GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Sikkel's boodschap omtrent de kerk,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sikkel's boodschap omtrent de kerk,

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV

4. DE ONTDEKKING VAN DE KERK EN HAAR ZONDE.

In den greep van Gods heilig, almachtig woord kwam Sikkel langzamerhand ook tot een levend geloof omtrent de kerk des Heeren.

Toen hij predikant werd in 1883 was hij zoo ver nog niet. „Bij den aanvang van mijn arbeid als Dienaar des Woords teBiezelinge ca., Classe Goes (25 Febr. 1883) — zoo schreef hij later in een noot bij zijn intreepreek te Amsterdam — was mijn blik nog minder gevestigd op de Gemeente als voorwerp van bearbeiding in den Dienst des Woords; de prediking van het Evangelie der vrije genade Gods aan axme zondaren boeide mij toen alleen, geUjk mijn ziel erbij leefde". ^^) Geheel in pvereenstemming met deze geesteshouding koos hij als tekst voor zijn intreepreek 1 Cor 2:2: Want ik heb niet voorgenomen'iets te weten onder u dan Jezus Christus en dien gekruisig'd" — destijds de intreetekst bij uitnemendheid van de geloovlge predikanten, het schibboleth hunner orthodoxie.

Meermalen heeft Sikkel beschreven hoe de groote massa der gèloovigen in de Hervormde kerk in die dagen de kerkelijke situatie zag. De institutaire gestalte der kerk, haar ambten, haar regeering, haar orde, haar organisatie waren voor hen dingen van lager orde. Zij kenden daarvoor geen norm (ïods. Zij kenden die dus ook niet als een voorwerp des geloof s. Ze stonden buiten hun dienen van God den HEERE. Men streed wel een zekeren kerkelijken strijd, maar volstrekt zónder den bijbel. En men wist niet beter of dat behoorde zoo. In alles wilde men rekenen met het woord van Gfod, maar in den kerkelijken strijd niet. 2jonder principieele kritiek op de organisatie en de structuur van de Hervormde Kerk werden deze legitimistisch eenvoudig geaccepteerd. Ja, met en in de reglementaire organisatie, in het genoot-' schappelijk kader blijvend, probeerde men ten goede voor de kerk, of juister gezegd, ten goede voor de g è l o o v i g e n bezig te zijn. Den reglementairen weg bewandelend, dien men reeds zooveel jaren getrouwehjk volgde, was men rusteloos bezig het goede voor Sion te zoeken. In de gemeenten werden daarom „zooveel mogeUjk rechtzinnige leden aangenomen en al het mogelijke werd gedaan om bij de stemming voor* den Kerkeraad de overwinning te behalen op de modernen en groningers. Zoo zocht men ook goede predikanten te verkrijgen, en rechtzinnige Classicale Besturen en een rechtzinnige Synode". ^°)

Vooral verwachtte men veel, ja, eigenlijk alles van het beroepen van geloovige dominees. Maar met fet al accepteerde men in feite het coUegiaUstisch georganiseerde kerkgenootschap met huid en haar en leefde men voluit naar de anti-kerkelijke reglementen. „Daar beriep men hen op. Men zette het nadrukkelijk in den b e r o e p s b r i e f. En velen van hen hebben zich daaraan ook met allen ijver en zelf­ verloochening gegeven. Zij hebben gestreden, geleden, gebeden. Zij hebben er him bitterste dagen om beleefd. Het is hun l e v e n s d o e l geworden, eene rechtzinnige „Haagsche Synode" en rechtzinnig gemaakte reglementen. Zij hebben er alles om gedragen. Vergaderd met ongeloovige predikanten; ongeloovigen toegelaten tot het heiUg avondmaal; als Consulent beroepsbrieven van ongeloovige kerkeraden aan ongeloovige predikanten geteekend; attesten aan ongeloovigen afgegeven; voorbereiding gehouden als een ongeloovige het avondmaal zou bedienen. Zichzelven hebben zij vele malen doorstoken, om toch maar voor zooveel vernedering, voor zóó grooten prijs, eindelijk de begeerde kroon te ontvangen; een „geloovige" „Synode" volgens de reglementen in Den Haag. En allen hebben hen aangemoedigd en aangevuurd en geholpen. De kerkeraden niet het minst!" ^^)

Maar terwijl men zoo ingespannen zwoegde overwoog men niet de vraag of het u i t g a n g s p u n t van al deze activiteit wel naar den wil des Heeren was. Men vroeg zich niet af, of men, door een in den wortel ongeloovige en onkerkelijke houding, . niet a priori allen arbeid tot onvruchtbaarheid doemde, ja, de kerk niet met eigen hand al verder het verderf indreef, waarvan men haar wilde redden. En zoo werden massa's gèloovigen het subject èn het object van de aangrijpende tragiek welke zoo dikwijls in de kerk' werd — en wordt — beleefd, deze n.l., dat men in de kerkeUjke misère van alles en nog wat ter hand neemt, behalve het allersimpelste, het eenig noodige, het eenig verlossende, en de kerk zoo al vaster snoert in de strikken, waarin ze, als geen wonder geschiedt, ten slotte moet verstikken!

Sikkels oogen gingen evenwel al spoedig open voor d© werkelijkheid, het leven, de taak, den strijd, de zonde en het verval van 's Heeren kerk. Uit en door het woord Gods ontdekte hij die. Hij zag de kerk van Christus! Hij verstond (ïods belofte en roeping daarvoor. De Kerk werd voor hem een machtige geloofswerkelijkheid. En daarom ervoer hij haar als een zijn gansehe leven beheerschende reaüteit, aan welke hij zich Biet alles wat hij had en was dienstbaar mocht — en moest •— stellen. In haar en met haar en voor haar mocht hij den Heere dienen. In haar gemeenschap leefde hij en kon hij nu ook alleen leven. Als hij in zijn tweede gemeente komt, die van Hijlaart in Friesland, is dan ook de eerste boodschap, welke hij daar brengt het woord van God omtrent Christus' kerk: iemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus (1 Kor. 3 : 11). En in Hijlaart begint Sikkel dan zijn levenslang volgehouden geloofsstrijd voor de reformatie der kerk. ^^)

"De huiveringwekkende zonde en ellende van de Hervormde Kerk zag hij in Noord-Friesland in al haar verschrikking. Hij werkte daar, zooals hij eenmaal zelf vertelde „in een ring, waarin hij door honden omsingeld was, door 13 „predikanten" en „kerkeraden", die allen de waarheid (3ods verwierpen en de verbreiding van den leugen dienden; de gruwelijkste schending en lastering van het heiüge werd daar niet geschroomd, ' en opzettelijk voor zijn ooren uitgesproken; zoodat geen geloovige zich de roeping tot verbreking van zulk een gemeenschap kon ontveinzen, al zou hij ook inzicht missen in het recht der kerkorde tegenover het reglement van 1816." ^^)

OnmiddelUjk na zijn aankomst in Hijlaard bepaalt hij zijn houding tegenover deze vaJsche herders. Tegenover de Ringpredikanten — schreef hij later—-„mocht ik mij aanstonds over die Beüjdenis als voorwaarde van Kerkehjke Gemeenschap uitspreken en na de eerste Ringvergadering mij aan hen onttrekken, met de verklaring, dat ik hep, vanwege hun ongeloof, niet als Dienaren van Christus kon erkennen. Ook in de Classicale Vergadering te Leeuwarden, sprak ik mij over den eisch der Kerkelijke Gemeenschap uit". **)

En zoo opent hij tegen de organisatie, welke deze goddeloosheden mogeUjk maakte en sanctioimeerde een direct en fel offensief. Neen, hij voert dien strijd niet met historische of wetenschappelijke of juridische wapenen. Bij zijn frontaanvallen tegen deze citadel van Satan hanteert hij alleen het zwaard van het woord. Zijn strijd is een geloofsstrijd, een profetis. che worsteling. De reglementaire organisatie is een apparaat van den duivel om Gods kerk te verwoesten, om Gods volk ten verderve te leiden en als zoodanig keert hij er zich uit alle macht met (3ods woord tegen, alle risico's nemend in de kracht des geloofs.

Een verzengende gloed zijn de woorden, die hij in den Naam des Heeren naar het Hervormde Genootschap slingert.

„Velen zien het verschil tusschen de Kerk, en de o r g a n i s a t i e niet in. Velen hebben nog geene kennis van de roeping der Kerk, van den wil des Heeren met betrekking tot die Kerk. Velen hebben volstrekt geen oog voor de onchristelijkheid der synodale organisatie, voor haren ongoddelijken oorsprong, haar onchristelijk karakter en hare verderfeUjke strekking. Velen weten niet, dat die organisatie niet tot de Kerk behoort, maar slechts een dwangbuis is, dat haar is aangetrokken. Velen zien niet, dat de Kerk, door die o r g a n i s a t i e vast te houden, leeft in gemeenschap met een vreemde, die haar niet getrouwd heeft, in plaats van te leven voor en met haren wettigen Man, Jezus Christus. Velen zien en verstaan niet, dat de Kerk, door de organisatie te bUjven volgen, in overspel leeft. Zij zien niet de groote en gruwelijke zonde die de kerk hierdoor bedrijft. Hoe zij hierdoor den Vader tergt, die Hjn eengeboren Zoon haar tot eenen Man gegeven heeft. Hoe zij den Zoon onteert, die haar heeft getrouwd, na haar niet door zilver of goud maar door Zijn dierbaar bloed Zich tot ééne Bruid verworven te hebben. Hoe zij den Heiligen Geest bedroeft, die het huweUjk voltrokken heeft en haar den Christus toegeëigend heeft. Velen zien niet, hoe groote en gruweUjke zonde de Kerk bedrijft door te leven in overspel met de synodale organisatie.

„Wie hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam" (1 Cor. 6 : 15—20): oo is de Kerk door dit haar overspelig leven schuldig aan h a r e eigen verwoesting. Zij gaat o n d e r in dien weg, in

plaats van „op te wassen in Hem, die het Hoofd is. namelijk CHRISTUS", 25)

Gansch fiet leven der kerk wordt door de reglementaire organisatie aangetast en verwoest.

„Wie gehoorzaamheid aan de ORGANISATIE beloofde, kon toegang krijgen tot doop en avondmaal; — belijdenis kwam er niet op aan. Wie gehoorzaamheid aan de ORGANISATIE beloofde, kon toegang krijgen tot de ambten; — belijdenis kwam er niet op aan. De doop namens de ORGANISATIE was wettig; — in welken Naam er gedoopt werd kwam er niet op aan, indien het water slechts van synodale vingeren druppelde, was het kind gedoopt. De prediking in naam der ORGANISATIE was onaantastbaar; — of de Naajn des Heeren gelasterd werd, dat kwam er niet op aan. Allen, die de ORGANISATIE dienden waren wettige ambtsdragers, — of zij nog aan een Woord van God geloofden, dat stond aan hunne liefhebberij. De ambten waren diensten in naam der ORGANISATIE. De bediening van de Kerkeraden bestond dan ook slechts in het handhaven van de verordeningen der ORGANISATIE, en in het zorgen, dat die gehandhaafd werden. En het zoogenaamde „Udmaat worden" of beüjdenis afleggen bestond dan ook slechts hierin, dat met veel plechtigheid beloofd werd getrouw te zullen zijn aan de ORGANISATIE; wat er verder bij geloofd en beloofd wordt, staat aan ieders believen

M(n heeft gesproken van „de revolutie gereglementeerd"; men strijdt tegen de „reglementeering van de prostitutie", maar de verordeningen der Synodale Or-. ganisatie noem ik openlijk: DE REGLEMENTEERING VAN HET OVERSPEL. Het is de stelsehnatige vertrapping der Rechten van on? en Heere Jezus Christus, der rechten ook Zijner Kerk. Onze Kerken, die nog onder de Organisatie leven, zij leven onder gereglementeerd overspel. Meldt de Heere Zich nog in het Woord aan als de wettige eigenaar der Kerk; heeft die Kerk nog in hare belijdenis met haar bloed geschreven: „Ik ben des Heeren!"; is van dit huwelijk de wettige leefregel nog aanwezig in de Kerkenor de onzer Kerken, — de Kerken, die onder de Organisatie leven, laten den Heere maar roepen, laten de belijdenis maar liggen, zien naar hare wettige kerkenorde niet om, — en moeten maar één doel najagen, namelijk: één te bUjven met de organisatie, en te werken, al t ij d voort te werken aan bevestiging en versterking van die vuile verordeningen, die haar overspel regelen.

Want — en dit moet ieder toegeven, — van het éénige RECHT des HEEREN Jezus Christus, dewelke is God te prijzen in der eeuwigheid. Slons Koning; van het éénige RECHT van Gods onfeilbaar WOORD; van het éénige RECHT Zijner ORDINANTIëN voor Zijne Kerk, — wil de Organisatie niets weten. Nu niet, en nooit. DE ORGANISATIE zelf is de éénige autoriteit.

Vrij om den Heere te dienen mogen de Kerken niet zijn. Zij moeten de organisatie gehoorzamen en het doel van die organisatie is juist: de gedachte, dat de Drieëenige God eigenaar der Kerk is, v o o i alt ij d uit te roeie n". ^'')

christeMjke gemeente (niet de gemeenschap van ascetische mystieken) in Hem omhoog, te weten, uit den dood qm der zonde — der overtreding reeds van dat eerste proef gebod — wil. En nu? Nu is Hij zelf omhoog gegaan. Nu nam Hij plaats aan Gods rechterhand. Welaan, daarom dan zult gij, die in Hem opstond, z.ieken wat boven is, heel eenvoudig en reetl: omdat Uw Heere, Uw Hoofd, Uw bruidegom daar is. En denk daarbij toch niet, dat die hemel weer een soort e i n dstation is en de laatste bestemming. Want deze datum is v o o r 1 o o p i g. Er komt een andere. Eens komt Christus weer omlaag. Dan wordt Hij „geopenbaard" — vers 4 — en dan wordt gij met Hem geopenbaard in heerlijkheid. Dat zal zijn, als Hij wederkomt, wanneer Hij in Zijn nedervaart alle ijdele filosofie, der mystieke heraelzoekers tot. een belaching maakt door de aarde te zoeken, opdat dan zijn God die aarde nieuw zou maken. ^En wat dan komt, weet ge uit andere schriftuur: dan zal de hemel tot de aarde komen, het nieuwe Jeruzalem neerdalen en God zelf de tempel zijn — op aarde. Het laatste woord dus zal niet zijn „omhoog", maar „omlaag". Want daar wil God wonen. De aarde wordt in den weg van laatste wedergeboorte vau Zijn heerlijkheid vol. En daarom zult gij nu — door dooding van Uw aardsche leden, dat is van den dienst der z o n d e, zie het vervolg — zoeken de dingen „boven", niet omdat ze „als zoodanig" van hoogere orde ziin, maar simpel omdat daar nu Uw zaak-en nleitbezorger toeft en gij HEM hebt te zoeken. Want slechts door vandaag zoo te zoeken wat boven is, blijft gij in Hem, die zelf eens als laatste acte zal zoeken wat beneden


1») De Gemeenschap der Kerk, Amsterdam, z.j., p. 12.

20) Friesch Kerkblad, geciteerd In „De Heraut" vaa-31-6-88, No. 549.

21) Idem.

22) „Te Hqlaard, Classe Leeuwarden, mocht Ik met meer bewustheid van mijn roeping tot opbouwtng der Gemeente van Christus aldaar optreden en mij aan haar de 3de Mei 1885 verbinden met een predikatie over het Fundament der Kerk; 1 Cor III : 11. De Gemeenschap der Kerk, p. 13, noot.

23) Hollands Kerkblad, 13-3-1897, No. 419.

24) De Gemeenschap der Kerk, p. 13, noot.

25) De Kerk des Heeren en de Synodale Organisatie der Nederlandsche Hervormde Kerk — Vier-en-twmtig gesprekken over de Reformatie der Kerken, Leeuwarden. 1887 — Drie en twintigste Samenkomst, p. 2/3.

20) Idem, p. 10/11.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Sikkel's boodschap omtrent de kerk,

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's