GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Toynbee's studie der historie trekt steeds meer de aandacht, ook van onze pers. In het „Handelsblad" van 26 April vond ik de discussie van de professoren Geyl en Toynbee, waarover ik reeds met U sprak, behandeld, en daar las ik, dat er reeds een Nederlandsche vertaling is van de verkorte uitgave van Toynbee's werk, voorzien van een voorwoord van den bekenden hiatorisch-materialistischen historicus prof. Romein. De schrijver van het „Handelsblad" noemt het debat tusschen Geyl en Toynbee: een gesprek tusscheö een Üstoricus en een theoloog.

Nu, van dat soort theologen, die den schijn wekken, als aanvaardden zij het geloof der vaderen, terwijl zij zélve zeer goed kunnen weten, dat het tegendeel waar is, hebben wij hier te lande reeds meer dan genoeg.

De schrijver in het „Handelsblad" wijst er, evenals ik zulks deed, op, dat Toynbee de geschiedenis wil zien als een drama van schepping, val en verlossing. Nog zegt liij, dat Tojmbee een hernieuwde beschaving, een herleving alleen mogelijk acht, als de mensch terugkeert tot het geloof der vaderen, en dan verzekert, dat God ons de genade, die Hij onze maatschappij eens heeft verleend, niet zal weigeren, wanneer wij daarom in ootmoed vragen. Dat Ujkt al heel mooi.

Ik noem nog een ander voorbeeld, dat sommige m.enschen in de war zou kunnen brengen omtrent de beteekenis van Toynbee's „religiositeit"; men is tegenwoordig immers graag „reUgieus". Toynbee herinnert toch aan het feit, dat de val der Romeinsche beschaving kon worden gevolgd door een herleving, omdat de Christelijke kerk, het overblijfsel eener stervende samenleving — society — de moederschoot was voor het nieuwe leven, dat toen geboren werd.

Wij doen dus goed met iets van Toynbee's studie der historie te vertellen, niet omdat hij, naar den schrijver in het „Handelsblad" zegt, handelt over een „kernprobleem van onzen tijd", n.l. de vraag of de Westersche beschaving al dan niet ten onder zal gaan, tengevolge van de crisis, die zij thans doormaakt, maar voornamelijk, omdat deze Engelsche historicus soms den schijn wekt, als zou hij de Schriftuurlijke waarheid aanvaarden.

Wij mogen daarom wel aandacht geven aaji zijn fantasieën, opdat duidelijk wordt, dat zijn werk niet is dan valsche profetie.

Historie wortelt, naar Toynbee zegt, in de mythologie, een woord, dat ik nu maar, ouderwetsch, zal vertalen als f a b e 11 e e r.

Het begin is altijd mythe. Historie is dus te vergelijken met roman of novelle, en geen historicus kan zonder groote verbeeldingskracht.

Nu is dat niet heelemaal onjuist; alleen maar, het gaat hier om de vraag, of hij zijn weten wil baseeren op de feiten der Heilige Schrift.

Zien wij nu eerst, wat er aan is van de erkentenis van het geloof der vaderen inzake schepping, val en verlossing.

Toynbee aanvaardt de leer der evolutie. De astronoom vertelt hem, hoe de aarde ontstond. Daar was op een goeden keer, millioenen jaren geleden, een ster, die een vrije wandeling begon door het heelal, in botsing kwam met de zon, en toen uiteenspatte in allerlei planeten. De aarde was er een van.

Op die aarde nu ontstond het leven. Nu is dat ontstaan van het leven uit de stof of het vuur nog altijd een onoplosbaar probleem, als men de Schrift niet gelooft.

Maar de geleerden verdeelen deze moeilijkheid over eenige honderdduizenden jaren, en dan meenen . zij, dat zij er uit zijn. Alsof het niet op het eerste begin van alle leven — dat toch niet deelbaar is, want dan doodt men het — aankomt. Het probleem blijft al schuift men het ook millioenen jaren achteruit.

Maar goed, het leven is er dan, zoo vanzelf, en dan komen eindelijk de hoogere zoogdieren, die reeds een samenleving kennen. Want dat samenleven is er eerder dan de mensch.

De mensch groeit uit de maatschappij op. Iets wat de socialisten feitelijk ook bewereji-Een gansch nieuwe maatschappij schept den mensch, dien zij behoeft. Zoo zag Aristoteles den staat eerder dan. den mensch, dien hij een „gezellig wezen" noemde.

Zoo heeft dus de menschheid honderdduizenden jaren als stil gelegen in een toestand van onbeweeglijkheid; statisch. Maar nu, zesduizend jaar geleden, is daarin plotseling een verandering ingetreden. De zaak kwam in beweging, het statische werd veranderd in het dynamische. De historie der eerste beschaving, ons bekend, zette in.

Doch ook in het verloop der geschiedenis wisselen die toestanden van stilstand en beweging elkander af. Daar is af en toe een pauze, waarin de menschheid gaat uitrusten van al die beweging; zij, of de beheerschers van het leven, willen een bestaanden toestand handhaven. Maar helpen doet het niet. Straks zet de "beweging weer in, en zoo is er een regelmatige afwisseling van stilstand en vooruitgang, van pauze en nieuwe actie, het rhythme dus in de historie, voor welk rhjrthme Toynbee ook de wet heeft gevonden. De wet van de afwisseling van het statische, den stilstand, en het dynamische, de beweging. Over die wet spreek ik nader.

Elke beschaving kan worden omschreven door het woord van generaal Smuts: de menschheid is weer eens in beweging.

Maar nu komt de vraag: -vanwaar kwam de eerste stoot en van waar telkens weer de volgende?

Naar welke wet gaat deze beweging, de voortgang en de neergang eener samenleving? Hoe vinden wij die nu?

Toynbee heeft daartoe drie tooverspreuken ontdekt, die het „Sesam open u" tot het tot nog toe toegesloten geheim der menscheüjke historie vertegenwoordigen.

Volgens prof. Géyl is de deur, waarachter dit geheim zich bevindt, nog op slot, maar Tojoibee meent, dat zijn tooverspreuk 'volstrekt gebiedend en succesvol is. Hij heeft de spreuk gevonden, die de poort doet openspringen.

Hij is althans daarna tot verschillende kamers van de grot der waarheid doorgedrongen. Hij heeft er zijn nek aan gewaagd; laten anderen andere kamers trachten te vinden.

Ik wil nu die drie tooverspreuken nader bezien. De eerste is ontleend aan de taal der Chineezen. Dit verhoogt allicht de wonderUjke werking. De tooverspreuken zijn telkéhs een tegenstelling. En de eerste is: Yin-Yang.

Yin wijst op den toestand van rust, den oorspronkelijken toestand. Stilstand, stabiliteit, het statische. Yang is de beweging, het dynamische. En nu gaat het heel de historie, in eenzelfde rhythme, al maar door: Yin-Yang, Yin-Yang, Yin-Yang.

Wij stonden met Toynbee voor de deur, de gesloten deur, die het geheim der historie voor ons verborg. Wij.zingen: Yin-Yang — en die deur opent zich.

Is dat nu voor een mensch niet heel wat aannemelijker, dan wanneer hij den Bijbel opent en leest: In den beginne schiep God den hemel en de aarde?

De menschheid heeft honderdduizenden jaren in dat Yin gelegen.

Hoe kwam dan dat Yang?

Men heeft, dus Toynbee, gezegd: daar is plotseling een superieur ras opgetreden; zooals Hitler zich dit dacht, het Nordische ras b.v. En dat bleef dan het eerste en sterkste.

Maar dit bevredigt niet.

Ook de omgeving is genoemd, de plaats, waar de menschheid dan ergens vertegenwoordigd was. Maar ook dit kan niet juist zijn.

Het een en ander mogen wij wel niet vergeten, maar de oorsprong der beschaving wordt er niet door aangewezen.

Nu herinneren wij ons de uitspraak weer, dat de historie wortelt in de mythologie, d.w.z. dat de mensch in zijn fantasie iets heeft vermoeid, gedicht, tot dramatische verbeelding heeft gebracht, van datgene, wat de wetenschap later wetens cihappe-1 ij k zou vaststellen.

Daar is dan allereerst de mythologie der Schrift. De fabel van den Bijbel. Heilige

De mj^ologie vertelt toch telkens weer van een ontmoeting tusschen twee bovennatuurlijke persoonlijkheden, geweldige tegenstanders, die met elkander een overeenkomst aangaan ten aanzien van de menschheid. Toynbee gewaagt van een „plot", een samenzwering; de knoop van een drama, de kern der verwikkeling, der intrige, die den lezer of aanschouwer in spanning houdt, tot de oplossing aan het slot daar js.

In 'den Bijbel zijn die twee bovennatuurlijke personen: God en de Satan of, zooals Toynbee dan zegt: de Serpent, de slang.

Deze mythe is in het Nieuwe Testament, dat van de verlossing vertelt, vermooid door Syrische invloeden.

Zij is er in het boek Job, als God den satan toelaat den vromen Job te bestoken. Zij is er ook in den proloog van Goethe's Faust, waar de bovennatuurlijke personen zijn God en Mephistofeles, en het gaat om doctor Faust. Ja, en waar is die mythe niet? In de „Voluspa" der Scandinaviërs, in de „Hippols^us" van Suripidis. In allerlei andere verbeeldingen meer. Alles lijkt hier weer op alles. Vooral het gebeuren in den proloog van den Faust werpt een helder licht op dien eersten overgang van Yin naar Yang.

Want als God de wereld heeft geschapen en de engelen de schoonheid daarvan roemen, is alles volmaakt, volkomen. Van ontwikkeling kan geen sprake zijn. Het is hier, als een Romeinsche wijze het zei: de kracht van God is met den eersten stoot uitgeput..

Alles ligt stil en de mensch renteniert in het paradijs. Maar, volgens Goethe's Faust, komt nu de satan tot den Schepper en wijst hem op die onverbrekelijke stilte. Hij wil het zaakje daar beneden wel eens in actie zetten. En de Schepper wordt het met den satan eens. Hij riskeert dit, zonder te weten, of het tot vernietiging of ter ontwikkeling van Zijn werken zal zijn. Het blijft een waagstuk. Maar de Schepper kan niet anders. En dan begint Mephistofeles met Faust, de slang met Adam en Eva, de duivel met Job en zoo in allerlei ms^the meer. Hier nu ligt de sleutel voor het ontstaan der geschiedenis. De knoop van het verhaal, het doet er niet toe, wie de spreker is in des menschen historie: Jezus of Job, Faust of Adam en Eva.

De verzoeking, die tot Adam uitgaat tot het eten van de verboden vrucht is de uitdaging van dën satan aan den eersten mensch. Het antwoord is het nemen en eten der vrucht. Wat moet de uitkomst zijn? . •

Het blijkt, omdat de histone hier inzet, dat het antwoord stérker is geweest dan de uitdaging. Want wel wordt Adam uit het paradijs verdreven, en dat Is een onvriendelijk begin, maar in de onvriendelijke wereld begint hij, zijn werk in het zweet des aanschijns en Eva baart in smarten haar kinderen: Kaïn en Abel. De onbeweegüjkheid is gebroken. De menschheid is op gang gekomen. De beschaving begint met haar strijd en overwinning, haar leven en lijden. De dynamiek der beschaving is er, de vuurproef, die de Schepper heeft veroorloofd, waaromtrent toch da overeenkomst tusschen God en Zijn tegenstander was getroffen, is gewaagd. De scheppingsactiviteit kan nu voortgang hebben, maar de menscheüjke werker moet den prijs betalen. Na veel wisselvalligheden wordt de triumfantelijke Ujder de pionier der beschaving en haar voortgang; de protagonist, deze voorvechter in het goddelijk drama der historie, dient niet alleen God, door in zijn val het Hem mogelijk te maken Zijn scheppingswerk te vernieuwen, maar evenzeer de menschheid, door den weg te wijzen, die daarbij te volgen is.

Dit nu is het „geloof der vaderen inzake schepping, val en verlossing". Deze godslasterlijke voorstelling noemt men nu „religieus", zelfs christelijk. Is zij erger dan wat de z.g.n. dialectische theologen zich veroorloven, die thans als christelijke profeiten worden geëerd?

Maar ik kwam nu tot de tweede tooverspreuk. Daarover in een volgenden brief.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's