GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ik ben die man” (Practisch syllogisme)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik ben die man” (Practisch syllogisme)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij heeft geloofd in God, die de dooden levend maakt. Rom. 4 : 17.

Tot David zei de profeet Nathan eens in een beteekenend uur: G ij z ij t die man.

Dat was een opschrikkend moment geweest. De profeet had den koning „een geval" voorgelegd, en de koning, gewend aan rechtspreken — had „het geval" van op een afstand bekeken, en toen gezegd: die man, dien ge daar „teekent" is schuldig. Dat was zijn „theoretisch syllogisme", om een bekend woord te gebruiken.

Maar toen had de profeet ineens gezegd: „G ij z ij t die man"; het wordt tijd, dat Uwe Majesteit eens komt tot een „practisch syllogisme". Het is geen „geval", dat U „objectief" is „voorgelegd", maar het is een stuk van uw eigen ongeschreven biografie: die man, die naar uw „theoretisch" inzicht de doodstraf verdiend heeft, dat zijt gij zelf.

Toen brak het geloof in David door; denk maar

aan psalm 51. Want geloof is nooit „theoretisch" maar het is een kwestie van „p r a c t i s e h e syllogismen" ; IK ben die man. Theoretisch zegt men, met Martha uit Joh. 11: straks worden „de graven" opengeworpen. „Practisch", d.w.z. zich zelf erin betrekkend, spreekt Gods kind: ik ben zoo'n graf, en ik word opengeworpen; hier naast mij staat Hij, die aan mij vervult, dat Hij IS de opstanding en het leven.

Zoo'n graf was Hanna, Samuels moeder geweest: ij kreeg maar geen kinderen. Maar op haar gebed was dat graf geopend: ij kreeg haar „van God begeerden" zoon. En toen ging zij zingen (en alle dogmatische menschen spitsen ambtshalve daar de ooren): e H e 'e r e ma akt dood en m a a k t levend (1 Sam. 2 : 6). Ik was een steriele, en nu leef ik, en draag Ik — het practisch syllogisme. I k b e n die doode vrouw, en ik ben levend gemaakt.

Niet anders staat het met Abraham, den man van moeder Sara, Hanna's eerste moeder. Paulus spreekt daar over Abraham, die a l m a a r bleef ge-1 o o V e n. Hij deed dit „coram Deo", , , ten overstaan van God", zoo zegt, naar de o.a. juiste woordverbinding, de apostel. Want Abrahams geloof is een volhardend betrouwen op de belofte. Volhardend en vast.

Want hem was beloofd, dat hij vader zou worden van vele „ethnê"; de belofte reikte dus verder dan één stam van bloed gemeenschap. Hoewel, óók die bloedgemeenschap was hem toegezegd als „zijn" volk, waarvan hij vader zou zijn.

Niets evenwel wees er op, dat die belofte in vervulling zou kunnen gaan, Integendeel: alles scheen uit te wijzen, dat die vervulling uitgesloten bleef. Een vaderschap-naar-het-lichaam scheen hier uitgesloten; want eerst kreeg hij maar geen zoon, en zoowel in Sara als in Abraham was respectievelijk „de moeder", „de vader" , , v e r s t ó r v e n": alle statistieken van anderen, alle waarneming aangaande anderen constateerde: het kan niet meer. Er kwam maar geen kind, zooals het beloofd was: uit hem en Sara.

En toen er tóch nog een kind langs den wónder-, den belofteweg gekomen was, Izaak, en God met zooveel woorden had gezegd, dat uit dezen Izaak, e n u i t n i e m a n d anders, hem het zaad-der-belofte (in het leven) geroepen zou worden, toen was hem het bevel gegeven, juist dezen eenige, die toch met naam en toenaam genoemd was als zijn „stamhouder", te dooden, op een leeftijd, die hem nog niet huwbaar had doen worden. En, was zoo tot tweemaal toe, het „lichamelijk" vaderschap over een uit zijn bloed gesproten volk, menschelijkerwijs ' en „objectief" onmogelijk geworden, van een , , geestelijk vaderschap" was, theoretisch gesproken, evenmin sprake: hij was vreemdeling en bijwoner op aarde, niet in tel; en uit de verbanden, waarin hij een manvan-invloed had kunnen worden, opzettelijk weggehaald door God. Getrokken uit zijn land en uit zijn maagschap.

En toch, — toch bleef Abraham vast vertrouwen. Hij geloofde in God, die de dingen die niet zijn roept (met een scheppend in-het-aanzijn-roepen) als z ij n d e: een grassprietje dat vandaag bestaat, is anders te verklaren, dan uit een eerste grassprietje, dat God uit het niet-zijnde riep in het aanzijn. Als men nu met alle dingen verwezen wordt naar Genesis 1 : 1, waarom zou dan Abraham, hoewel er „niets was", dat een „aanknoopingspunt" kon zijn voor kind, of volk, wantrouwen aan de belofte ? A 11 e dingen komen tenslotte op uit het, niet, geroepen alleen door Gods wil; waarom dan zijn zoon-en-volk niet? Waarom zou Hij, die voor de eerste maal een „begin" stelde, niet op élk moment van dent ij d wéér als den God-die-eenbegin-st élt(in a b s o l u t e n zin) zich wederom doen gelden?

En dan: ij geloofde in God, die de dooden levend maakt. Wat was dat? Zoo iets als „historisch geloof", theoretisch, objectief, nl., dat er „é é n s" een opwekking der dooden zijn zal ? In onvoltooid toekomenden tijd? Straks? Om , , de dooden" — die massa menschen, die personen in derde n-persoon-meervoud — uit hun graf te halen? Zoo als Martha geloofde (Joh. 11 : 24) ? Neen. Abrahams geloof, dat God het niet-zijnde roept als zijnde, was óók geen „historisch geloof" geweest: oo iets als het schrijven in een lesboekje voor de christelijke school: od heeft „de wereld" , , uit niet" geschapen. HIJZELF was de man, in wien God een absoluut begin zou moeten maken: n Sara eveneens: er was niets", geen enkel aanknoopingspunt voor een kind.

En zóó was het nu ook met die levendmakirig van de dooden. Niet, dat , , e r" dooden zullen opstaan, later, later, maar dat, vandaag-of-morgen, HIJ­ ZELF en Sara, die „ v e r s t o r v e n e n", die wandelende graven, zouden gaan , , bloeien", dat was Abrahams geloof.

Want zóó alleen zal hij vader kunnen zijn van een volk, waarin Jahwe bekend is als de Maker van , , chedasjah", iets nieuws, en als die God, die dooden leven doet, en die armen met goederen vervult, die woestijnen laat floreeren, en die den dood verslindt tot overwinning. In dien geloofshandel was Abraham, gelijk ook Sara, zélf een doode, die ten leven was gebracht, toen hij dan tóch nog vader werd, en-Sara heusch nog moeder. En later, toen Jahwe hem opdroeg: teek nu dien knaap het mes in de keel, ook later overlei (Hebr. 11 : 19) Abraham: ij gaat wel dood straks, maar hij wordt weer levend; zoo vader, zoo kind; het IS m ij overkomen, het zal ook hem gebeuren: k krijg hem uit den dood terug; uit een graf is hij trouwens ook gekomen.

En zóó geloofde die man vast aan de belofteni de feiten hadden geen mogelijkheidsgrens in wat voorhanden was: G ó d „stelde" het feit en zijn mogelijkheid in mogendheid.

Dat zijn dus dingen, die ons aangaan. Toen Hanna zong over God, die de doode Hanna ^ had levend gemaakt, toen was ze Sara's dochter. 'Of liever: toen werd ze niet maar Abrahams kind genoemd in rechten, doch was ze het bok in wezen.

En wie heden niet maar Israël heeten, doch ook Israël z ij n zal, die moet ook zulke „practische" syllogismen spreken. Niet maar, dat God van anderen, objectief Vader is en wezen kan, en ook van mij het wel „zou kunnen'' wezen of worden, doch dat Hij „o o k mijn" Vader is, dat is geloof. Want wederom geboren worden, en gelooven, dat is een leven hebben uit den dood; dat is: en graf zijn, dat ging bloeien. Het is zingen met de moeders Sara, Hanna, en Maria (haar lofzang) van en uit de moederbelofte: en. 3 : 15: k zal ZETTEN!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

„Ik ben die man” (Practisch syllogisme)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's