GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Koninkrijk Gods

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(X)

ZONDAG 31.

Gelijk bekend is heeft Dr H. J. Westerink zich opgemaakt ter bestrijding van elk, die „uit de kerkelijke censuur de conclusie trekt van het gezet zijn buiten liet Koninkrijk Gods".

Ter fundeering van zijn strijd heeft hij een scherpe (onder) scheiding gemaakt tusschen de functie van den Christus als Hoofd van Zijn kerk en de waardigheid van den Christus als Koning van het rijk Gods.

Hij poogt nu ook de kerkelijke belijdenisgeschriften met zijn theorie in overeenstemming te doen schijnen. We hebben reeds gezien, hoe dat hem totaal mislukt wat betreft de Zondagen 19 en 12 van den Heidelbergschen Catechismus.

Maar juist waar het in deze zaak ook gaat om de toeteekenis van de kerkelijke tucht, is Zondag 31, die handelt over de sleutelen van het hemelrijk, hier van bijzondere beteekenis.

Wie den inhoud van Zondag 31 zich voor den geest haalt, wordt benieuwd naar de wijze, waarop Dr Westerink dit deel van onzen Catechismus pasklaar zal trachten te maken voor zijn theorieën.

Immers juist Zondag 31 is duidelijk in de aanwijzing van de nauwe verbondenheid van kerk en koninkrijk Gods. Aan de kerk zijn de sleutelen van het hemelrijk toebetrouwd: de verkondiging van het heilig evangelie en de christelijke ban of uitsluiting.

Degenen, die onder den christelijken naam onchristelijke leer of leven voeren, worden, zoo zij zich aan vermaning niet storen, door het verbieden der Sacramenten uit de christelijke gemeente, en van God Zelven uit het Rijk van Christus gesloten.

De kerkelijke tucht heeft dus directe beteekenis voor het koninkrijk v.an God. De kerk is de volksvergadering van dat koninkrijk. Aan de kerk zijn de sleutelen van dat rijk gegeven. De kerk kan naar het Woord van God menschen tot gehoorzame burgers van dat rijk verklaren en ook ongehoorzamen onderdanen het burgerrecht ontzeggen.

Hoe kan Dr Westerink tegenover Zondag 31, een belijdenis die op de Schrift is gegrond (o.a. Matth. 16 : 19, 18 : 15—17, Joh. 20 : 21—23), zijn constructies handhaven?

Het blijkt, dat de schrijver ook nu weer den Catechismus poogt te wringen in zijn vooropgezet schema van een totale scheiding van kerk en koninkrijk.

Hij merkt op: „Zoo op het eerste gezicht hadden we hier te doen met de kerkelijke tucht die het Hemelrijk, het Koninkrijk opent en sluit".

Bij nader bezien blijkt z.i. echter de tucht zuiver kerkelijk te zijn en niets met het Koninkrijk Gods te maken te hebben. In de tweede vraag en antwoord is op geen enkele wijze van het Koninkrijk sprake.

Ieder begrijpt wel, dat Dr Westerink vooral met "twee uitdrukkingen van Zondag 31 moeite heeft. Het zijn de termen „hemelrijk" en , ', rijk van Christus". Wat beteekent het, dat de aan de kerk opgedragen evangelieverkondiging en ban sleutelen van het h e - m e 1 r ij k worden genoemd en hoe kan men zeggen, dat de zich verhardende goddeloozen uit de christelijke gemeente en van God zelven uit het r ij k van Christus worden gesloten ?

Deze laatste woorden vindt Dr Westerink inderdaad , , zeer merkwaardig".

„Hier schijnt vanuit de benaming sleutelen des hemelrijks ineens de overgang te zijn gemaakt van de kerkelijke gevolgen (van de uitsluiting met den christelijken ban, J. F.) naar de gevolgen voor het Koninkrijk Gods".

Zulk een overgang, die een belijdenis van den samenhang van kerk en koninkrijk beteekent en een erkenning is van de beteekenis van de tucht der kerk voor het koninkrijk Gods en de gemeenschap daarin, strookt niet met de theorie van Dr Westerink.

Daarom tracht hij zich uit de „zeer merkwaardige" moeilijkheid, waarin de uitdrukkingen van Zondag 31 hem brengen, te redden. Hij kan dat niet anders doen dan op een uiterst wonderUjke en volslagen onhoudbare wijze. De schrijver poneert-namelijk, dat het koninkrijk der hemelen waarvan hier gesproken wordt, niet hetzelfde is als het koninkrijk Gods.

„In Zondag 31 en in Joh. 20 en in Matth. 18 en in Matth. 16 gaat het over de onderscheiding aarde en hemel. Het koninkrijk Cïods echter ziet in de Schrift op de activiteit, het optreden van de geloovigen op aarde in alle levensverbanden".

We gelooven, dat hier een omschrijving van het koninkrijk Gods wordt gegeven, die met de Schrift niet • in overeenstemming is. We gaan echter nu op deze zaak niet in en verwijzen naar het referaat van Prof. Dr S. Greijdanus, gehouden op het bekende congres van Gereformeerden in Amersfoort, opgenomen in den Referaten-bundel, pag 29 e.v.

We willen in dit verband alleen spreken over de scheiding, die Dr Westerink aanbrengt tusschen het rijk der hemelen en het koninkrijk Gods.

Deze scheiding is in directen strijd met de Heilige Schrift en tevens met den Heidelbergschen Catechicmus.

In het Nieuwe Testament worden de termen „koninkrijk der hemelen" en „koninkrijk Gods" gebruikt ter aanduiding van dezelfde zaak. Wellicht geven zij van deze zaak door het andere woordgebruik een eenigszins andere voorstelling, maar zakelijk vnjzen zij toch dezelfde grootheid aan.

Sommigen meenen, dat de term „koninkrijk der hemelen" onder de Joden in zwang is gekomen, toen men den naam „God" uit religieuze vrees almeer ging vermijden.

Inderdaad is het een feit, dat ook in den tijd van de omwandeling van den Heere Christus soms de term „hemel" of „hemelen" werd gebruikt ter aanduiding van den God des hemels.

We denken bijv. aan de formuleering van de vraag, die de Heere Christus den Joodschen leidslieden stelde: De doop van Johannes, van waar was die, uit den hemel, of uit de menschen? " (Matth. 21 : 25, vgl. voor dit spraakgebruik ook Luc. 15 : 18, 21; 20 : 4; Mare. 11:30, 14:61; Joh. 3:27). Op soortgeUjke wijze nu, zoo veronderstellen sommigen, werd van het koninkrijk der hemelen gesproken ter aanduiding van het koninkrijk Gods. Anderen zien als den oorsprong van den term „koninkrijk der hemelen" de voorzegging in Dan. 2 : 44.

Zij veronderstellen, dat de uitdrukking „het koninkrijk van den God des hemels" is afgekort eenerzijds tot „koninkrijk der hemelen" en anderzijds tot „koninkrijk Gods" (vgl. voor een soortgelijk geval de uitdrukking „de ark van het verbond des Heeren", naast welke ook voorkomen de uitdrukkingen „de ark des verbonds" en „de ark des Heeren", bijv. Joz. 6 : 6—8).

Weer anderen veronderstellen, dat Mattheus, die vooral de uitdrukking „koninkrijk der hemelen" bezigt, allen nadruk wilde leggen op den hemelschen oorsprong en het hemelsch karakter van het koninkrijk Gods.

Mattheus wil in zijn evangelie, dat voor Joden bestemd was, zijn lezers ervan doordringen, dat het koninkrijk van den Heere Christus geen aardsch, maar een hemelsch koninkrijk is. Daarom bezigt vooral hij de uitdrukking „koninkrijk der hemelen".

Hoé dit ook zij, vast staat, dat de uitdrukkingen „koninkrijk der hemelen" en „koninkrijk Gods" in de Schrift worden gebruikt als synoniemen: zij wijzen op dezelfde zaak.

Dit bUjkt uit het feit, dat de termen afwisselend en door elkaar worden aangewend, vgl. bijv. Matth. 19 : 23 en 24.

Ook blijkt het uit het andere feit, dat drie van de gelijkenissen, welke in Matth. 13 verschijnen als gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen, bij Marcus of Lucas voorkomen als gelijkenissen van het koninkrijk G o d*s (de gelijkenis van den zaaier, van het mosterdzaad en van het zuurdeesem).

Men vergelijke ook nog Matth. 11 : 11 met Luc. 7 : 28.

7 : 28. Het is dus geheel in strijd met de Schrift, wanneer Dr Westerink poneert, dat er een zakelijk onderscheid is tusschen het koninkrijk Gods en' het koninkrijk der hemelen. Zijn opmerking „dit hemelrijk blijkt niet hetzelfde te zijn als het Koninkrijk Gods" is niet in overeenstemming met het duidelijke onderricht van het Woord van God.

J. FABER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's