GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rondom de Stalen-berijming van 1773

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de Stalen-berijming van 1773

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

Naar het zich laat aanzien, is het de vraag, of de huidige psalmberijming zoo oud zal worden als haar voorgangster, die van Datheen. Het staat te bezien, of in 1973 zij, na twee eeuwen, nog alom Kerkelijk zal gebruikt worden. Zij is immers, zooals velen op overtuigende wijze hebben aangetoond, nabij de verdwijning. Met verschillende gewichten is zij gewogen en te licht bevonden. De synode van Amersfoort 1948 benoemde o.a. deputaten in verband met een nieuwe psalmberijming.

Heeft het dan nog zin een en ander betreffende de geboorte van deze thans oude berijming naar voren te brengen? Onzes inziens wel. Kennisname van de wijze, waarop de psalmberijming tot stand kwam, en de geest, waarmede de commissieleden, die haar samenstelden, bezield waren, kan verhelderend werken en menig bezwaar tegen élke verandering van berijming . uit den weg helpen. Bovendien: ook de historie van het psalmgezang is kerkhistorie. Met name onze jeugd mag 'wel eens weten, hoe we aan ons huidig psalmboek gekomen zijn. En deformatie-verschijnselen, die we in de historie opmerken, mogen ons waarschuwen, en aansporen tot reformatie. We denken hierbij niet het minst aan de invoering van onschriftuurUjke gezangen, die reeds in 1773 dreigde, gelijk we nader hopen aan te toonen.

WERD EEN NIEUWE BEKIJMING DOOK DB KERK GEWENSCHT?

In Redelyke Godtsdienst, H, Gap. XXXVE onder het opschrift: Van het Singen, schreef anno 1700 W. a Brakel: „Cl. Marot heeft de eerste vyftigh van Davids Psalmen gerymt / en Th. Beza de andere hondert / in de Fransche tale / waer op Claud. Gaudemelius, een beroemt Musicant tot Parys / die ook in de Parysche moordt als een Martelaar is omgekomen / de Voysen gemaekt / die na het oordeel van de Musicanten onverbeterlyk zyn. Petrus Dathenus heeftse uyt het Fransch in de Nederlandtsche Tale gedicht , / op deselfde Voysen: 't was te wenschen / dat een kunstigh ende godtsaligh Dichter syn werk' er van maekte / omse beter / ende met den grondt-text beter overeenkomende / op de selve Voysen te dichten / ende datse in de Kerken tot het publyk gebruyk aengenomen wierden: Gelyk seer wel van de Nederlandtsche Synoden besloten is / geene andere / als Davids Psalmen / in de Kerke te gebruyken".

In dit citaat komt reeds duideUjk uit, dat lang vóór 1773 er ontevredenheid heerschte over de 'psalmberijming van Datheen. Eigenlijk was direct na de invoering in 1568 dit reeds het geval geweest. Het had niet veel gescheeld, of de veel betere berijming van Mamix van Sint Aldegonde had die van Datheen verdrongen. Deze laatste immers was een vertaling van de fransche berijming van Beza en Marot, vaak vrij onbeholpen. Met den hebreeuwschen grondtekst was weinig rekening gehouden en evenmin met 't levendige rhythme der gebruikte melodieën. Toen echter Datheens berijming, die hij ook zelf niet zoo fraai vond. eenmaal was ingevoerd, bleek het moeilijk haar af te schaffen.

Verschillende dichters zetten zich in den loop der jaren ertoe om de psalmen opnieuw te berijmen. Al deze berijmers gebruikten dezelfde fransche melodieen, waarvan Datheen zich ook bediend had.

Ook in de kerkelijke vergaderingen kwam een en ander ter sprake inzake de psalmberijming. De provinciale synode van Overijssel achtte b.v. in 1641 hiervoor 'reeds een generale synode noodzakelijk. Men weet echter: Tusschen 1619 en 1816 heeft geen sjmode vergaderd. De machtige hand van den staat belette het. De provinciale synodes stonden in dien tijd door middel van correspondenten met elkaar in verbinding. In 1703 wendde de provinciale synode van Friesland zich door middel van een smeekschrift tot de Staten van Friesland. In dit smeekschrift werd verzocht om de berijming van Ghijsen te doen invoeren. De Hooge Overheid voelde daar echter niets voor. „En dus is die moedige aanslag en mannelyke poginge der braave Friesen toen in het riet geloopen"

In 1754 bracht de Haagsche classis op de provinciale synode van Zuid-Holland de vraag naar voren, of het niet wenschelijk was in Datheen's berijming twee aanstootelijkheden te vervangen. De classis stelde o.a. voor in Ps. 60 : 10 inplaats van:

te lezen: Edom agt ik met zyn volk koen Niet beter dan mijn oude schoen.

Op Edom met zyn volk zeer koen Zal ik ook werpen mynen schoen.

Van 't een kwam het ander. De eene classis na de andere kwam met verbeteringen aandragen. Weldra zag men, dat het noodig was óf Datheen's berijming geheel aan een revisie te onderworpen óf een nieuwe berijming in te voeren. Via de correspondenten kwam de zaak op de verschillende provinciale synodes. Natuurlijk: zooveel classes en synodes, zooveel ververschillende meeningen. De een wilde D a t h e e n verbeteren, de ander sprak zich uit voor het werk va n Voet en de zijnen, een derde voor den arbeid van het dichtgenootschap „Laus Deo, Salus Popul o", een vierde voor G h ij s e n, een vijfde voor een keuizeuit drie of vier ber ij mingen.

Tot zoover liep alles zooaLs het in de kerk hóórt te gaan: gesprek op den kerkvloer. Echter, in die dagen was de kerk niet vrij in eigen huis: de staat mengde zich in vele zaken. Maar erger was, dat do kerk zich niet verzette, maar den staat zélf uitnoodigde den kerkvloer te betreden, daar het gesprek tot een einde te brengen en de leiding verder in handen te nemen. In 1759 wendden zich de deputaten van de synodes van Noord-en Zuid-Holland, net zooals in 1702 de friesche deputaten gedaan hadden, tot him Staten om Hunne Edele Groot Mogenden te verzoe­ ken om hoogst derzelver welbehagen omtrent de psalmverbetering te doen blijken. In 1761 besloten de hollandsche Staten hiertoe. Niet de Kerken van Nederland, maar de Staten besloten tot verandering en verbetering der rijmpsalmen en deze wekten ook de Generale Staten op een dergelijk besluit te nemen. In 1762 gingen de Algemeene Staten hiertoe ook over.

Nu was 't niet zoo, dat de kerk thans geheel was uitgeschakeld. Tien jaar lang is erstrijd gevoerd over de vraag, of men de psalm'en moest verbeteren of veranderen. En, zoo dit laatste werd gekozen, welke berijming men dan kiezen zou. En in dezen weg rijpte langzamerhand de gemeenscha pp el ij ke overtuiging, dat uit drie verschillende ber ij mingen (n.l. van Ghijsen, „Laus Deo", en Voet) psalmen moesten „uitgekipt" worden. Doch — bij de Staten Generaal lag de uiteindelijke beslissing en aan deze liet men de uitvoering over. In 1757 had de synode van O v e r-ij s s e 1 nog de meèning geopperd, dat Zuid-Holland, die de zaak ter tafel gebracht had, ook maar een keuze uit de psalmen zou doen en deze aan de correspondeerende synodes voorleggen om daarna deze, met verlof van alle synodes, aan te bieden aan de Staten en om Invoering te verzoeken. Maar in 1768 verzochten de afgevaardigden van O v e r ij s s e 1 Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Willem V om bemiddeling, welke toegezegd werd. Tenslotte besloten de Staten Generaal op voorstel der hoUandsche Staten een selectie samen te doen stellen uit de drie berijmingen van Voet, Ghijsen en het kunstgenootschap. Echter: het zou niet geoorloofd zijn, stuksgewijze, uit de eene berijmjng een deel en daarna uit de andere berijming een deel van een Psalm over te nemen. De afzonderUjke Staten zouden ieder één predikant kiezen met de vereischte bekwaamheden van taal en dichtkunde. Deze commissie-van-zeven zou in den Haag moeten vergaderen. Twee Staats-gemachtigden zouden aan hen toegevoegd worden. Tevens stelden de Staten Generaal een lastbrief op voor de commissie van psahn-kiezers. Deze bevatte onder meer de mededeeling, dat de heeren moesten voortvaren, ook al waren er afwezig; dat vóór een besluit viel, de Heeren Commissarissen moesten v/orden geraadpleegd; dat deze, als de stemmen staakten, moesten besUssen; dat slechts met het goedvinden dezer heeren een Psalm tweemaal in overweging kon genomen worden; dat zittingstijden en vacanties door de Heeren Commissarissen eveneens werden geregeld.

Op de vraag: Werd een nieuwe berijming door de k e r k g e w e n s c ï i t ? moeten we met j a antwoorden. Maar, de k e r k wenschte een staa, tsberijming.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Rondom de Stalen-berijming van 1773

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's