GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat heeft de schilderkunst ons te zeggen ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat heeft de schilderkunst ons te zeggen ?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

(Slot)

Wij eindigden er vorige week mee, dat men een historische onjuistheid, begaat, als men zegt, dat de vrijmaking van de kunst van de banden der kerk door de Reformatie hetzelfde beteekent als het zenden van Hagar door Abraham in de woestijn. Ook al heeft Kuyper beweerd, dat de Reformatie de vrijmaking der kunst bewerkte.

Ieder, die op de hoogte is, weet, dat de Reformatie daar part noch deel aan heeft, omdat de factoren, die leidden tot de vrijmaking der kunst al lang voordien en dan vooral in de schilderkunst, aanwezig waren. Het was een noodwendige ontwikkeling van de kunst, te volgen vanaf de 14e eeuw in Italië tot den bloei der Hollandsche schilderscholen in de 17e eeuw. Alle getheoretiseer over het wat en hoe der kunst als het Calvinisme nu eens niet de kunst met ée witkwast de kerk uitgeveegd had, is vruchteloos.

De bloeitijd van de kunst in gebondenheid aan de kerk was achter den rug door de innerhjke ontwikkeling der beeldende kunst zelf.

Als deze ontwikkeling bijna voltooid is, komt do Reformatie. We kunnen toch niet zeggen, dat bij de Katholieken b.v., waar de kunst de kerk niet uitgejaagd is, ook maar iets over is van wat wij in de Middeleeuwen onder die gebondenheid verstaan. We zien allerwege een schrikkelijk gebrek aan stijl. We wagen het zelfs te zeggen, dat een protestantsche kerk een gunstige uitzondering maakt, als wij ons tenminste niet door schijn laten verblinden.

We kunnen ons nog afvragen, van waaruit de kunst in de Middeleeuwen bevrucht werd, vanuit het geloof? Hoe zoekt zich de kunstenaar, overal waar hij maar even kan, te' ontwringen aan den dwang der kerk, tegeUjkertijd gretig iedere opdracht aangrijpend en waardeerend!

Hoe het met de vroomheid van menig altaarstuk gesteld is, kan hij lezen in „Herfsttij der Middeleeuwen'' van Huizinga, voor die het zelf niet zien kan.

We kunnen 't afwezig zijn van een samenbindende idee betreuren, maar wie zou zooveel vrije uitingen van de laatste eeuwen willen missen, waarin groote geesten zich op een wijze uitgesproken hebben, die in gebondenheid onmogehjk zou geweest zijn?

We kunnen ons plagen met de vraag, waarom zooveel kerken nu zoo leehjk zijn, maar ik vroeg al eerder, zijn de gebouwen van andere, laat ik zeggen corporaties, dan mooier?

Er is geen enkele reden, waarom een kerk niet goed «n stijlvol gebouwd zou worden, geen enkele kerkeraad zal er zich tegen verzetten.

Het schoon bestaat niet uit wat meer of minder beeldjes of schilderijen. Als er nu een bouwkunst bestaat is er geen enkele reden, waarom zij zich niet evengoed in een kerkgebouw zou uiten als in een profaan gebouw. In de Gothiek doet de profane kunst in geen enkel opzicht onder voor de gewijde.

We zien dragelijke en ondragelijke uitingen van hedendaagsche bouwkunst, beeldende kunst, gelijkelijk verdeeld over boozen en goeden. Het zou aardig, neen het zou heerüjk zijn, als de Calvinistische voortbrengselen daar nu eens torenhoog bovenxiit staken. Het is echter onmogelijk, een Calvinistische kunst kan en zal er niet bestaan, dat is tegen het wezen der Kunst zelf.

zelf. Men heeft het al zoo vaak gezegd en men kan het telkens weer hooren, hoe in de Middeleeuwen de kerk de kimst zoo waardeerde, dat de vorming van een stijl mogelijk werd. De kunst, krachtig geholpen door de kerk, kon de heele maatschappij doordringen. Ieder­ een was Katholiek en het ligt voor de hand, dat men geneigd is veel meer op rekening van de Kerk te schuiven dan gewenscht is. Van der Grinten formuleert het al voorzichtig en scheidt de kunst van het geloof en we zijn gelukkig al zoo ver, dat we in Mohammedaansche en Bhoeddistische kunst woorden zien en geen begripjien. 't Is een aanduiding van kunst uit een bepaald milieu en niet zeer gelukkig gekozen, ontstaan doordat het geloof van de kunstenaars het algemeen verbreide geloof uit dat bepaalde milieu was. Dergelijke aanduidingen geven aanleiding tot tal van misverstanden. We moeten ons afvragen, of €e vormgeving in de Middeleeuwen een andere geweest zou zijn, wanneer in de vrij homogene Katholieke massa een enclave van andere geaardheid geweest zou zijn. Wat we in andere tijden bij meerdere schakeermg der gemeenschap zien, doet ons dat sterk betwijfelen. We hebben er op te letten, dat in de Middeleeuwen huisraad, kleeding, kortom al het profane van dezelfde stijlbeginselcn doortrokken was.

Niemand zal op het idee komen om de Sovjetrepubliek te bestrijden op grond van het feit, dat zij in de 30 jaar van haar bestaan geen eigen stijl heeft voortgebracht.

Het gesol met Kerk en Kunst, Calvinisme en eigen stijl; kunnen we gerust achterwege laten. Wat we heden ten dage zien is dat de communist, de socialist, de vrijzinnige, de calvinist zich uit kunnen drukken in eenzelfde - isme, voorzoover dat de vormgeving betreft.

(Onder de surrealisten zullen we echter geen calvinist vinden! )

Henk Krijger koestert een illusie als hij meent, dat er ooit van een schilderkunst van het twintigsteeeuwsche Calvinisme gesproken zou kunnen worden.

Zelf voorstander van het expressionisme meent hij, dat het in die richting gezocht zou kunnen worden.

Als wij nu eens even bedenken, dat zoo'n Calvinistisch expressionistische uiting nu niet bepaald in een Bijbelsche voorstelling verwerkeüjkt behoeft te zijn, dan begrijpen we wel, dat het m.oeilijk is, een dergelijke uiting te lichten uit de rij van vele andere expressionistische uitingen als zijnde specifiek Calvinistisch.

Stijl is 'n dynamisch iets, zoodat we ons niet voor kunnen stellen, waarom nu juist 't expressionisme als uitgangspmit voor een Calvinistischen stijl zou kunnen gelden. De ideeën blijven, de stijl verandert. Zou er een groep kunstenaars van Calvinistische levensbeschouwing zich uiten in expressionistischen geest, dan is er nog geen sprake van een Calvinistische kunst.

Deze zou kunnen ontstaan, als geheel Nederland Calvinistisch was en afgesloten van de rest van de wereld. Het zou te ver voeren om hier aan te toonen, waarom het expressionisme in wezen niet strookt met de spiritueele helderheid van het Calvinisme, het heeft bovendien niet den minsten zin. Het is in 't geheel niet te veroordeelen, er kunnen niet de minste bezwaren tegen de expressionistische vormgeving zijn. We kunnen alleen maar concludeeren, dat nooit of te nimmer een geloof een bepaalden stijl gecreëerd heeft.

Het vermogen om in kleur, hjn, beweging, toon iets te zeggen en op een eigen wijze, zoodat we spreken van stijl, is iets dat God, als de spraak aan alle mensohen geeft. Het geloof kan de objecten, de attributen verschaffen, waarop dat vermogen zich richt en er een inhoud aan geven. Het geloof beïnvloedt echter de sprake niet. Calvinisten, Nederlandsche Calvinisten b.v. spreken als gewone Nederlanders, zelfs met het dialect van de streek.

Laten onze tegenstanders niet beweren, een eigen stijl te bezitten, ze hebben dien evenmin als een eigen manier van loopen of spreken.

Kathe Kollwitz, de fanatieke revolutionnaire, ontleende haar vormgeving aan het impressionisme. Men kan moeilijk het impressionisme als een specifiek socialistische uitdrukkingswijze beschouwen.

Rembrandt, de Calvinist, is niet denkbaar zonder Tizian, de Katholieke Italiaansche schilder. We zijn het eens met Krijger, als hij zegt, dat de Christenkunstenaar de eigen poort gesloten vindt. Het is betreurenswaardig, dat men zoo vaak kunstuitingen afwijst, omdat zij wat vreemd (modem noemt men dat) aandoen, zonder ook maar iets van den geest, die er uit spreekt te beseffen. Erger deze uitingen ook nog meent te moeten bestrijden zelf, zooals ik al aantoonde, besmet zijnde met een bepaald en soms veranderd - isme.

Ook de Christenkunstenaar getuigt op zijn wijze en behoeft dringend verankering in eigen kring. Het gaat maar niet aan om, zooals ik een predikar.t hoorde do.-^i, modciTifa bouwkunst te veroordiielen, omdat zij in haar domineerende horizontale lijn het „aardsche" zou zoeken, in tegenstelling met het omhoogstreven van de Gothische gebouwen!

Aan zulke kvmstbeschouwingen hebben we geen behoefte. Ook de tempel van het oude verbond had ©en horizontale tendens!

De schrijver hoopt van harte, dat degenen, die hem hiertoe gevolgd hebben, de kunstuitingen van heden ten dage met andere, zij het kritische oógen zullen bekijken. Van een klakkeloos aanvaarden behoeft geen sprake te zijn. Laten we echter de problemen zoeken, daar waar ze zijn. De kunstenaar (ook de ongeloovige; grijpt in zijn werk vooruit op de komende heerUjkheid, hij geeft er een afschaduwing van en in zijn werk leeft het heimwee naajp het verloren paradijs.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Wat heeft de schilderkunst ons te zeggen ?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's