GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET WIL NOG NIET RECHT.

Toen ik vroeger, voor den oorlog en dus ook voor de vrijmaking in de Reformatie schreef, had ik nooit gebrek aan onderwerpen. Uit den lezerskring stroomden mij toen de vragen toe, waarop men graag een antwoord had.

De reformatorische strijd, dien wij toen streden richtte zich niet het minst op de practijk van het geloofsleven. De meer theologisch-theoretische vragen lagen daaraan wel ten grondslag, maar deze werden heel sterk gezien uit het gezichtspiuit van de beteekenis, die zij hadden voor het leven bij en uit het Woord.

In den tijd, waarin de strijd zich tenslotte toespitste in een kerkelijk geding, is dat anders georden. Toen werd het meer een zuiver dogmatische n kerkrechtelijke worsteling.

Dat was goed en noodig. Op dat terrein móest e strüd worden beslecht.

Maar zoo mag het niet blijven.

Wy moeten beleven, wat wij belijden; anders krijgen wij dit, dat bij een zuiver, d.w.z. schriftuurlijk belijden, ^ het leven gaat laboreeren aan kwalen, die in flagranten str^d zijn met dat belijden.

Dan krijgen wij dit, dat bij een klaar inzicht in wat de Schrift zegt van Verbond en Sacrament, ons leven toch door het Verbond niet wordt beheerscht en de Sacramenten voor onze levenspractijk weinig of niets gaan beteekenen.

Ik denk, als ik dit schrijf aan: de zekerheid des geloofs, heiligmaking, hemelschgezindheid, het dienen van God in heel zijn leven, ook in zijn dagelijkschen arbeid. Wat kreeg ik vroeger over deze onderwerpen veel vragen.

Dat is nu nog niet weer zoo. De vragen, die mij nu bereiken gaan vrijwel uitsluitend over de vrijmaking en wat daarmee onmiddelUjk in verband staat.

Nog eens zeg.ik: „dat mag zoo niet blijven". Van harte hoop ik, dat de belangstelling van de Keformatielezers zich ook weer zal gaan richten op die andere dingen.

Misschien is het goed, dat ik, om een stoot in die richting te geven, maar eens begin met iets te schrijven over:

De opwekking tot zelfbeproeying de prediking, I, - ., V, in

Wie in den strijd, die in de laatste jaren onze Kerken heeft beroerd, heeft meegeleefd, weet, dat men mij dikwijls heeft verweten, dat ik van zelfbeproeving niet zou willen weten.

Prof. den Hartogh heeft nogal in die richting gewezen. Dr Kraan van Vlaardingen heeft in Februari van dit jaar in zijn Kerkbode geschreven over: „Valsche gerustheid".

Hij speelt in die artikelen op hetzelfde als Prof. den Hartogh. klavier,

Men stelt het dan ongeveer aldus voor: „Ds-van Dflk leert, dat, als iemand maar in het Verbond is, hij zich over niets meer zorg behoeft te maken? dan is het in orde". Dan mag hij tegen zichzelf zeggen: „wees maar niet bang, gij zijt een bondeling en dus gaat gij naar den hemel".

Inderdaad, als ik zoo leerde, dan was ik wel een zware ketter.

Dan zou ik immers lijnrecht ingaan tegen de Schrift.

Alle Joden waren bondelingen; maar de Schrift leert duideüjk, dat zij niet allen zijn zalig geworden.

Johannes de Dooper heeft hun wel klaar gezegd, dat zij, al waren zij duizendmaal Abrahams kinderen, zij evenwel verloren zouden gaan, tenzij zij zich bekeerden. Inderdaad, a 1 s ik dat leerde, wat men mij in de schoenen schuift, dan was ik een ketter. Maar nooit heb ik iets dergelijks geleerd of er ook maar aan gedacht dat te doen.

Ook kon men dat in den kring der synodocraten wel weten.

Broeder Scholtens van Groningen was Ud van de 'Synode van 1936.

Hij is Ud geweest van de commissie, die de leergeschillen behandelde.

Daar is ook mijn standpunt ter sprake gekomen. En, zooals hijzelf mij vertelde, daar heeft hij uitdrukkeHjk en herhaaldelijk getuigd, dat niemand sterker dan ik stelde den eisch, van persoonlijk geloof.

Dat kan men weten, ook uit mijn eigen geschriften. Daarom is het zoo bitter onrechtvaardig, dat men, wat ik verder schrijf, nie't leest in het licht van die wetenschap.

De fout, die men altijd v^eer maakt is deze. Men heeft zijn eigen verbondsbeschouwing, die hierop neerkomt, dat alleen de uitverkorenen in het Verbond zijn.

Op dit standpunt is het dus zóó, dat ieder, die in het Verbond is, ook zalig wordt. Wanneer ik er nu zoo sterken nadruk op leg, dat a 11 e kinderen der gemeente bondelingen zijn, dan trekt men daaruit de conclusie, dat ik zeg: „gij wordt allen zalig, maakt u maar niet ongerust".

Natuurlijk is dat een valsche conclusie, waardoor men mij grootelijks onrecht doet.

Ik durf niet beweren, dat men willens en wetens dit onrecht begaat.

Ik geloof wel, dat men werkelijk meent, het zoo is. i dat

Maar daarom is het toch nog wel grove zonde, wat men hiermee doet. Men kon beter weten. En dat men het niet beter weet is vrucht van onwil en traagheid. Telkens weer heeft het mij getroffen hoe weinig men begreep, wat wij bedoelden. Men had het zich eenmaal in 't hoofd gezet, dat wij dwaalleer verkondigden Daar hield men hardnekkig aan vast en gaf zich de moeite 'niet, nu eens rustig en onbevangen zich er rekenschap van te geven wat dan toch door ons gezegd en bedoeld werd.

Dat is heel erg en daarmee heeft men, door ons te beschuldigen en te veroordeelen, wel een zware schuld op zich geladen.

_Wij willen dan nu nog eens trachten helder uiteen te zetten hoe wij de dingen ziei^ Vooral ter wille van hen, die misschien toch, meer dan zij zichzelf willen bekennen, , onder den indruk zijn geraakt, van wat van de overzijde telkens tegen ons wordt aangevoerd.

God de Heere heeft Zijn Verbond opgericht met de geloovigen enhunzaad.

Zoo leert de Schrift het duidelijk.

Van Synodale zijde wordt ons telkens weer voor de voeten geworpen, dat wij voor ons standpimt geen Schriftbewijs aanvoeren. Dr Polman vooral Jf daarin zeer sterk. Hij trekt het land door met «et verhaal, dat ik indertijd, big een samenspreking. die hij, namens de Synode met mij had, op zijn vraag nsiar Schriftbewijs, geen antwoord zou hebben kunnen geven.

Dat is waarhjk geen fraai doen van Dr Polman. In de eerste plaats was dat een gesprek in besloten kring, waarvan Dr Polman rapport had uit te brengen op de Synode, maar waarvan hij zeker geen verslag mocht doen op publieke vergaderingen.

Wie gaf hem daartoe het recht?

De Synode van Utrecht was erg kwaad als iemand iets vertelde uit een conüté-zitting van de Synode.

Maar is het dan wel geoorloofd uit zulk een, uiteraard geheime samenspreking te klappen en dat nog wel in openbare samenkomsten? .

In de tweede plaats, stel dat het waar was, wat. Dr Polman zegt, wat beteekent dat dan nog?

Al zou ik geen enkel Schriftbewijs hebben kunnen aanvoeren, uit den kring der bezwaarden is toch zeker telkens weer Schriftbewijs aangevoerd? Denkt alléén maar aan de geschriften van Prof. Greijdanus.

In de derde plaats; ik geloof ook niets van wat Dr Polman zegt. Ik heb van dat gesprek helaas geen aanteekening gemaakt. Maar het zou toch al heel vreemd zijn, dat ik, terwijl ik altijd en overal ScTiriftbewijs aanvoer, het juist toen niet zou heb-" ben gekund. Waarschijnlijk heeft Dr Polman mijn Schriftbewijs niet voldoende geacht; dat zou geen wonder zijn, want de Synode liet zich nooit overtuigen. Maar daarmee is niet gezegd, dat het geen bewijs was.

Met Dr Polman heb ik te dezen opzichte maar één ding meer van doen en dat is dit:

„Hij moet precies de vraag geven, die hij heeft gesteld en waarop ik het antwoord zou zijn schuldig gebleven. Doet hij dat niet, dan verklaar ik hem openUjk een leugenaar te zijn.

Een volgende maal dan het Schriftbewijs.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's