GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Laat ik mijn belofte inzake prof. Jaspers' nieuwe werk over den oorsprong en het doel der geschiedenis nu maar aanstonds vervullen.

Op twee dingen wil ik eerst wijzen.

Om te beginnen, dat wij, naar ik geloof, van de Faraonen en hun leerzame mummies vooreerst af zijn. Die dienden toch om te bewijzen, dat de Bijbel ongelijk had, want die mummies waren vele duizenden jaren ouder dan de zestig eeuwen, die de Bijbel dan zou aangeven.

Net zooals een of ander beentje, ergens op Java gevonden, ons de „missing link", de ontbrekende schakel bood voor den overgang van den aap tot den menseh.

Nu spreekt de Bijbel niet van zesduizend jaar, maar dit is een berekening der Joden, die steunde op de volkerentafel in Genesis 10. Neemt men aan, dat de namen, daar genoemd, geen personen alleen, maar ook volkeren beduiden, dan wordt de berekening uiteraard anders.

Welnu, de nieuwe historici, Spengler, Toynbee, Jaspers zeggen, dat de geschiedenis der m.enschheid niet naeer dan zesduizend — Jaspers zegt vijfduizend — jaren terug voert.

Jaspers merkt voorts ook op, dat Amerika bevolkt moet zijn van uit Azië, en hij doet dit oordeel steunen op het feit, dat men in Amerika geen resten van overgangen gevonden heeft.

De menschheid is dus zes-of vijfduizend jaar oud.

Dit beteekent niet, dat' zij er vóór dien niet was, maar zij lag toen bewusteloos, werkeloos neer. Wel honderdduizenden jaren, wat voor de evolutie noodig Is. Hoe hij dat zoo precies weet verklaart hij niet. Trouwens hij is een eerlijk man. Hij stelt bijna op elke bladzijde vragen, en het antwoord is telkens: wij weten het niet. Het is een geheim.

Maar zoo'n zes-of vijfduizend jaar geleden, dus verklaart hij, is er iets heel bijzonders gebeurd. Wat, dat weet hij niet. Maar het is zoo. De menseh is opgestaan. Tojmbee meent door een of anderen stoot, waarop een antwoord is gegeven. Ik vertelde daar reeds van.

Natuurlijk kent Jaspers den Bijbel ook wel, en hij heeft er respect voor ook, maar hij zegt: dat is een particulier geloof, dat door het overgroote deel dïr menschheid niet wordt aangenomen. Wij hebben nu eenmaal niet anders dan de ervaring. En hij verzucht: nergens is er op aarde een laatste waarheid, het eigenlijke heil.

Nu acht hij het begin, zoo voor vijf-of zesduizend jaar, niet voor het voornaamste in de historie. Daar is, zegt hij, in de geschiedenis der menschheid een keerpunt, een „Achse", een as, waaromheen heel het leven dan wentelt. Dat is de „Achsenzeit". Wij zouden kunnen zeggen: het centrum der historie. En 't Woord Gods wijst ons dan op de volheid des tij ds, het Itruis en de opstanding van onzen Heere Jezus Christus.»

Maar zoo is het niet, meent prof. Jaspers.

Hij ziet die omwenteling, dat eerste draaien om de as in de historie eenige eeuwen vroeger, zoo in de dagen van den profeet Jeremia, den profetentijd. Zulk een profetentijd was er niet alleen in het Joodsche land, maar ook in China: Konfucius; en in Voor-Indië: Boeddha. En dan komt hij met de ook bij Toynbee en Spengler bekende parallellen. Een bij de geleerden, die den Bijbel verwerpen of willen verwerpen, zeer geliefde methode.

Daar zouden zeer vermakelijke gevallen van verteld kunnen worden, maar dit zou teveel ruimte kosten.

Hoe nu zoo'n omwenteling tot stand kwam? Dat is een raadsel. Hoe de gelijktijdigheid er kon zijn? Een raadsel. Wij staan telkens voor zulke raadselen, die óns in groote verbazing zetten. Ons doen „erstaunen".

Maar het is de taak der wetenschap die raadsels op te lossen.

Vooreerst zit zij er nog mee.

Natuurlijk zijn er wel hypothesen, en prof. Jaspers noemt er één.

Wat de gelijkheid betreft, zou men moeten komen tot een gemeenzamen oorsprong, dus tot de eenheid der menschheid. En wat de gelijktijdigheid aangaat, beeft Alfred Weber er wat op gevonden. Het is het paard, die deze werkte. Daar kwamen menschen, die op het paard gingen zitten, ruitervolken, en die konden dan heel de wijde wereld ontdekken en winnen ook.

Nu vindt Jaspers dit nog een-hjrpothese, die methodisch disputabel is, maar er is er dan toch één. Ik zei al: deze wetenschap vraagt veel meer „geloovigheid" van de menschen dan het Woord van onzen God.

Wat wij nu geschiedenis noemen, die van de vijfduizend jaren, zij is niet anders dan een tussohentijd, een intermezzo.

En dan zijn er feitelijk vier van die „assen'' waaromheen de historie dan wentelt. Eerst, als de menseh eigenlijk menseh wordt, door de vinding der taal, het gebruik van het vuur. Prometheus. Dat is de voorgeschiedenis. Wij weten daar niets van .

Daarna de wording der hoogkulturen — de oude antieke volken — en hoe dit zoo werd, dat weten wij ook niet.

In de derde plaats komt dan de groote as, die van den profetentijd. Hoe — ook een raadsel. En eindelijk de technische tijd, dien wij thans beleven.

De vijfde wacht ons, en het schijnt wel, dat wij die nu naderen.

Een geweldige ommekeer, die zich aankondigt allereerst in de techniek.

Over die techniek geeft prof. Jaspers een zeer interessant betoog. Hij wijst op de geweldige middelen van de radio en de vliegmachine, mitsgaders de atoombom. Dan op het feit, dat in de menschheid de m a s s a gaat overheerschen. Die massa is een beslissende factor, niet, omdat zij, de anonyme, zelf iets kan, maar omdat zij geleid wordt door de propaganda. Zij heeft voorstellingen noodig en slagwoorden. Ik noem nu maar iets: staat, eenheid, Europeesch denken, organisatie, wereldkerk en wereldeenheid, productie enz. In dit alles ziet Jaspers de kansen der dictatoren groeien, die van de menschheid maken een gedirigeerde slavenbende. Zoo iets als de gedirigeerde 'maatschappij van welke de socialisten spreken en die de communisten volvoeren.

De menschen worden blij gemaakt met „ideologieën". Zoo'n ideologie is een gedachtencomplex, dat als een absolute waarheid wordt voorgesteld, maar zij is het lokaas der onwaarheid en onwaarachtigheid' en dus een zeer gevaarlijke aanval op het welzijn der menschheid.

Wat mannen als Hegel en Marx hebben geleerd, wordt nu tot een brutaal wapen in dien aanval, die de menschheid weer in de bewusteloosheid VEUI den oertijd kan terugwerpen.

Het geloof is niet meer een grond voor het leven. Wij leven uit de negatie. De menseh is ontevreden met zijn lot en zoekt een schuldige: kapitalisme of liberalisme of christendom of, in plaats van begrippen, menschen. Joden bijv. Die worden de zondebok. Hier doelt Jaspers op hetgeen hij in zijn eigen vaderland heeft gezien.

De mogeUjkheid schijnt er te zijn de menschen te vernietigen, terwijl zij lichamelijk blijven le\ien.

Wij verkeeren-dus wel in een uitermate gevaarlijken tijd.

Nu zegt men wel, dus Jaspers, dat de techniek hier de schuldige is, omdat zij den menseh van zijn bodem en uit alle geborgenheid losrukte, maar vergeten wij niet, zegt hij, dat dit een voorgeschiedenis had.

Daar was de verlichting der achttiende eeuw. De menschen wisten toen te - veel, leerden gevaarlijke boeken lezen, en werden door de pers bedorven. Toen geloofden zij niet meer. Al dat licht der rede voerde tot niets, en deed het geheim van den oorsprong weer voor ons plaatsen.

Daar is ook het christendom, dat ook veel te veel licht gaf, en daardoor tot verzet noopte. Maar tot verlies van alle geloof — geloofsloosheid — behoeft dit niet te voeren. Het is ook niet ondenkbaar, dat een metamorphose van de christelijke religie mogelijk is, maar dan met verlies van dogmatische posities. Hier kan de oecumenische actie bij Jaspers gaan soUiciteeren.

En dan was er de Pransche revolutie.

Hoe dit ook zij, geconstateerd wordt — ik wees daar reeds op — dat het bodemlooze redegeloof de bron van onze vrijheden niet is. Die moet veeleer gezocht worden in de continuïteit der echte vrijheid, die in Engeland, Amerika, Zwitserland en Nederland haar bodem heeft.

Na de Fransche revolutie komt dan het idealisme van Hegel en Fichte. Dat alles leidde tot het ongeloof, al veroorzaakte het de geloofsloosheid ook niet.

Maar die geloofsloosheid had tot gevolg den angst, die reeds door Kierkegaard en Nietzsche werd geprofeteerd.

Daar is groote ajigst bij de democratische volken. Er is geen bodem meer voor de vrijheid. Er is gevaar, onzekerheid. En in de totalitaire volken is er de angst voor de terreur.

Nu komt de vraag: wat moet er uit dat alles worden?

Is er nu in dezen „astijd" nog ontkoming uit de dreigende gevaren mogelijk?

Prof. Jaspers is niet erg optimistisch.

Hij ziet het dreigend gevaar van het despotisme, dat de menschheid feitelijk vernietigt. Alle vrijheid verdwijnt. Er is niet dan vreeseUjke dwang. En dat stort den menseh opnieuw in een bewusteloosheid.

Hij acht het niet onmogelijk, dat het kannibalisme in Europa terugkeert. Maar — daar is nog een andere mogelijkheid, die der democratie en der „Plannung". De plannen van het socialisme. Een redelijke inrichting der maatschappij. Als men daarin heel voorzichtig handelt, met veel wijsheid — wie kan weten, of er nog niet wat goeds uit groeit.

Maar hier ligt toch niet de vaste grond voor nieuwe hoop.

Er is alleen weer nieuwe goede verwachting mogelijk als er terugkeer is tot geloof.

Allereerst geloof in God. Maar de voorstellingen, die de menseh zich van God maakt, zijn God zelve niet.

Die voorstellingen zijn slechts symbolen. Wij vinden die gedachte bij Niebuhr terug.

Die godheid is oorsprong en doel, zij is de rust. Daar is de geborgenheid. Wat is dan die godheid? De „Transcendentie" — een wijsgeerig begrip. Eigenlijk altijd weer het hoogere in den menseh.

Als de menseh die transcendentie verliest, houdt hij op menseh te zijn. Dus geloof in een godheid, leven in symbolen.

Dat geloof nu kan kracht geven tegen brutaal geweld, en wekken tolerantie en vrijheid.

Want er moet in de tweede plaats zijn geloof in den menseh.

Het geloof in de mogelijkheid der vrijheid. Naar die vrijheid heeft de menseh eeuwen gezocht. En zoo keert deze wijsgeer tot de slotsom van een zijner eerste werken terug: dat de menseh zich herinnere, dat hij menseh is. Heel rijk is die conclusie niet.

In de derde plaats moet er zijn geloof in de moge-lijkheden in deze wereld. Daar is nog zooveel in die wereld, daar zijn zooveel „Aufgaben", daar is nog zooveel te doen, want wij hebben toch het genoemde transcendente, en wij hebben toch onze taal.

Als er maar geloof is in den menseh, want daar komt alles op neer, dan kan er inspanning, werk, een krachtig pogen zijn, om toch eindehjk die vrijheid te winnen, die de menseh met zooveel energie de eeuwen door zocht; die volle vrijheid met al haar rijke deugden, die een heerlijke wereld waarborgen.

En als deze wijze dat alles heeft gezegd, begint hij weer met vragen. Vragen over kosmos en geschiedenis. Wat is het toch, dat wij hier op deze kleine planeet beleven? Het is nog alles raadsel. Wij kunnen alleen maar vragen. Waarheen zal het leven ons voeren ?

Zou het niet zijn boven onze geschiedenis uit ten slotte in een toestand van een eeuwige tegenwoordigheid?

In de historie blijft echter het perspectief van den tijd. Het zal allicht nog lang duren, een lange geschiedenis kan voor ons liggen op de nu tot een eenheid geworden aarde. En in dit perspectief rijst voor ieder de vraag: waar hij dan zal staan en waarvoor hij dan werken zal. Dat is het einde van dit treffende werk.

Hoe hopeloos is dit alles. Alleen voor die laatstgenoemde vraag stelt ook de Schrift een ieder menseh. Maar zij kent het begin, het midden en het eind der historie.

En dan mogen wij toch altijd weer met prof. Isaak van Dijk zeggen, als vsdj staan tegenover de wijsheid der wereld: de Bijbel kan er nog wel zijn.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's