op deze suggestie in zou gaan, ook buiten, het kader der alsdan te houden samenspreking, en pngeacht de eventueele Resultaten daarvan. Op eenheid van handelen in eigen kring bedacht, zullen deze deputaten der synode-Duursema, indien geraadpleegd door tot hun verband behoorende kerkeraden ter bevordering van bovenomschreven doel, zich door de beraadslagingen, eventueel met onze deputaten te houden, niet laten ophouden, om, zoo m-ogelijk, de eenheid van handelen in onze kerken bij voorbaat te helpen breken. Hiermee is o.i. de vraag opgeworpen, wat onze synode te doen heeft, om het hier dreigende gevaar te keeren.

C. Het gesignaleerde gevaar blijkt ook uit anderen hoofde aanwezig. De deputaten der s5mode-Duursema, gebonden als ze zijn aan de aldaar heerschende opvattingen inzake de verhouding tusschen plaatselijke kerken en synode, alsmede inzake de rechtmatigheid der door de sjmode-Berkouwer, of namens deze verrichte schorsingen, weringen, afzetting: , of uitstooting uit het kerkverband, zullen uiteraard zich steeds refereeren aan wat de synode-Duursema heeft beslist ter zake van de bij haar ingekomen bezwaren tegen de handelingen der synode-Berkouwer. Te dien aanzien valt< (te vermelden,

a) dat zij uitsprak, dat volg'ens de bewoordingen van de beslissingen van 1905 inzake de „veronderstelde wedergeboorte'? , n.l. „volgens de b e- lijdenis onzer kerke n", deze uitspraak een bindend karakter, droeg, zoodat ieder, die haar verwierp, me't de confessie in strijd kwam;

b) dat de ingebrachte bezwaren tegen de schorsing of afzetting van de hoogleeraren Schilder en Greijdanus en tegen de wering van cand. H. .7. Schilder als ongegrond (zijn) af te w^zen.

Volgens het oordeel der synode-Duursema, gelijk ook der synode-Berkouwer, hebben dus alle plaatselijke kerken, binnen en buiten het verband dezer synodes, ja, alle christenen over heel de wereld, en alle niet-christenen daarnevens, te erkennen, dat de hoogleeraren Greijdanus en Schilder, alsmede cand. H. J. Schilder, en alle ambtsdragers in onze kerken, die gemelde uitspraak verwierpen, i n strijd zijn met de confessie; en hebben zij ook God den Heere openlijk te danken, dat door Zijn genade de kansels van de synodocratisch geregeerde'kerken voor deze ketters zijn gesloten; en tevens, naardien de waarheid één is, dat wie den kansel hun wél openstelt, zondigt tegen God.

Daaruit volgt dus, dat alle plaatselijke kerken, die thans, mede onder indirecte beïnvloeding der deputaten van de synode-Duursema, de plaatse- 1 ij k geslagen breuk heelbaar zouden achten, hetgeen haar kerkerae^en zal worden gesuggereerd, door deze o.i. valsche suggestie in verleiding worden gebracht, te handelen, als ware de plaatselijke breuk geen breuk om redenen van het k e r k v e r- b a n d. Dat dit geheel en al onjuist is, springt in het oog. De predikanten, candidaten, ouderlingen, hoogleeraren, die men uit het ambt stootte of weerde, hadden allen reeds rechten verkregen i n en voor het geheele kerkverband der nog niet gescheurde kerken; en de twee genoemde hoogleeraren stonden in dienst v a n a 1 deze kerken.' Wie zich plaatselijk zou „her­ , eenigen" met de door de synode-Duursema vertegenwoordigde plaatselijke kerk, zonder af te wachten, wat eventueel door onze synode, en in haar opdracht door haar eventueele deputaten, en door een volgende synode, zou gedaan worden in reactie op de fot onze synode gekomen uitnoodiging, die zou daardoor de eenheid, die door Gods genade onder ons hersteld is, nu zijnerzijds verscheuren, zou de hoogleeraren Greijdanus en Schilder loslaten, zou het kerkverband verloochenen, en dit terwille van een gemeenschap, die de ratificatie van synodebesluiten openlijk een, ongereformeerde praxis noemt, en zou den kansel, die voor trouwe dienaren der kerken werd opengesteld, wederom voor hen sluiten. Wij hebben niet de minste reden, om te vreezen, dat er onder ons kerkeraden zouden zijn, die zich daartoe zouden laten verleiden. Wij hebben echter niet te verbergen, dat van dezelfde synodocratisch gebonden gemeenschap, die ons uitnoodigt tot samenspreking in het kader van synodale bemoeiing, over en weer, reeds thans pogingen ondernomen worden, om ambtsdragers, die door een plaatselijken kerkeraad eerst geschorst, d.w.z. der afsnijding waardig verklaard zijn, thans ertoe te bewegen, zich met dien kerkeraad wederom in te laten zonder ook maar af te wachten, wat onze Groningsche synode zou beslissen. Het besluit der synode-Duursema, zoodra men het maar volledig leest, en dus den brief van haar scriba II, tot onze synode gericht, aanvult met wat erin ontbrak, blijkt een mes, dat naar twee kanten wil „snijden".

b. Het gesignaleerde gevaar wordt te sterker, voor wie acht geeft op het thema der met eventueel door onze synode aan te wijzen deputaten te voeren besprekingen. Aan onze synode wordt gevraagd, door deüutaten te doen samenspreken met een zeer bepaald door de synode-Duursema aangegeven doel. Dat doel is: gezamenliik voorstellen te ontwerpen, welke leiden tot overeenstemming inzake , , leerpunten, die óns tot nu toe schelde n". Daaruit vloeit dus voort, dat alleen terzake van zulke „leerpunten" voorstellen zouden te ontwerpen zijn. Verder reikt de opdracht der synode-Duursema aan hare deputaten niet. En op déze uitnoodiging wordt nu ons antwoord verwacht.

E. Maar deze beperking is zelve een algeheele miskenning van de oorzaken en redenen der scheuring, welke de synode-Berkouwer heeft veroorzaakt, en de synode- Duursema heeft bestendigd. Ter adstructie van dit gevoelen wijst ondergeteekende Qp het navolgende:

a) Geheel ten onrechte stelt de synode-Duursema, dat het „leerpunten" zijn, welke hare en onze kerken scheiden. , , P u n t e n" der leer brengen nim-. mer scheiding; want zoo dikwijls er scheiding of reuk ergens ontstaat, ligt de oorzaak niet in het anraken van eenig „punt" der leer (alle leer-punen betreffen immers tenslotte den inhoud van de onfessie), doch ligt zrj in het, tenaanzienvan ulke leerpunten, vastleggen van hetzij verkeere, hetzij overbodige leer-i n h o u d e n. Als de éne partij leer-inhouden vastlegt, welke de andere ls on.iuist afwijst, of ook, als de ééne partij leernhouden vastle.gt, welke de andere voor de „eenigeid" der belijders geenszins als bindend, erkenen wil, dan ontstaat er een scheuring. Nooit is r een scheur door leer-punten mogelijk; nooit ook ordt een eenheid door leer-punten verkregen.

b) De synode-Duursema weet dit zeer wel. Zij eeft zeK voor de zooveelste maal vastgelegd, dat „ er leer-uitspraken in geding waren; dat haar voorgangster de belofte eischte, dat niets zou wor» den geleerd, dat met deze uitspraken niet ten volle in overeenstemmirlg was (ook al veroorlooft zij zich deze welhaast klassiek geworden formule thans anders te redigeeren op bl. 14 van haar bovenbedoelde publicatie), en zij acht nog steeds de schorsing gewettigd van hoogleeraren, die met nadruk aan deze leeruitspraken zich hadden te binden, hetgeen zij tevoren verklaard hadden, niet te kunnen doen, evenmin als iemand anders dit vermocht. Voorzoover dus bepaalde personen door of namens de synode-Berkouwer uitgeworpen' zijn, en deze uitwerping door de synode-Duursema is gelaten voor wat zij was, hebben deze synodes te doen met personen, die inzake zekere leer-inhouden van haar verschilden. Het verschil tusschen deze synodes en hen bestond dan ó f hierin, dat deze personen bepaalde leer-uitspraken naar den inhoud verwierpen, ó f hierin, dat zij aan deze leer-uitspraken niet de eere van een uitgedrukt Woord Gods wilden toekennen, en zich aan haar niet als aan een formulier van eenigheid wilden binden, omdat zij in de kerk geen uitspraak bindend achtten, waarvan niet bewezen was, dat ze ontleend was aan Gods Woord (Dr J. Ridderbos redeneerde in zijn vroegere periode net zoo).

c) Nu heeft de synode-Duursema, hoewel tot revisie geroepen, deze schorsingen, weringen etc. gehandhaafd. Zij heeft, zakelijk gesproken, recht en plicht van die schorsingen als goddelijke daden nog eens krachtig onderstreept. Immers, eerst verklaarde zij, dat de zakelijke inhoud van de betreffende uitspraken van 1905 en 1942 als in overeenstemming met Schrift en Belijdenis niet prijs gegeven mag worden; en vervolgens, dat volgens de bewoordingen van 1905 inzake de veronderstelde wedergeboorte ieder die de uitspraak dienaangaande verwierp, met de confessie in strijd kwam. Het zal wel niemand in den zin komen, te beweren, dat een zinsnede van 1905, welke hierop neerkomt, dat wie haar verwerpt, met de confessie in strijd komt, niet tot den zakelijken inhoud van 1905 (en 1942) behoort. Weshalve wij besluiten, dat ook de synode- Duursema, evenals de sjmode-Berkouwer, nog steeds van oordeel is, dat alle schorsingen etc, die geschied zijn vanwege de weigering der binding aan de uitspraken van 1905-1942 in dezen, terecht geschied zijn wegens ongeoorloofde prijsgeving van een leer-inhoud, met name ter zake van de veronderstelde wedergeboorte, die niet prijsgegeven worden mag, waar immers ook zij meent, dat wie de veronderstelde wedergeboorte verwerpt, strijdt met de confessie. Hiermee keurt zij de schorsingen etc. goed van hen, die tegen den leer-inhoud van 1905-1942 bezwaar hadden. En vervolgens heeft zij ook verklaard, dat elke leeruitspraak binding met zich meebrengt; en dat de binding van October 1942, welke zij achteraf den euvelen moed heeft, „speciale" binding te noemen, , , n o o d z a k e 1 ij k" is gebleken. Hiermee sprak zij uit, dat diegenen, die in 1942 en vervolgens de binding van October 1942 niet aanvaarden konden, een n o o d z a k e- 1 ij k e binding afwezen. Noodzakelijk nu is in de kerk hetgeen God tot haar nooddruft, haar noodzaak, zegt te rekenen. Volgens de synode-Duursema hebben dus beide groepen van personen, die de binding aan de uitspraken van de leer-inhouden van 1942 afwezen, gezondigd tegen God.

d) Onze kerken nu helDben alle door de synode- Berkouwer uitgestootenen wederom als ambtsdragers erkend. Daarmee hebben zij als kerken de binding van 1942 verworpen; ze hebben als kerken de ambtsdragers van beiderlei soort aanvaard. Zoowel diegeÈien, die zeiden: de inhoud van 1905 en 1942 is in s t r ij d met de Schrift, als ook degenen, die verklaarden: hij is niet bewezen aan haar ontleend te zijn. De synode-Duursema ontdoet zich van dit overigens notoire kerkhistorisch beslissende feit, door haar uitgangspunt inzake samenspreking te nemen in beweerde scheiding-vanwege-leerpunten. Er is evenwel voor wat (niet de uitgestooten personen, doch) onze kerken betreft, slechts seheiding-vanw e ge-binding-aan-leeruit sprake n- V a n - 1 9 4 2. (inclusief natuurüjk 1905; later ook 1946).

e) Bovendien hebben onze kerken ook welbewust nagelaten, tegenover de uitspraken van 194:2 met haar bepaalden inhoud t e g e n-uitspraken met tegengestelden inhoud te plaatsen. Ze hebben genoeg gehad aan Schrift en Belijdenis (drie formulieren). Ze hebben zich er niet toe laten verleiden, • het sectarische pad. op te gaan, en den toegang tot den kansel te binden aan andere voorwaarden, dan in dit land eeuwen lang gegolden hebben; ze zijn door Gods genade ervoor bewaard, uitspraken te doen, die een binding zouden vorderen, welke men achteraf na een korte spanne tijds speciale" binding zou noemen, in hetzelfde

oogenblik, waarin men ze „opgeheven" zou verklaren, vooi' een deel aithafis, en die men daarna door een nieuwe zou vervangen, zonder evenwel de oude prijs te geven Mede daarom is het een fictie, te zeggen, dat leerpunten ons scheiden.

f) Zou nu — zoo denk ik persoonlijk me de kwestie in — zou nu onze synode ingaan op een uitnoodiging, welke uitgaat van een fictieve voorstelling van zaken, en welke inzooverre, den feitelijkén grondslag verandert, zonder dat zij het zich tot taak rekende bij voorbaat deze valsche voorstelling van wat geschied is en dit valsche uitgangspunt duidelijk en scherp af te wijzen, dan zou ze daarmee zich schuldig maken aan de zonde van probleemverschuiving, welke reeds zoo onnoemelijk veel kwaad berokkend heeft aan de doorwerking van de reformatie der kerk. „Heeling" der „geslagen breuk", d.i. wegneming van de ellende, en het wederom deelen in Gods genadige verlossing in Christus, kan alleen geschieden, indien wij , , onzen nood en ellendigheid recht en grondig kennen, opdat wij ons voor het aangezicht Gods verootmoedigen". Onze synode zou den Geest ttods tegenstaan en bedroeven, en de geloovigen binnen en buiten onze kerken „ergeren", d.i. hun een hindernis op den weg van voor het eerst of bij voortduur geboden wederkeer tot den God van recht en waarheid voor de voeten werpen, indien zij op een alzoo gestelde invitatie critiekloos zou ingaan. Zulks temeer, omdat met goede reden aan de sj^o4es-Berkouwer en - Duursema verweten werd, dat zij onophoudehjk het eigenUjke punt-in-geding hebben onttrokken aan de aandacht der dragers vaxL het ambt aller geloovigen.

g)' Ons bezwaar wordt versterkt, als we voorts erop letten, dat de feitelijke grondslag voor een samenspreking over wat „ons scheidt" door de synode-Duursema niet alleen veranderd, doch in een ander opzicht ook verloochend wordt. Verloochend, door hem te negeeren. We wezen reeds aan, '' dat de tot ons gekomen invitatie ten doel heeft, voorstellen te ontwerpen tot - overeenstemming inzake die onderstelde leerpunten. Ve r d e r gaat het aan de deputaten der synode-Duursema gegeven mandaat niet. Blijkens deel Hl der desbetreffende beslissing van de synode-Duursema wordt het gevoelen der buitenlandsche kerken, inzonderheid de Nederlandsche sprekende, door dezelfde deputaten als welke met de onze eventueel zouden samenspreken gevraagd; doch ook dit verzoek betreft slechts de ..leerpunten, 'welke ons tot nu toe scheiden". Over heel de linie wordt dus de kerkrechtelijke breuk onttrokken aan de eigenlijke opdracht der deputaten. Dit is nu een negeeren van wat in werkelijkheid o.n s scheidt. Uit hetgeen tevoren opgemerkt is, was reeds duidelijk, dat de eigenlijke oorzaak der breuk ligt op kerkrechtelijk gebied. De sjTiode-Berkouv/er wist uit schriftelijke mededeeling van den man, dien zij als eersten in de reeks schorste of liet schorsen, dat hij de uitspraak van 1905 (en 1042) deels onjuist, deels innerlijk tegenstrijdig noemde, en dat hij aanbood, dit te bewijzen, zoodra hij de gelegenheid ertoe had. Toch eischte ze van hem, dat hij beloven zou, niets te leeren, wat met hetgeen hij onjuist en tegenstrijdig noemde, niet ten volle in overeenstemming was. En zij volhardde in deze houding. Reeds uit dit enkele feit blijkt, dat zij binnen het kerkverband factische uitvoering ook van besluiten, welke voor een bezwaarde tegen Gods Woord en de belijdenis ingingen, tpn allen tijde bleef eischen, zoolang een synode ze niet had weggenomen; en dat zij een interimsperiode, waarin tijdelijk de praetijk' in de kerken verschillend zou zijn, afwees. Zij verklaarde ten overvloede, dat het nimmer geoorloofd was, binnen ^het ver-, band te blijven en besluiten niet uit te voeren; en schreef officieel, dat wie een besluit niet kon uitvoeren, dan maar het kerkverband verbreken moest. En toen degenen, aan wie zij dit schreef, een hoogleeraar, en een kerkeraad, met het kerkverband meer geduld hadden dan zij, en deswege niet heen-gingen, schorste zij eerstgenoemde, en zette hem af. Hiermee is 't kerkrechtelijk beginsel Van artikel 31 K.O. in geding gebracht. Het kwam tevens in geding, toen de synode-Meyster, waarvan de synode- Berkouwer 'den draad weer opnam, van de hoogleeraren Greijdanus en Schilder de belofte eischte, dat zij besluiten, welke zij eensdeels niet eens kenden, en anderdeels (wat de „synode" wist) in strijd met de Kerkenordening achtten, van. welkeen strijd het bewijs inmiddels geleverd werd, toch zouden helpen uitvoeren. Niet minder vroeg het de aandacht, toen de synode-Berkouwer verlangde, dat leedwezen zou betuigd worden over de bëwandeling van den kerkelijken weg inzake het indienen van bezwaren bij den kerkeraad van Kampen, en over het inslaan van dienzelfden weg door kennispving aan de kerkeraden van wat een in aller «erken dienst staand hoogleeraar te voren had gezegd aan de synode, dat n.l. haar bindend verklaarde uitspraken z.i. deels on­ juist, deels tegenstrijdig warefi; een kennisgeving, welke uiteraard inzake een officieel als afgehandeld te beschouwen punt voorbereiding voor de volgende synode wilde treffen. Wij zwijgen nu nog van de droeve, reeds door meer dan één rechter geconstateerde gevallen van afwijking van de Kerkenordening, over de bewering, dat ratificatie van synodebesluiten ongereformeerd is, en wat dies meer zij.

h)-Aanvaarding van de tot onze synode gekomen uitnoodiging op dezen voet zou derhalve om dezelfde redenen, als zooeven werden aangevoerd, den Heiligen Geest bedroeven, de eenvoudigen misleiden, en de eenheid tegenstaan. Want wij worden slechts verlost uit de w e r k e 1 ij k ons leven in boeien slaande ellende; de eenheid, die God zelf ons schenken wil, wordt slechts gevonden langs den weg der bekeering van w e r k e 1 ij k begane zonden, en kan door miskenning yan aard en oorzaak van een conflict slechts worden tegengehouden. Dit geldt te meer, omdat met boven aangeduide kerkrechtelijke misslagen tenslotte onze belijdenis gemoeid is, zoo b.v. als zij- zegt, dat men geen concilies (synodes) mag stellen boven Gods Woord, of als zij inzake de kerkregeering beginselen predikt, welke lijnrecht een veroordeelüig zijn van de hiërarchie, welke aan het woord komt in bovenbedoelde misslagen.

Voor ditmaal laten we het hierbij. Het zal, onzen lezers duidehjk zijn, dat er over deze aangelegenheid veel meer gezegd dient te worden, en dat de zaak zelf, waarover hier gesproken is, met deze nog maar voorloopige opmerkingen allerminst is afgehandeld. We stellen ons dan ook voor, in een volgend nummer er nog wts meer over te zeggen. Maar het Ujkt ons niet kwaad, als in deze velen occupeerende kwestie men eens gaat nadenken over de feiten zelf. Een tikje nuchterheid is geen overbodige weelde. En vooral — de vrijmaking mag door de met zooveel ophef in de pers aangekondigde samensprekings„plannen" van de synode-Duursema niet worden opgehouden. Tegenover wie het toch dien kant uit zouden willen sturen, is het goed enkele nuchtere feiten te laten spreken. We hebben hier geen woord gezegd, dat niet met publiek kenbare missives samenhangt.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1946

De Reformatie | 8 Pagina's