GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

De aanval op de vrijmaking voortgezet

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben over „Oosterbeek" het onze gezegd, en begrepen wel, dat sommigen kwaad zouden worden.

We begrepen ook, dat veel meer menschen dankbaar zouden zijn, dat ze op tijd gewaarschuwd waren.

De feiten stellen ons in het gelijk, en daar verkneuteren we ons heelemaal niet om. Laat ons mogen repeteeren: we beoordeelen onder de aanwezigen in Oosterbeek, zoover behoorende tot onze kerken, niemands b .= d o o 1 i n g. V/ie vrijgemaakt is, en werkelijk begrepen heeft, in welk kader hij opgenomen werd, ja, dien zou ik van bewuste ontrouw moeten beschuldigen. Maar ik geloof, dat meer dan één niet in de verste verte vermoedt, in welk net hij opgenomen wordt; en^hoe lang dat duren moet, dat zullen we maar afwachten. De synodocratische pers is af en toe brieschend, en het kinderlijkste is wel, dat men zegt: kijk eens, er zijn er die „durven" ingaan tegen de „leiding". Ja, ieder beestje denkt in de kategorieën van het nestje, waar het uit gekropen is. Het is ginds allemaal gehoorzamen aan de „leiding"; en ze zitten zóó vol ressentiment, dat ze zich verkneuteren als een openbare grove zondaar nu ook nog eens iemand heeft, die hem methodologisch weerspreekt. Wij zien de zaak eens rustig aan. Hoewel we betreuren, dat de Oosterbeeksche handel factisch de vrijmaking als acte van gehoorzaamheid helpt remmen, en speculeert op mogelijke geldswaardigheid van papieren, die nóg nimmer waarde hadden en evenmin een vasten koers.

Om tot de zaken te komen, in Anjsterdam j(syno-\ docr.) is dezer dagen een bij den kèrkeraad ingediend rapport verschenen, dat als bijlage der Amsterdamsche kerkbode verschenen is, 30-10-'48. Men heeft, met begeleidend briefje, het ook toegezonden aan onze deputaten tot „samenspreking" (zullen we nog maar onnauwkeurig zeggen, want het waren deputaten tot voorshands schriftelijk handelen, om zoo, als er w è r-k e 1 ij k wat goeds gehandeld werd, te komen tot mondeling contact). De Amsterdamsche toezenders heb-, • ben het stuk voor onze deputaten niet gezonden naar den se(? retaris te Hilversum, ds Doekes, hoewel zijn adres stond onder alle stukken, die van deputaten uitgegaan zijn, en die alle gepubliceerd zijn. Dat heeft zijn reden: men heeft blijkbaar haast. Men wil onze synode beïnvloeden. Natuurlijk was dat ook het geval , met Oosterbeek. Publicatie van een stuk, vlak vóór .onze synode; geen persreacties dadelijk i), en zóó , die synode beïnvloeden. Zóó sturen ook de Amsterdamsche heeren hun stuk naar A m e r's f o o r t. Nu hun artikel toch al publiek is, en onze deputaten toch al rapporteerden aan de synode, en ik hen niet meer kan bereiken in deze overdrukke synodedagen, zullen ze het niet onbeleefd vinden, als ik, ook om aan hen tot elke gewenschte reactie tegelijk gelegenheid te geven, het Amsterdamsche begeleidende briefje, volledig, hier afdruk. Het geleidebriefje luidt als volgt:

Amsterdam. 25 October 1948.

Aan Deputaten voor de saamspreklng met de Geref. Kerken van de Generale Synode van de Geref. Kerken (onderh. Art. 31 K.O.) ' tn Nederland.

Hooggeachte Heeren en Broeders,

De Kerkeraad van de Gereformeerde' Kerk van Amsterda, m stelt ter kennisname ih Uw handen een rapport met conclusies Inzake het voorstel Ds B. Ü.. Bos, zooals dit door genoemden Raad met eenparigheid van stemmen In zijn vergadering-van 21 Oct. j.l. is aanvaard.

De Kerkeraad spreekt den wenseh uit, dat de gevoelens, zooals deze door den Kèrkeraad van Amsterdam werden vertolkt, weerklank In Uw College vinden en bidt U, waar zulke belangrijke aangelegenheden voor de Kerk van onzen Heere Jezus Christus in het geding zijn, de bijzondere leiding des Heiligen Geestes bij Uw overwe-' gingen toe. 2)

Met hoogachting en broedergroete,

Namens den Kèrkeraad:

T. VEENHUIZEN, h.t. Praeses.

Ds RINGNALDA, h.t. Scriba.

Tot zoover de geleidebrief.

En hier volgt letterlijk het stuk, dat men ons toezond, en dat aan de Amsterdamsche kerkleden per Jrerkbode is bekend gemaakt:

RAPPOKT EN CONCLUSIE

inzake het voorstel Ds B. A. Bos

In zijn vergadering van 21 October 1948 aanvaardde de Kèrkeraad van Amsterdam met eenparigheid van stemmen de met het volgende rapport verbonden conclusie.

In zijn vergadering van 9 Sept. j.l. benoemde de Kèrkeraad een commissie om hem van advies te dienen over het bij hem binnengekomen „Concreet voorstel om tot hereniging te komen" van Ds B. A. Bos. Deze commissie werd samengesteld uit de predikanten: Knoppers, Kruyswijk en van Teylingen en de ouderlingen: Fleurbaay, Hulsman en Nleuwsma. Zij wees Dr Knoppers aan als haar voorzitter en ondergetekende als rapporteur.

De Commissie heeft thans de eer U enige voorstellen aan te bieden, vooraf gegaan door een samenvatting van de overwegingen, die haar tot deze voorstellen hebben gebracht.

Uw Commissie meende, dat het niet op haar vf-eg lag om al de door Ds Bos gegeven motieven en argumenten te toetsen en te waarderen; maar dat het-wel tot haar taak behoorde om zijn concrete voorstellen, gezien natuurlijk in het licht van zijn motieven en argumenten, nauwlettend te bezien met het oog op de vraag of hier een mogelijkheid ligt om elkander te verstaan en te benaderen. Dit is voor Uw Commissie wel een moeilijke, doch geen troosteloze taak geweest; want zeker vertoont het voorstel-Bos de kenmerken van diepe ernst en een groot gevoel van verantwoordelijkheid voor. de droeve situatie, die door de breuk in onze kerken is ontstaan en draagt het ten zeerste bij tot het scheppen van dié sfeer, waarin deze zaken alleen vruchtbaar behandeld kunnen worden.

K. S.

Het eerste voorstel van Ds Bos behelst een oproep aan alle gelovigen aan weerszijden van de scheur om „voor te gaan in schuldbelijdenis voor God en mensen, en anderen op te wekken hen hierin hartelijk te volgen".

Uw commissie is van overtuiging, dat Ds Bos terecht gesproken heeft van een gemeenschappelijke schuld. De geschiedenis onzer kerken van de latere jaren is een getuigenis tégen ons, tegen onze zelfgenoegzaamheid en onze liefdeloosheid, die o.a. uitkwam in een soms bittere perspolemiek, tegen onze onmacht om elkander te dragen en te vinden, tegen het feit, dat beleidsfouten aan weerskanten niet alleen voorkwamen, maar ook niet terstond werden gezien, erkend en hersteld.

Naar onze mening moet de Kèrkeraad ook niet schromen dit uit te spreken. Maar schuldbelijdenis heeft geen zin zonder de daad der bekering. En waarin zou die daad anders kunnen bestaan dan in de volledige bereidheid om alle middelen die geloof, hoop en liefde vinden kunnen, te gebruiken tot heling der geslagen breuk?

Tot die middelen acht Ds Bos ook te behoren schuldbelijdenis over concrete daden, die van weerskanten zijn gedaan en waarvan hij een opsomming geeft. Uw commissie meent, dat wij .liier voo; ; ' zeiar moeilijke vragen komen te staan.

In de eerste plaats is het de vraag of de door Ds Bos gegeven opsomming mogelijk ook al te gedetailleerd, of, andersom, al te onvolledig is. De lijst zou kunnen worden aangevuld, er zou ook in kunnen worden geschrapt; en het zou best kunnen zijn, dat daarover aan weerszijden zeer groot meningsverschil voor de dag zou komen.

In de tweede plaats is het de vraag of de door Ds Bos aangegeven verdeling der punten van schuldbelijdenis over de beide partijen, wel tot het gewenste doel kan voeren. Want terwijl hij de éne partij, haar , , zaaJtsgerechtigheid" volkomen intact latende, alleen belast met ernstige vertroebeling dezer zaaksgerechtigheid, wordt de andere partij belast met de schuld zowel van haar verkeerde gezind-' held als van de ongerechtigheid der zaak, waarvoor zij stond. Maar een dergelijke schuldbelijdenis, die toch altijd tevens de daad der bekering in zich sluit, zal ze echt zijn, zou het „worstelen om elkaar te vinden", waarvan Ds Bos in het 5e punt van zijn oproep spreekt, overbodig maken. Immers, waar de éne partij zich overgeeft, is die worsteling niet meer noodzakelijk of reeds ten einde.

Dus kan deze bepaalde schuldbelijdenis geen basis der begeerde samenspreking zijn; zij zou alleen het resultaat daarvan kunnen vormen.

Uw commissie heeft zich daarom niet afgevraagd of en In hoeverre zij zich met de door Ds Bos opgestelde pirnten van schuldbelijdenis zou kunnen verenigen. Niet omdat zij meende, dat de zaaksgerechtigheid onzer kerken zonder meer onaantastbaar zou wezen; noch omdat waarschijnlijk zowel in haar midden als bij Uw Raad, de beoordeling dezer concrete punten zeer verschillend uitvallen zou; maar in hoofdzaak om twee redenen:

1. omdat juist die zaken, die Ds Bos bulten'discussie stelt, n.l. de kwesties van de bovenschriftuurlljke conscientlebinding en van de kerkelijke machtsaanmatiglng, vooral na al wat er sinds de vrijmaking gezegd en geleerd is, onderwerp van discussie moeten zijn, opdat duidelijk blijke dat overeenstemming, althans een elkander dragen in de leer mogelijk is;

2. omdat de schuldvraag t.a.v. de meeste concrete pimten van Ds Bos en vooral wat de hoofdzaken betreft, eerst na gebleken overeenstemming zinvol gesteld en met belijdenis beantwoord kan worden; terwijl dan ook de mogelijkheid zich laat denken dat wij, van weerszijden op bepaalde punten in alle oprechtheid niet van concrete schuld overtuigd, het oordeel overlaten aan God als de hoogste Rechter.

Uw Commissie meent met het bovenstaande niet, dat elk herstel van mogelijk «inrecht maar zou moeten wachten, totdat overeenstemming in de hoofdzaak verkregen is; want waar onrecht klaar aan de dag zou liggen mag geen overweging van prestige of nut onmiddellijke bekering en herstel tegenhouden.

Wat betreft de punten 4 en 5 van Ds Bos' oproep, die behelzen een „bereidverklaring tot hereniging In volle gebondenheid aan het Woord en op grond van de Drie Formulieren van Enigheid, en die alléén"; en die een aanvankelijke weg daartoe wijzen in het zoeken en bevorderen van landelijke en plaatselijke samenwerking om de ederzijdse bezwaren te bespreken en biddend te wor-49

stelen om elkaar te vinden — heeft Uw commissie in het voorgaande, wat het principiële betreft, het voornaamste gezegd. Zeker moet er bij ons op deze grondslag bereidheid tot hereniging zijn.' Dat betreft niet alleen de kerken (onderh. Art. 31 K.O.), maar ook andere Gereformeerde Kerkformaties. Doch ongetwijfeld zal er dan voorafgaande samenspreklng nodig zijn over de zaken die ons verdeeld hielden; en a fortiori geldt dit de Kerken (onderh. Art. 31 K.O.), omdat van haar zijde zó ernstige bezwaren tegen de leer onzer Kerken zijn ingebracht, welke zelfs tot vrijmaking en de handhaving daarvan hebben gevoerd, dat zekerheid omtrent elkanders leer t.a.v. de in geding zijnde punten noodzakelijk Is. Zekerheid omtrent datgene wat onze kerken in Schrift en Belijdenis lezen dienaangaande, iserwèl; diezelfde zekerheid is er niet wat betreft de Kerken (onderh. Art. 31 K.O.). Het is een kwestie van eenvoudige eerlijkheid in de tegenwoordige situatie, dat ook zij zich positief uitlaten. Blijkt er dan •binnen de ruimte der Kerk plaats voor beide gevoelens, dan kan ook hereniging, op grond van Schrift en Formulieren alleen, tot stand komen. Vanuit dit gezichtspunt is er veel voor te zeggen, dat een samenspreklng tussen wederzijdse synodale deputaten óók schriftelijk plaats vindt, als het over deze dingen gaat.

Uw commissie stelt voor dat de Kerkeraad zich in deze zin uitspreke en van zijn inzicht aan de Deputaten voor samenspreklng mededeling doe, door toezending van zijn conclusie.

Overigens zou de Kerkeraad ook kunnen doen blijken van zijn sympathie met de nu en dan plaats vindende - informatorische samenkomsten van gelovigen van weerskanten, waarin het contact over en weer bewaard wordt; en van niet minder belang zou het zijn wanneer de Kerkeraad aan de Raad der Kerk (onderh. Art. 31 K.O.) ter plaatse mededeelde, dat hij gaarne tot een samenspreklng met hem bereid is over de weg, die tot hereniging zou kunnen leiden.

Aangaande het 2e punt van Ds Bos' oproep, wil Uw commissie opmerken, dat wij niet de roeping hebben om ons incidenteel over de al-of niet-geoorloofdheid van processen voor de wereldlijke rechter over kerkelijke goederen uit te laten en dat wij in feite ook niet met een dergelijk proces te maken hebben. Niettemin is het goed wanneer de kerkeraad zich nog eens bezint over de kwes-. tie van de B. Amstelkerk. Deze kwestie heeft een zeer onbevredigend verloop gehad en dat, naar de overtuiging uwer commissie, buiten onze schuld. Hfet gebruik van dit kerkgebouw is royaal en broederlijk aangeboden, natuurlijk onder voorbehoud van onze rechten, waarom van een huurprijs gesproken werd, die overigens gesteld was op een bedrag, dat belangrijk beneden de werkelijke kosten lag. Aan dit aanbod was geen voorwaarde verbonden, alleen werd een verwachting uitgesproken die geen enkele bepaalde binding inhield, doch een beroep deed op broederlijke bedachtzaamheid. Het komt uw commissie gewenst voor, dat de Kerkeraad zich nog eens rlchte tot de Raad der Kerk (onderh. Art. 31 K.O.) met de mededeling, dat hij bereid Is tot overleg over de wijze waarop hij, sans prejudice, t.a.v, de kerkelijke goederen zou kunnen behulpzaam zijn. ^,

Wat betreft punt 3 van Ds Bos' oproep, meent uw commissie, dat de daar gevraagde medewerking tot staking van liefdeloze bestrijding door uw Raad zo goed mogelijk is betracht en dat hij zijn instemming met dit punt zou kunnen uitspreken.

Resumerende stelt'niw commissie de volgende conclusie voor:

De Kerkeraad van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam, met diepe belangstelling kennis genomen hebbende van het bij hem ingekomen „Concreet Voorstel om tot hereniging te komen" van Ds B. A. Bos, met hem betreurende de vervreemding, die onder broeders van hetzelfde huis is ontstaan en ten zeerste waarderende de broederlijke geest waarin dit voorstel is gedaan:

overwegende, dat hij gaarne al het mogelijke vidl doen om de gedurende de laatste jaren in onze Kerken geslagen breuk te helpen helen;

spreekt uit:

1e dat hij mee-belijden wil onze gemeenschappelijke schuld vanwege de gebleken onmacht om elkander te vinden en te dragen in wijsheid en liefde;

2e en verder wat de Kerken In 't algemeen betreft, elk in eigen verband

a. dat naar zijn overtuiging elke meer geconcretiseerde schuldbelijdenis van weerskanten, zal ze zinvol zijn, dient te worden voorafgegaan, althans wat de hoofdzaken betreft in de geschillen over de leer en de Kerkorde, door een samenspreklng die de mogelijkheid van overeenstemming binnen de ruimte der Kerk aan het licht brengt en zo ook de concreet-aanwezige schuld aan de scheur in de eenheid der Kerk voor ieder duidelijk maakt;

b. dat naar zijn mening een ten dele ook schriftelijk gevoerde samenspreklng, waarin men van beide kanten ^icH positief over deze hoofdzaken uitlaat, kan nuttig zijn;

c. dat de mogelijkheid niet uitgesloten moet worden geacht, dat als beide partijen menen hun zaaksgerechtigheld op enig punt te moeten handhaven, zij het geschil ootmoedig overlaten aan het rechtvaardige oordeel Gods en elkander om Christus' wil daarin dragen;

d. dat geen enkele overweging van prestige of nut enige kerkelijke vergadering er van mag weerhouden haar handelingen In het verleden nauwkeurig te toetsen en duldelijk-gebleken onrecht of beleidsfouten zonder verwijl te belijden en te herstellen, voor zoveel mog'elijk is;

e. dat elke verantwoorde poging die van belde zijden wordt aangewend, om elkander vast te houden en te vinden met sympathie begroet, en elke bestrijding van elkander, die niet gedragen wordt doot zoekende liefde, vermeden dient te worden;

en besluit voor wat hemzelf betreft:

1e aan de Kerkeraad van de Gereformeerde Kerk (onderh. Art. 31 K.O.) ter plaatse te berichten, dat hij gaarne met hem samenspreken wil op de basis der Heilige Schrift en de drie Formulieren van Enigheid, over de weg die tot hereniging zou kunnen lelden.

2e aan dezelfde Kerkeraad te berichten, dat hij bereid is tot overleg over de wijze waarop hij, niets praejudl-I eerend, t.a.v. een ev.t. gewenst gebruik van kerkelijke goederen zou kunnen behulpzaam zijn; 50

3e van dit rapport en deze conclusies mededeling te doen aan Ds B. A. Bos, aan de „Deputaten voor samenspreklng" onzer Kerken en die van de Gereformeerde Kerken (onderh. Art. 31 K.O.), en ze te publiceren in de Amsterdamsche Kerkbode.

Uw vergadering toebiddend de leiding van de Heilige Geest bij haar beraadslaging.

De Commissie:

Dr B. A. KNOPPERS, Voorzitter.

Ds P. N. KRUYSWIJK.

Ds E. G. VAN TEYLINGEN, Rapporteur.

J. F. PLEURBAAY.

H. A. HUISMAN.

R. NIEUWSMA.

Tot zoover de bijlage.

We geven enkele opmerkingen.

A. De Amsterdamsche poging tot voorbijgang van de officieele deputaten is niet de eenige. Verscheiden van onze kei; keraden kregen zulke briefjes als hier de AmsterdamS|i!he: laat ons eens praten. Op andere plaatsen vraagt men onzen kerkeraad een gebouw om een spreekbeurt mogelijk te maken voor de Oosterbeeksche „toovenaars".

Wat is in dit alles het leelijke? Dat aanstonds onze verontwaardiging wekte?

Wel, het leelijke is door ds Bos geformuleerd: om de deputaten onzer synode heenloopen, hoewel de synodocraten zelf om deputaten gevraagd hebben. De onbeschaamdheid is niet van de lucht: ze sollen nóg met ons. Ds Bos gebruikte nog een ander woord: door deputaten heenbreken of zoo iets. Om dit bedrijf goed te praten gebruikte hij de Ridderbossiaansohe suggestie: dat men in een IMPASSE zat: die arme deputaten KONDEN niet verder. Feit was, dat de deputaten-Ridderbos niet verder WILDEN: ze wilden met genoegen praten, en hebben ook wel heel wat geschreven, maar ze verkozen niet op onmisbare vragen duidelijk en kort te antwoorden. En nu gaat Ds Bos hun het genoegen doen, dezen onwil van één kant als onmacht van twee kanten aan te dienen. Hij helpt hun onwaarheidspreken Itrachtig.

Dit leelijke nu IS IN GRONINGEN door de synode van 1946 (!) REEDS GESIGNALEERD. Toen de Zwolscbe synode (de synodocratische) aan onze synode de vraag stelde: willen we eens praten? toen schreef ze aan onze synode den tekst van haar besluit. Maar ze liet een stuk we g. Ze liet weg, dat dezelfde deputaten, die met ons OFFI­ CIEEL over de zaken-in-geding spreken moesten, en dit in LANDELIJK verband, en over de GENERALE kwesties (want alle plaatselijke zeiken zijn eerst de generale, VOORAL OP HUN STANDPUNT), ik herzeg, ze verzweeg, dat diezelfde deputaten ook instructie gekregen hadden om alvast PLAATSELIJK den boel bij elkaar te spijkeren. De synodocratische kerkeraden moesten, zonder zich om deputaten-actie verder te bekommeren, al vast maar plaats el ij k „geslagen breuken heelen", zooals dat dan heette, en dan zouden diezelfde deputaten, die met onze deputaten kalm overleg moesten plegen, hoe het nu eigenlijk wel zou moeten, meteen plaatselijk alvast adviezen geven achter den rug v a n d e deputatenom. Het parool: door de d e p u t a t e n heen-stooten, was TOEN al gegeven.

De Groningsche synode heeft dadelijk het gevaar gezien, en in „nette" woorden (die daarom weinig indruk maakten) laten weten, 'dat ze het geen eerlijk en geen frisch bedrijf vond. Dat was het ook niet. Het was slecht. Het was zoo iets als de Russen heeten te doen: praten en nog eens praten in Lake Success of in Parijs over de algemeene zaken en intusschen landelijk en plaatselijk alvast beginnen, en al het gepraat maar laten voor wat 't is. HOEWEL DE PLAATSELIJKE KWESTIES MET DE ALGEMEE­ NE TEN NAUWSTE SAMENHANGEN.

Veel heeft dit niet geholpen. Dat weet een klein kind.

B. Maar nu hebben ze ds Bos weten te vangen. Hij zal wel protesteeren, want hij heeft natuurlijk geen één h e n g e l a a r gezie n Dat begrijp ik. Hij denkt, dat hij wat bereiken kan. Hij is ingepalmd, en schijnt het nóg niet te begrijpen. En nu kan tengevolge van ZIJN actie gebeuren, wat de te Groningen door onze sjmode gesignaleerde deputaten der synodocratie niet officieel durfden doen: om de deputaten heen alvast plaatselijk beginnen. Het parool van ds Bos uit 1948 was in'1946 al gegeven; alleen, dezen keer komt het dan uit zijn mond, en ieder verstaat, welk een jolijt er is bij wie bet door hebben en het mooi vinden; want zulken zijn er heusch.

Wij voor ons vinden 't ïieelemaal niet mooi. We noemen het: van twee wallen willen e t e n: langs den deputatelijken weg praten over de mogelijkheid van „hereeniging" en over de algemeene kwesties, en intusschen plaatselijkal vast probeeren wat te bereiken is. Alsof niet iedere plaats met het kerkverband te maken had. En heeft.

Het wordt tijd, dat onze menschen leeren zien wat er te koop is. En dat ze weten voor welk een situatie van onwaarachtigheid onze synode zich geplaatst vindt. Ik herhaal: ik denk hier niet aan personen, wier naam op briefpapier mocht staan, van Oosterbeek of elders. Ik denk aan hen, die op langen termijn denken reeds in 1946 en nu in 1948, en die achter de schennen toezien: de synodocratische leiders, die probeeren te verdeelen en te heerschen.

Die menschen hebben zelf geen synode in 1948. ER IS HUN OM EEN SYNODE DST 1948 GEVRAAGD, door hun eigen mensch, en, en het is gevraagd met het oog op de samensprekingskwestie. ALS de deputaten-Ridderbos hadden willen antwoorden op de door onze deputaten te stellen vragen, die toch onvermijdelijk zijn bij ernstig'werk, voor God verricht, en ALS die antwoorden dan ook maar een greintje hoop hadden gegeven, dat het zin had te praten, en ALS de synodocraten dan eens net zoo ijverig waren als onze synode te Groningen, toen ze voorschreef: desnoods een TUSSCHENTIJDSCHE synode, wel, menschen, dan was er thans tegelijkertijd een synode van HEN en één van ONS geweest, en dan hadden er spijkers met koppen kunnen geslagen worden. Dat is altijd beter dan den Heere en de menschen vermoeien met gezeur, dat vleesch is zonder beenen, en toch een levend lichaam heeten wil. Maar neen: ze willen ons aan 't praten houden, doen alsóf zt niet mógen en niet kunnen schrijven — wat niet waar is, vermijden alle z a k e 1 ij k h e i d, en gaan toch plaatselijk probeeren los te weeken. C. En let eens op, wat er dan komt als ds v. Teylingen rapporteert.

1. Gemeenschappelijke schuld, ja, dat is altijd ga, uw gezegd. En dan krijgen we weer repetitie van wat yoorafgegaan is aan de vonnissen en leeruitspraken. Iijaar wat kan ons dat schelen? De vraag is: die u i t s p r a k e n waren toch goddelijk? En die vonnissen ook ? En U waart toch „rechters" in den naam des Heeren ? Heeft de rechter een excuus, als hij na een leelijk vonnis zegt: 't Was ook zoo'n heibel? De Opperrechter zegt tot hem: uw ambt was, het hoofd koel te houden, en gij hebt ook hardop gezégd, dat uw vonnis kalm geboren en goedgefundeerd was — en. Mijn naam stond erboven. Was het niet goed, herroep het dan, maar zeg niet: 't was ook zoo'n rare volksoploop vóór ik den rechterstoel beklom. B e 1 e i d s fouten ? Wel, daar gaat ds Bos' „concrete" schuldbelij.denis over valsche vonnissen en valsch kerkrecht. We hebben hem voorspeld, dat ze dat zouden laten loopen om alleen de gemoedelijkheid te gebruiken.

2. Ze meten hier uit: hoeveel procent schuld geeft ds Bos den één, en hoeveel den ander? Ze hebben in het constateeren van zoo'n percentage-berekening bij ds Bos gelijk: ook wij wezen erop^ MaaT ze vragen: kan zoo'n percentage-verdeeling naar het DOEL 1 e i d e n ? Ik vraag: wat kan u dat schelen? Had de tollenaar een DOEL, toea hij[ zich op de borst sloeg? Wij belijden nog steeds hetzelfde als iïi 1944. Gij ook? Zégt het dan, dan is 't meteen weer schoone lucht. Niet meer? Z é g t h e t dan, niet om ds Bos, die u zoo'n prachtig kansje geeftj maar omdat ge revisieverzoekers hebt, die ge in de kou liet staan; «i om den Heere; en denkt verder aan geen mensch. Schuldbelijden, als 't een middel wezen kan? Is dat vroom?

3. Merkwaardig, merkwaardig: geen schuldbelijdenis als basis. Kan het helpen, dan maar het doen, maar dan aan 't slot. O tollenaar......

4. Is elkaar dragen in de leer nu mogehjk? Erkent ge dat als mogelijk? Dan is de v e r z e - kerdheid, waarmee gij hebt geschorst en laten schorsen dus brutaal geweest en vergrijp aan den Heere? Zeg het dan, en kijk niet naar denander.

5. Verschil maken tusschen onrecht dat d u i d o 1 ij k, en dat vooralsnog niet duidelijk is? Wel ja, zód kan men den slag om. den arm houden. INDIEN gestraft is waar te d r a g e n viel, en uitgestooten waar. te verbinden bleef, wel dan is het onrecht CENTRAAL EN OVER HEEL DE LINIE aanwezig. Maar dan niet uitzoeken wat klasse A .(heldere zaakjes) en klasse B (onheldere) is. Dat wordt maar weer bestendiging van dfe willekeur.

6. De historie wordt weer geweld aangedaan. De „vrijgemaakten" liepen niet weg omdat ze een leer niet dragen wilden, maar zijn weggestuurd omdat ze een BINDING niet aanvaarden wilde: Q. Niet hün verzet tegen die leer gaf den doorslag, maar uw v e r l i e f d h e i d op uw eigen leer, synodocraten.

7. We behoeven daarom als kerken niets te vertellen over onze leer. We zullen u heusch geen allernieuwst en allerlaatst formufetje aanbieden, als ónze spécialité de la maison. Houdt uw geschiedenis vast: ge hebt üw formule ons bindend opgelegd, en meer is er niet geweest dan ons neen. Gij zeidet: Gods Woord spraken wij, en noemdet ons ketters. Houdt dat vol, ó f zegt: vergeeft het ons. Zeurt niet over een nieuw exposé van onzen kant over onze leer. Het gaat om 1944. En als gij er niet toe komen wilt, uw leiders pubhek af te vallen (hoewel, als ge ons, die onveranderd bleven, zegt te kunnen gebruiken, ge al lang die leiders hebt verloochend) wel, dan hangt ge n ó g de kerken op aan het prestige der V.U., en daar bedanken we voor. We hebben niet de V.U. (Amsterdam met Kamper dépendance) te volgen, en ook niet Greijdanus of ' een ander, maar den Heere.

8. Inzake de c o n c 1 u s i e s: is een geconcretiseerde schuldbeUjdenis ooit iets anders dan

zinvol voor God? Maar als u waclit op den ander, en zegt: ik hèb wel een con c ret e, nog wel geconcretiseerde, schuldbelijdenis in den zak, maar als u niets tegen mij zegt, dan zeg ik ook niets tegen den HEERE, wel, d a n i s er niets „zinvol s". Dan is de schuldbelijdeniskwestie een zaakje van ruilhandel, van prestige dus. Vergeet niet: in 1944 waren de vonnissen een EENZIJDIG spreken. Waarom wil men nu eerst, dat de ander OOK EENS WAT ZEGT? Het is de eere van een rechter („profetisch gezag" heette het destijds) dat hij eenzijdig s p r e k e n mag, en móet. Als hij het mis gehad heeft, en dan niet over de brug komen wil, eer de gevonniste ook wat schuld beleden heeft, wel dan is de manals rechter diep geblameerd: hij wil de lusten, niet de lasten van het eenzijdig spreken dragen. Hij wil rechter zijn, als hij ons eruit werpt, en als het dan mis gaat, dan bedelt hij, of we alstublieft hem niet alléén het woord willen laten nemen.

9. „P o s i t i e f "ons, uitlaten in een schriftelijke" samenspreking? Wat wilt ge toch? We hebben tqch gezegd: v r a a g m a a r w a t ge wilt, we zullen antwoorden? Maar antwoordt ook zelf. O, dat gedokter om wat nieuws te laten maken door ons, opdat we hen konden afhelpen van het oude. Maar wij maken geen vervangingsformules. We lezen de vonnissen en zeggen: f ij! En willen niet weer zóó behandeld zien de schap& van de kudde.

Het is goed, dat men weet wat er zooal geschiedt.

Vandaar dit artikel juist in de synodeweken.

K. S.


1) Ik zie, dat mr Groen de publicatie van ons nummer onoirbaar acht. Maar hij vergeet: a) dat andere bladen ons vóór waren met de puWicaüe; b) dat uit zijn eigen Oosterbeekschen kring het stuk is toegezonden zonder eenige gehelmdoenerij, en dat we geen sterveling erom gevraagd hebben, en dat ook niemand van geheimhouding heeft gerept.

2) Ge hebt gebeden? Drukt dan het Rapport onzer Synode af In uw kerkbode. En dan de brieven van onze deputaten, ook den laatsten! Wfl publiceerden ook alles. Bidden ? ^an ook werken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

De aanval op de vrijmaking voortgezet

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1948

De Reformatie | 8 Pagina's