GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De aanval op de vrijmaking als acte van trouw voortgezet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De aanval op de vrijmaking als acte van trouw voortgezet

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eindelijk — want het heeft enkele weken geduurd — heeft men de publicatie van de „conclusies" van het nieuwe Oosterbeek doen geschieden. Of het toeval is, verkoudheid, hoofdpijn, oneenigheid, of tactiek, dat de naam Toornvliet onder het nipuwe stuk ontbreekt, weten we niet; en het interesseert ons ook niet; want we doen met het ontbreken van dien naam net als met de aanwezigheid van dezen naam; we vermanen een iegeUjk, die niet in de laatste geheimen betrokken is (ook dus een deel der conferentiegangers zelf): trek er geen conclusies aangaande de door God gemaakte of bevolen historie uit. Meer hebben we ten aanzien van dien naam niet te zeggen. Wel merken we op, dat het .ontbreken van dien naam iets beteekent. Want:1) ook al had ds Toornvliet een verkoudheid of zoo iets op den dag van Oosterbeek n, dat zou niet verhinderd hebben, alsnog hem de stukken ter teekening voor te leggen: r is, vóór de vergadering begon, al heel wat geconfereerd, en men heeft enkele weken gewacht, voordat men ging publiceeren; en niets verhinderde hem, te teekenen, indien hij deze stellingen aanvaardde en het voor zijn doorgaande tactiek gewènsoht achtte, dat men elmee voor den dag kwam;

2) indien hij het er wèl mee eens is, z a k e 1 ij k, maar de publicatie, van zulk geschrift als hieronder volgt niet gewenscht acht voor de zaak en de eer der synode, dan blijkt eruit, dat Oqsterbeek als eenheidsfront al begint t e * v e r l o o p e n (d.w.z. dat de „leiders" van synodocratische zijde 't niet meer „leuk" vinden);

3) indien hij het er niet mee eens is, maar een opzettelijke publicatie van zijn he.t er niet mee eens zijn niet gewenscht acht, dan blijkt er precies hetzelfde uit plus (of minus) één: dat men in het negatieve nog wel het eens is inzake de wilsvorming contra de vrijmaking^ als acte-van-trouw, die God vandaag van alle synbdocraten vordert.

De Oosterbeekenaren zullen ons niet kwalijk mógen nemen, dat we over dien ontbrekenden naam, die ons reeds eerder opgevallen is, hier iets zeggen. Ze hebben den eersten keer zelf ons verzocht de namen allemaal te noemen.-Dat deden we toen niet, omdat we meer op de zaak dan op de personen acht willen geven, en ook omdat we niemand willen molesteeren, die het nog goed bedoelen kon. Maar de organisatoren van de zaak, en de propagandisten, die houden we in het vizier. En de Heer Toornvliet heeft met alle* mogelijke élan een heel Oosterbeek-nummer gegeven. Alles in den toon-van „dankt-nu-den-Heere". Wij konden dat niet doen, omdat we ons bedroeven over de heele zaak, wat ds Toornvliet natuurlijk zeer wel begrijpt, hij, als één der weinigen. En nu vragen wij ons af: waarom ontbreekt de naam van dezen halleluja-zegger onder dit tweede product^ van Oosterbeek? Niemand „onderstelle" iets; want ik' voor mij ben geneigd eer tot de hypothese dat 't een slecht, dan tot de andere, dat het een góéd voorteeken is voor de genezing van ons kerkvolk. Hetgeen zucht b d V l J t k v l S w j w d d e m i p ó h onder dezelfde woorddevaluatiemisère, als welke thans ook de heele wereld onder Veiligheidsraad en zoo.

En nu de tekst, met kantteekeningen. De aanloop luidt:

De broeders van de „Gereformeerde Kerken" en van de „Gereformeerde Kerken (onderüoudende art. 31 K.O.)", op een tweede conferentie van 3 tot 5 Januari 1949 te Oosterbeek bijeen, om krachtens het ambt der gelovigen voorbereidend werkzaam te zijn om de weg tot elkander te vinden, hebben onder gebed en met de hartelijke begeerte, voor het Woord des Heeren alleen te buisc-n, en met de bereidheid, schuld te erkennen en te bsljden over wat niet naar het Woord des Heeren was, met elkaar ernstig gesproken over de droeve gebeurtenissen, die de kerkelijke scheiding hebben veroorzaakt.

Het is hun een behoefte thans aan de „enkele eerste woorden" van de vorige conferentie enige woorden toe te voegen, met de bede, dat de Heere ze moge gebruiken om het ambt der gelovigen te activeren, opdat mede door dit ambt deze kerkelijke zaken in de kerkelijke weg worden aanhangig gemaakt en sdzo de hereniging der kerken bevorderd worde. \

We praten maar niet meer over dien „broeder"naam. Als ik hier ds Volten onder zie staan, met zijn publieke sohennis b.v. van ondergeteekende's diepste overtuiging en streven, dan zeg ik: mijn broeders, die heb ik j.l. Zondagmorgen ontmoet in een zaaltje; en ze hadden de trouw bewaard in de dagen toen ds Volten verraad dienst des Heeren noemde, én o m - gekeerd; en dat laatste was het ergste. Natuur-Hjk is de naam Vojten maar een exempel. Mijn naam ook.

Dat „ambt der geloovigen" is hier natuurlijk niét bediend. Het ééne ambt kan nooit bediend worden terwijl het 't andere in den weg loopt, en als de één zich indringt in den dienst van den ander. Wilden deze onderteekenaars het ambt der geloovigen bedienen, gelijk het in eersten aanleg werkt, dan zouden ze hebben gesproken tot hun EIGEN k e r k e r a ­ den en vervolgens. Zooals de Acte van Vr ij making een spreken van het ambt der geloovigen was TOT DE EIGEN KERKERADEN; dr Jasperse heeft nog pas dr, Westerink daar heel nuchter aan herinnerd, tegenover diens onwaarheid spreken in zijn kerkbode. Maar dit stuk miskent de Acte van Vrijmaking, inzooverre het ruimte m a a k t en laat voor de opvattingen van ds B. A. Bos, die in Stadskanaal zei, dat ds Schep maar blijven moest waar hij was. Om daar (net als in de Herv. Kerk al jaren lang heet gedaan te worden) „medisch" te werken. Het ambt der geloovigen IN de kerken laten de ond^rteekenaars liggen, en dan gaan ze BUITEN de kerk zich erop beroepen. „In" de kerk zeggen ze: er is een impasse (nette naam voor het vrede nemen met dr Ridderbos' onwil om op de eigenlijke ||)untenin-geding in te gaan); maar „buiten" de kerk h e 1 - pen ze de onwilligen aan synodocratische zijde door óók al die punten voorbij te gaan, en te zeggen dat het zoo móet (zie 't slot).

Want, hieronder zoekt gij vergeefs ook maar één verwijzing naar ook maar één letterlijken tekst van ook maar één vonnis. Men spreekt over alles en nog wat behalve over wat er te doen geweest is en nog is. De verhalen gingen destijds, dat de conferentiegangers het zouden hebben over de houding van K. S. vóór, onder, en na de schorsing. Diat was natuurlijk nog te weinig, als men het over een m e n s c h hebben wil, want zijn houding na de afzetting moet immers het „bewijs" geven dat hij in de openbare grove zonde verhard is? Maar goed, men heeft dit punt niet aangesneden, en ik begrijp het wel: men was dan g e d w p n g e n geweest op de fijne puntjes in te gaan (vragen, gronden etc). Waar zouden de conferentiegangers trouwens heen moeten, als ze alle gevallen van PERSONEN hadden moeten bekijken? Ze zijn menigvuldig als het zand der zee. Maar de conferentieleden hadden, als ze het AMBT der geloovigen hadden willen bedienen, béter werk to doer, gehad. Ze hadden moeten bekijken de OFPI-CIEELÊ TEKSTEN van de OFPICIEELE VRAGEN en de OFFICIEELE VONNISSEN. DAAR en daar ALLEEN zit de zaak op vast (tenminste tot aan 1944; wat daarna ginds gebeurd is, is natuurlijk een nieuw hoofdstuk", ook al naar genoeg, en oorzaak van verdergaande verwijdering). En kijk, nu wordt niet één van die gronden bekeken. Den vorigen keer liep men daar in een breeden zwaai omheen; den tweeden keer bouwt men op die acte van het maken eener omtrekkende-beweging voort. Precies wat wij voorspelden; hetgeen ons toen kwalijk genomen werd, en toch uitkwam. Met andere woorden: de beweerde „impasse", die neemt men voo'r eigen rekening. Men MAAKT hier een impasse, want men vermijdt ook zelf een antwoord op de eigenlijke vragen. In die h o o f d z a a k wordt aan de H.H. Ridderbos-Toornvliet bijstand verleend. Dat wasschen alle wateren van een conclusie-zee niet af.

Zoodat we concludeeren, dat die aanhef niet juist is. Men heeft NIET gesproken, althans niet geconcludeerd, over de gebeurtenissen, die de kerkelijke scheiding hebben VEROORZAAKT. Die OORZAKEN liggen in de offieieele „eischen", gesteld aan en afgewezen door Greijdanus-SchUder, „candidaat" zoo en zoo, en aan vele anderen. Ze liggen in de GRONDEN voor schorsing etc, en in de w e i gering van kerkeraden, om het ambt der geloovigen te erkennen in de acte van vrijmaking, en aan het brutaal r o y e e r e n van wie hem vroegen, zonden niet mee te zondigen. En zoo voort.

Dat er geen kerken te hereenigen zijn, maar alleen van concrete zonden (die thans bestaan in het als beschreven recht BLIJVEN erkennen van valsche" kerkregelen, neergelegd in offieieele besluiten) bekeering zal dienen te geschieden, is al vaak betoogd; we komen er niet op terug.

En nu de tweede conclusiereeks. De conferentiegangers spreken als hun overtuiging uit:

I. dat de „Gereformeerde Kerken" in haar synoden van 1942/'43 ongetwijfeld de bedoeling hebben gehad, de wacht te betrekken bij de waarheid Gods naar de belijdenis, die Ons van de vaderen is overgeleverd, bijzonder met betrekking tot Gods souvereiniteit, de krachtdadigheid der genade, de leer der verkiezing in verband met de Iffer des verbonds, de volharding der heiligen en de rechte betekenis van de heiUge doop;

OPMERKINGEN: a) die „b e d o e 1 i n g" blijve buiten beschouwing; we denken er het onze van wat bepaalde personen betreft, maar schieten alleen met de besluiten op; b) de meeste punten, hier genoemd, hadden geen zier te maken met de kwesties; c) het kerkrecht is hier doodgezwegen, en daarop is de gaak ingezet (eischen aan Greijdanus-Schüder; eisch

van meedoen aan alles, minstens drie jaar, etc).

Vervolgens:

II. dat afgewezen dient te worden, zowel de veruitwendiging van het verbond o.a. uitkomend in een puur voorwaafdelij'k achten van de verbondsbelofte, als de verenging van' het verbond, die de verbondsbeïofte laat opgaan in onvoorwaardelijke heilsverzekering;

OPMERKINGEN: a) die afwijzing, hoe deftig ook, van dit en van dat, raakt ons geen oogenblik. Ik ken geen verbonds-veruitwendiging; want ik ken geen inwendig-uitwendig-scheina, en ik weiger over die nonsens te spreken als had ze een confessioneel bepaalbaren zin; b) ik-k^n geen „puur voorwaardelijk achten" van „d e" verbondsbeïofte, want er zijn zeer verschillende beloften (zooals Ursinus zelf al weet) zooals in\ mijn „Looze Kalk" met de stukken is aangetoond; é) ik ken wel voorwaardelijke en ook onvoorwaardelijke beloften (en dreigingen*) in het geheel der bondsstatuten, net zooals onze vaderen die bij herhaling in hooggeloofde geschriften prediken; en als de conferentiegangers die niet kennen, dan zijn ze geen goede dienaren des Woords; . d) ik heb niet te maken met een verb onds theorie, maar met de officiëele rapporten en Toelichting '(officieel synodestuk) en met de officiëele misvorming van Greijdanus' meening, en met de officiëele onwaarheden en ongereformeerdheden, vastgelegd o.a. in de „procedure"-cand.-Schilder"; e) we blijven hier maar weer tobben in een cirkelgangetje: niet puur-voorwaardelijk, en niet puur-onvoorwaardelijk; f) waar moeten we heen, als we ons van de officiëele b e - slui'ten wenden tot de er in betrokken of te betrekken theorieën? De conferentiegangers kunnen dan nog een lange reeks afwijzings-kunststukjes' produceeren, b.v. inzake de sacrament s-theorie (in het geval Grosheide-cand. Schilder) of k e r k - theorie (formule Zwolle, conclusies Bos-van Teylingen etc). Naar de bronnen terug, anders geen bekeering mogelijk.

III. dat, ofschoon de „Gereformeerde Kerken" in 1942 met hun leerbeslissingen inzake het genadeverbond bepaalde eenzijdigheden hebben willen afwijzen, daarmede ook positieve uitspraken zijn gedaan, welke'^naderhand in feite de confessionele onrust hebben vergroot;

OPMERKINGEN: a) men heeft niet „eenzijdigheden" willen afwijzen, maar ketter ij en, zooals herhaaldelijk gezegd is (afwijking van de beUjdenis is beweerd inzake „cand." Schilder) en ook in betrekking tot de anderen, ook inzake Greijdanus-Schilder, in Baam en op vele andere plaatsen, om maar te zwijgen van wat er verder zich afspeelde en nog afspeelt; want nóg hooren we die klachten; b) de confessioneele „onrust" is niet het punt-in-geding; we beweren, dat men ginds van de belijdenis.-afwijkt; c) men beperkt zich hier tot het verbond, maar al die andere uitspraken van 1942 liggen er óók nog, en de daartegen ingeaiende bezwaarschriften ook; d) ook die andere punten weigeren wij te aanvaarden en we willen er tegen kunnen blijven strijden in meer dan één passage; e) „in feite" de onrust vergroot? Neen —I door den tekst, den inhoud. Dan:

IV. dat althans in de jaren 1943—'45 in officiële stukken der isynode zakelijk geleerd werd, dat de kinderen der gemeente te houden zijn voor reeds wedergeboren, omdat de dbop bij de kinderen de aanvankelijk reeds vervulde belofte bezegelt;

OPMERKINGEN: a) het woordje „althans" is zakelijk oneerUjk; want de (trouwens onzedelijke) vervangingsformule handhaaft tot den huldigen dag dat de uitspraken van 1942—'44 overeenkomstigSchrift en belijdenis waren en dus te handhaven zijn; ze zijn dan ook gehandhaafd; b) men wekt den schijn, alsof de vervangingsformule Ihier wordt aangeprezen als „althans" niet meer dan „o n r u s t"-wekkende, maar naar den inhoud zakelijk in feite aanvaardbaar. Toen ik den vorigen keer daarop wees, was men erg boos; laat nu de menschen zelf beslissen wie gehjk gehad heeft; c) de kwestie is niet aÜeen die van al-danniet-vervulde belofte, maar een andere óók: zijn de bondskinderen voor uitverkoren te houden? (men zegt in en voor en na 1946: ja); en: wat is de „belofte" ?

Dan:

V. dat de „Gereformeerde Kerken" in 1946 uitdrukkelijk plaats hebben geboden (lees: gebonden, K.S.), aan het beschouwen en behandelen der kinderen als zulken, die wedergeboren zijn of zullen worden;

OPMERKINGEN: a) met deze vervangingsformule (zie boven) hebben de synodocratische kerken dus uitgesproken, dat men de kinderen had te beschouwen en te bejegenen als UITVERKORENEN (alleen zulken zijn of worden wedergeboren); b) dit is ongereformeerd, wijl onschriftuurlijk; c) met de formule „plaats bieden aan", wordt gesuggereerd alsof de onzedelijke formule een vriendelijkheid was, om „eenzijdige" opvattingen met tolerantie te ontmoeten; maar wij wijzen die vriendelijkheid af, omdat wij de opvatting: beschouwen-en-behandelen als uitverkoren tegen de Schrift achten, die de kinderen wil houden aan de belofte-met-bevel-van-geloof-enbekeering (Dordtsche Leerregels); in hoofdzaak wordt dus de synodocratische en kuyperiaansche opvatting weer vastgelegd. ^ •

We gaan verder:

VI. dat de kerken alleen al uit dien hoofde behoren uit te spreken, dat een ieder in de voorgaande jaren uit die officiële stukken terecht tot de conclusie kon komen, dat er te eng gebonden was en dat de weringen uit en schorsingen in het ambt, voorzover zij veroorzaakt zijn door het voor de consciëntie niet kunnen aanvaarden van die binding, ten onrechte zijn, geschied;

OPMERKINGEN: a) „alleen al uit dien hoofde" staat er. Precies komt weer uit wat we de eerste maal opmerkten, tot misnoegen van ds B. A.* Bos, maar conform wat nu werkelijkheid blijkt: men roept niet op tot bekeering op grond van Schrift en belijdenis, dooh zegt: feit-nummer-één is zóó; feit-nummertwee is anders; die twee feiten kloppen niet; en „reeds om die reden" moet ge terugkomen op wat gebeurd is. Waarom? Zoolang men feiten aan feiten meet, handhaaft men de souvereiniteit van wie de feiten heeft in 't leven geroepen. Nogmaals : Waarom ? Men kan, zoolang de Schrift buiten beschouwing blijft, evengóed meenen te moeten concludeeren: er is in 1944 (of '46) te weinig gebonden; waarom zou 1946-mètgekloofde-haar a priori beter zijn dan 1944-zóndergekloof de-haar ? Het is wel waar, dat de twee feiten elkaar weerspraken; en het is wel waar, dat vandaag alle synodocratische dominees mogen doen wat in 1944 aan ons allen is geweigerd, n.l. iets leeren, dat niet in alles overeenkwam met de formules van 1942, m a a r dat g a a t tenslotte terug op de goddeloozeke rkrechtelijke leer, dat je altijd alles moet doen wat een synode zegt zonder ratificatie-recht of - plicht; en zoo kunnen dus alle schorsingen etc. als orde-verstoring blijven gehandhaafd; wat ook wel de bedoeling zal zijn, niet van alle Oosterbeekenaren, maar wel van een deel hunner, en van vele anderen. En dan: b) we hebben destijds herinnerd aan uitlatingen, die beweren, dat men „ginds" bepaalde „ergst e" kwaaddoeners in geen geval terug wilde* en dat is ons toen heel kwalijk genomen, en ook Oosterbeekenaren zeiden: wij willen ze allemaal „terug". Nu — we laten de terminologie (wie moet „terug"? ) maar loopen. Maar nu de nuchtere feiten? Men verklaart hier: de weringen en schorsingen voorzoover enz. Maar er is ook afgezet. En buiten het verband geplaatst (Bergschenhoek). En geroyeerd. En nu pakt men hier alleen bepaalde schorsingen aan? Het is alles relativeering, en fundamentsvermijding; het is ethiek naar willekeurige selectie van onderwerpen. Voorts: men spreekt alleen over de weringen en schorsingen VOORZOOVER VEROOR­ ZAAKT DOOR HET NIÉT AANVAARDEN (nog wel voor de consciëntie!) VAN DIE BINDING (alleen maar in dat ééne onderdeeltje van die wedergeboortekwestie) ! Maar men heeft al vaak (ondanks de officiëele stukken!) van synodocratische zijde kunnen lezen, dat er om de l e e r n i e t geschorst is! Dat leugentje behoeft maar weer opgelepeld te worden, en men is met alle mooie zinnetjes weer even ver als te voren. Men herleidt van synodocratische zijde achteraf alles tot z.g. o r d e - kwesties. Met zoodanige willekeur en met dit stelselinatig vermijden van deeigenlijke uitwijzingsgronden, kan men bereiken: Ie. eenzelfde de vrijmaking remmende functie als van die onsmakelijke vervangingsformule; 2e. tegenhouden van de vrijmaking; 3e. losweeken uit de kerk van dwalende en onrustige of niet met hun „schandejuk" heelemaal verzoende enkele leden; 4e. laten liggen van wie het eerst onder het verraad zijn doorgegaan, onder voorgeven dat zij inzake de „ORDE" (!) niet goed stonden; 5e. een nieuw nevelgordijn; 6e. een verdere ethische belasting van diegenen, die van het verraad, dat ALLE kerkleden betrof, als eerst daartoe geroepenen de spit hebben afgebeten. ïlet is alles precies wat we hebben gezegd; waarom was men toch zoo boos?

' Vervolgens:

VII. dat het voor het herstel van de confessionele vrede voldoende' moet worden geoordeeld, indien als vrucht van onderling overleg der kerk (kerken? K.S. zie X) en tot geruststelling der consciëntiën ter afsnijding van eenzijdigheden uitdrukkelijk verwezen wordt naar bepaalde gedeelten van onze gemeenschappelijke belijdenis, waarmede alle vroeger gedane bijzondere uitspraken aangaande het genadeverbond zouden kunnen vervallen.

OPMERKINGEN: a) hier is dus voor alle verdere Oosterbeeksche conferenties vastgelegd: d i t i s „voldoend e". Maar wij noemen ihet volmaakt onvoldoende, omdat al die zoogenaamde schorsingsen andere g r o n d e n er nog liggen, en omdat, zóó niets teruggenomen en niets opgelost wordt, en men de willekeur ten troon verheft; b) diegenen die al in 1936 begonnen zijn te zeggen: de zaken ZIJN al confessioneel bepaald, en scheidt dus uit met het drijven van Kuyp'er-Hepp-en-hun-kring, krijgen volkomen g e 1 ij k, maar precies DIE menschen laat men in het stof der schande liggen (we spreken nu even in synodocratischen stijl); zie het vóórgaande gedeelte; c) ook hier weer beperkt men zich tot de kwestie van „het g e n a d e v e r b o n d" (hoewel

DIE kwestie heelemaal niet bestaat, zie boven), en men zegt geen woord over al die anderefor-. mules. Meti moet goed weten: dit is een radicale VERHINDEEING van de bekeering, en langs dezen weg wordt tenslotte "precies gedaan wat men van synodewege bedoelde: alleen de „lastige menschen" wegsturen, en verder door camouflage van de eigenlijke schorsingsgronden het volk zooveel mogelijk van hen isoleeren.

Daarna:

VIII. dat er onderscheidene ambtsdragers, die trouw waren aan de Gereformeerde belijdenis, uitsluitend, omdat zij zich om der consciëntie wil niet konden conformeren aan de .leeruitspraken, zonder dat er beschuldiging van ketterij aanwezig was, als openbare scheur-•makers naar art. 79 K.O. werden geschorst; terwijl daarnaast de kerkelijke gemeenschap werd ondermijnd door de wijze, waarop vele bezwaarden agitatie hebben •gevoerd;

DC. dat deze feiten veelszins teruggebracht kunnen worden tot een wederzijds eenzijdig interpreteren en hanteren van art. 31 K.O.;

OPMERKINGEN: a) Weer worden dus allen, die men (met terzijdestelling van de feiten) als ORDEv e r s t o o r d e r s wegstiet, rustig gelaten onder het juk der schande; b) Vin, b) is rechtstreeks onwaarheid; er is niets ondermijnd door de bezwaarden, maar alleen door de heeren Riddertaos-Polman-Nauta, SYNODE enz., die OFFICIEEL schreven: bent u het er niet mee eens, v e r b r e e k dan ihet k e r k V e r b a n d; en voorts door de kerkeraden en andere vergaderingen die „in massa" hen schorsten of royeerden, die den kerkelij ken weg bewandelden door de Acte van Vrijmaking; c), aan algemeenheden („de wijze waarop", „vele" bezwaarden) heeft men niets; d) in IX a) wordt door den term „veelszins" een nieuwe algemeenheid geponeerd en wordt weer het punt in kwestie ter zijde gelaten en de bekeering verhinderd; als 't op die inanier gaat, blijft men met al die kerkrechteUjke regelen, die elkaar grootendeels weerspreken, zitten en kan het spel tegen wie men kwijt ' wil, dadelijk weer beginnen; e) er is geen sprake van een „wederzijds" „eenzijdig" „interpreteeren" van art. 31, want er was en is heel doodgewoon aan de oterajde een verloochening van art. 31; en een verloochening is nooit een interpretatie; zonde té g e n de wet is geen „interpretatie" van de wet; f) men laat dus alle kerkrechtelijke ketterijen loopen. Het is een continueering van de ellendige vervangingsformule-politiek.

Verders,

X. dat het daarom voor het herstel van de kerkelijke vrede noodzakelijk moet worden geacht, dat bij het • (in'punt VII) genoemde onderlinge overleg der kerken een regeling van de procedure naar art. 31 K.O. wordt vastgesteld, waardoor afgesneden worden zowel de op-» vatting van het „tenzij bewezen worde" in de uitisluitende zin van „tenzij iemand voor zichzelf bewezen , acht" als ook die in de uitsluitende zin van „totdat bewezen is"; •

OPMERKINGEN: a) „In den uitsluitend e n zin", staat er. Maar noch dr Ridderbos-Polman-Nauta, noch wij hebben zoo'n , - , u i t s 1 u i t e n-d e n zin" geponeerd; b) nieuwe procedure-regeling zou neerkomen op een nieuw reglementje, maar wij willen beoordeeld worden naar de i n 19 44 geldende bepalingen, die tegenover de kerken geschonden zijn;

c) wij zijn bang voor nieuwe reglementjes; zie wat prof. IJeddens schrijft over het nieuwe Oosterbeeksche paUiatief; d) door de droeve toevoeging van „ i n u i t-sluitenden zin" wordt een slag om den arm gehouden, en worden de werkelijke schrifturen der commissies en rapporten van de uitwerpsynodes buiten schot gebracht; e) ook hier dus v e r h i n d e ­ ring van bekeering op de i n geding z ij n d e punten.

Eindelijk:

XI. dat vervolgens, mèt alles wat in heel het kerkeUjk conflict van beide kanten niet naar de wil des Heeren was, ook alle op grond van de verschillende opvattingen van art. 31 K.O. tegen de kerkelijke gemeenschap gepleegde zonden en alle in verband daarmede tegenover elkander gedane bittere uitlatingen, alsmede tuchthandelingen, na gemeenschappelijke schuldbelijdenis voor de Heere behoren te worden geacht voor dood en begraven en als alet geschied .

Ook dit is natuurlijk „mis". Wat beteekent „v a n b e i d e k a n t e u"? Er is geen divergentie van twee „g r o e p e n", doch een oordeel van „rechter s" over , , a a n g e k 1 a a g d e n"; en wat die „rechters" tegenover hen uitspraken, ligt nu verder vast als positieve rechtsregel. Als men al die mooie of minder mooie rechtsregelen werkelijk wil „voor dood en begraven" achten, dan zullen ze moeten worden teruggenomen; want een synodebesluit dat niet teruggenomen is, bindt a 1 t ij d n a d i e n; en we kunnen dan — het zij voor de zooveelste makl gezegd — morgen weer' dezelfde toestanden terugkrijgen. Met een algemeene uitspraak dat men begraaft 'wat niet naar den vnl des Heeren was, komt men er niet; men begraaft op die manier OF niets van wat kwaad is, OF men begraaft meteen wat g o e d was.» Men heeft niet geschorst op grond van een verkeerde „o p v a t t i n g" van art. 31, doch uit kracht van duidelijke overtreding daarvan; en cds hier niet geschift wordt, blijft men in de ellende. Het is niet best, als men „bittere uitlatingen" zóómaar op één lijn plaatst met „t u c h t-handelingen"; want deze laatste beweren, dat zij „m e d i c ij n" zijn. Schuldbelijdenis zonder intrekking is een farce. Uitlatingen van personen zijn wat anders dan officieele b, esluiten van een rechtscollege.

Iemand uit den Oosterbeekschen kring zei eens tegen mij: zulke dingen kunnen alleen goed komen, als door alles een streep gehaald wordt. Ik heb dat volmondig toegestemd; want inpersoonlijke relaties is dit zoo. Maar hier liggen wetten op tafel; en hier kan het dus niet met een streep-door-alles goed worden. Wij willen weten welke w e t t e n gelden voor onze kerkelijke samenleving en beoordeeld worden naar de wetten die golden in 1944. We hebben geen nizie-tjes, doch kerk-revolutie en kerkrefo'rmatie.

Onze conclusie is dus helaas ook-nu scherp afwijzend. Dit relativeeren van wat geschied is en van wat geschieden moet is een zeer kwaad ding: en dit ontduiken van de officieele stukken zal de kloof alleen maar ver­ breed é n.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De aanval op de vrijmaking als acte van trouw voortgezet

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's