Maria, de moeder van onzen Heere Jezus Christus
(IV)
De aankondiging van de geboorte van haar Zoon kan Maria niet verwerken. Zij vraagt: hoe zal dat wezen, devidjl ik geen man beken? (vs 34).
Ook Maria heeft een vraag, evenals Zacharias (vs 18). Maar haar vraag draagt een ander karakter, zooals ook wel daaruit blijkt, dat de Engel er geheel anders op reageert. Hij bestraft Maria niet, maar geeft haar antwoord op haar vraag en zegt haar metterdaad, hoe het met de vervulling van zijn woord gaan zal. Bij Zacharias was het twijfel, ongeloof. Hij vroeg een kenmerk om te kunnen weten, een maatstaf om de waarheid van het tot hem gezegde te beoordeelen.
Maria stond niet ongeloovig tegenover hetgeen aan haar beloofd werd, en twijfelde niet, maar vroeg naar de wijze, waarop het beloofde geschieden zou").
Men heeft het vreemd gevonden, dat Maria dit bezwaar opperde, daar zij reeds verloofd was. Lag het niet voor de hand, dat zij denken zou aan een kind uit het huwelijk, dat zij met Jozef zou aangaan?
Vele Roomschen denken hier aan een gelofte van voortdurende maagdelijkheid. Maria zou door deze woorden te kennen geven, dat zij altijd maagd wenschte te blijven. Maar déze opvatting is niet zeer aannemelijk. Deze vraag van Maria is in het verband heel goed te verstaan. „Nu moeten wij er acht op geven, dat Maria afziet niet enkel van gemeenschap met Jozef, maar van alle gemeenschap met een man. Zij vraagt dus, hoe de toezegging des Engels vervuld zal worden zonder dat zij gemeenschap heeft met een man. En op die vraag antwoordt de Engel in vs 35. Zij heeft in het woord des Engels (vs 31) de toezegging gehoord, dat zij een Zoon ontvangen zou zonder gemeenschap met een man. En daarom vraagt zij in vs 34, hoe dat kan, hoe zij zonder dergelijke gemeenschap dien Zoon ontvangen kan. En juist op die vraag past het antwoord" ').
Er is dus hier in het geheel niet sprake van een gelofte van eeuwige maagdom. En het spreekt ook niet vanzelf, dat Maria zou moeten hebben gedacht aan een kind uit een huwelijk met Jozef. Tot haar als reine maagd komt dit groote woord des Heeren. Juist door haar vraag komt het uit, dat de Heere iets nieuws gaat werken op aarde. Zonder meer geeft dan ook de Engel een antwoord op haar vraag. Zij zal zonder mans toedoen een kind baren.
Het zal ontvangen worden uit den Heiligen Geest. Wat uit haar schoot geboren wordt zal erkend worden als Zoon van God.
Van Maria's zijde werd, om dit aan te nemen, een gróót geloof vereischt. Prof. Schilder noemt haar dan ook Abraham's sterkste dochter.
„Toen de jeugd van Abraham was heengegaan en de kracht verteerd, toen zei het Woord: het komt langs wegen die nog niet geopenbaard zijn. En tot Maria: uw weg zal voor het oog der zinnen nog wonderlijker zijn dan de weg van Abraham. Hij had althans nog de „gedaante" van „den vader" en „de moeder" in hem en in de vrouw behouden. Maar bij u, Maria, komt bet wonder langs een nog zwaarderen weg, hier ontbreekt niet de schaduw, doch ook de eerste aanvang van „de moeder". Gij zult maagd zijn, en zoo zal God roepen uit u, wat niet was" ^).
Om haar in haar gelóóf steun te geven, wijst de Engel op het feit, dat ook Elisabeth, haar verwante, de oude, onviiichtbare vrouw, in blijde verwacht ing is. En vervolgens wijst hij er op, dat bij God geen ding onmogelijk zal zijn.
Het antwoord, dat Maria nu geeft mogen we wel met groote nauwkeurigheid bezien. Want uit dit antwoord worden door de Roomschen zeer verreikende consequenties getrokken. Maria zegt: zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord. „Geloovig aanvaardde Maria de toezegging haar gedaan en onderwierp zij zich. Het was voor haar een groote zaak. Haar werd hooge eer gegeven. Maar die bracht ook groote moeite voor haar mee. Haar eer onder menschen gaf zij a.h.w. prijs Zij moest een groot geloof oefenen en gaf zich in volkomen vertrouwen aan den Heere als met opoffering van eigen goeden naam"^).
Ds B. W. Ganzevoort merkt op in een aanteekening bij zijn werkje: Jezus en Maria in het Nieuwe Testament: , , In de verklaring, die van Maria's antwoord aan den engel gegeven wordt in de R.K. Mariologie komt het specifiek Roomsche scherp uit. Het woord van den engel zou een voorstel zijn aan Maria om den Verlosser der wereld voort te brengen. Van haar antwoord zou heel 's menschen toekomstig lot afhankelijk zijn. Geeft Maria haar jawoord, dan vallen van haar lippen „de woorden die de grootste gebeurtenis van alle eeuwen bewerken: de Verlosser heeft thans Zijn verblijf onder de menschen Maria's Fiat opent God den weg Deze toestemming van Maria was noodzakelijkerwijs eenig en volmaakt uit haar eigen aard: de meest vrije beslissing die eenzuiver schepsel ooit nam. Ze was zeer zeker de moedigste, de zuiverste, de teederste daad die ooit onder God werd gesteld, de daad, die de grootste verdienste bezat, een verdienste die ons begrip te boven gaat" ^10).
Hoezeer we mer een va de kernpunten van de Roomsche Mariologie hebben, blijkt uit de volgende uitspraak van een gazaghebend R.K. werk.
Bij het ontvangen en ter wereld brengen, bij het opvoeden en zelfs bij het wegschenken en het overleveren van den Zone Gods schijnt de Heilige Drievuldigheid zich buiten de Heilige Maagd tot stand te willen brengen. Alles wijst er op, dat de drie Goddelijke personen hebben besloten in deze nieuwe orde niets zonder Maria te doen. En deze wijze van han-delen, welke zij in de menschwording en de eerste komst van Christus zichtbaar gevolgd hebben, volgen zij nog steeds op een onzichtbare, maar niet minder reëele wijze in de Heilige Kerk nu Jezus uitgroeit en om zoo te zeggen zijn menschwording hernieuwt in Zijn ledematen"").
Ds B. W. Ganzevoort zegt terecht: „Hier, evenals in geheel de Heilige Schrift, treedt naar voren de waarheid, dat de verlossing der wereld Gods werk is en niemand de eere van die verlossing zal hebben dan Hij alleen. Wel neemt Hij in Zijn werk den mensch als mensch op en handhaaft Hij hem als Zijn redelijk, zedelijk schepsel, maar dat houdt naar de Schrift allerminst in, dat in den mensch nu eigenlijk de beslissing zou worden gelegd. Gód besluit en Hij voert Zijn
plan uit naar Zijn welbehagen. Hij vraagt van den mensch dan ook niet, of hij wil doen wat God besloten heeft, alsof van den mensch alles afhanke'.ijk wordt gemaakt; maar Hij vraagt geloof, dat is aanvaarding van Zijn Woord en belofte. En wil Hij, dat er geloovige aanvaarding van Zijn beloften zal zijn, dan bereidt Hij zelf het hart tot het geloof toe. Het geloof is Zijn werk, Zijn gave (Hand. 16 : 14, Filipp. 2 : 13, Ef. 2:8). Van eenige verdienste van 's menschen kant kan naar de Schrift dan ook geen sprake zijn. Wie daarvan wel spreekt en de beslissing eigenlijk in den mensch legt, zoekt dan ook een ander fundament te leggen dan dat, of naast dat, hetwelk gelegd is, namelijk Jezus Christus (1 Cor. 3 : 11"^-).
Wanneer Maria straks bij Elizabeth komt, legt deze nadruk op M a r i a 's g e 1 ó ó f.
En zalig is zij, die geloofd heeft (vs 45). Bij allen nadruk, die wij leggen op het feit van Gods alléénwerkzaamheid in de komst van den Christus, mogen wij de beteekenis van dit actieve geloof van Maria niet verwaarloozen. „Door het geloof is toen het kindeke ontvangen, want God doet niets onmiddellijk. Ons allen wekt Hij op door bloed en ziel, den Christus door ge'.oof Hij wekt zijn vrouwenzaad uit Zijnen wil en met het geloof, het geloof van deze dochter Abrahams" ^^).
Door Kohlbrugge is deze gedachte van het geloof van Maria aldus uitgewerkt: Als nu des Heeren machtwoord: Gij zult zwanger worden" haar in het hart gedrongen was, toen heeft zij het in een eerlijk en rein hart eenvoudigweg opgenomen (Luc. 8 : 15), heeft zich zonder terughouding den woorde onderworpen en toen was zij op denzelfden stond zwanger. Aan geloove is zij dus zwanger geworden, zooa'.s ook Elisabeth uitriep: zalig is zij, die geloofd heeft", zij is zwanger geworden door het Woord en op het Woord aan hetwelk zij geloofd heeft. Dat nu geschreven staat: Heilige Geest zal op u komen en hetgeen in haar ontvangen is, is uit Heilige Geest", iS' diensvolgens niet zoo te verstaan, als had de Heilige Geest volgens de wijze eens mans gedaan, dat zij zwanger werd: eeleer is het zoo, dat de Heilige Geest zich met haar geest vereenigde om de boodschap aan te hooren, het' Woord in het hart op te nemen, zich aan hetzelve te onderwerpen en alzoo bij geloove zwanger te worden, en dat, toen zij zwanger was, de Heilige Geest haar gedragen, ondersteund en de kracht des AUerhoogsten haar in zijn schaduw genomen heeft, opdat zij geloofde en niet omkwam, maar volhield de vrucht te dragen tot de geboorte en om te baren" ").
Volgens deze opvatting is dus de ontvangenis en geboorte van Maria een ware gelóófsontvangenis en geboorte geweest.
Deze gedachten van Kohlbrugge hangen samen met héél zijn theologie. Maar dezp gedachten dienen toch overwogen te worden. Wij moeten ons wachten voor de Roomsche gedachte, alsof het geloof van Maria een verdienste was. Maar waar door Elisabeth zoo uitdrukkelijk van het geloof van Maria in dit verband wordt gesproken, hebben wij te trachten na te gaan waarin het geloof van Maria bij de ontvangenis heeft bestaan.
K. MEIMA.
6)Greijdanus, a.w. I, p. 51.
7)Greijdanus, a.w. I, p. 52, 53.
8) Prof. Schilder, Reformatie'XIV no. 16.
9) Greijdanus. a.w. I, p. 55. X^ •''''''
10) Aangehaald uit De Standaard van Maria, Leuven, 1939, bl. 84, 85.
11) R. Bernard, O. P., Het Maria Mysterie, 1938, p. 25.
12) a.w., p. 14.
13)Prof. Schilder, Reformatie XIV, no. 16.
14) H. P. Kohlbrugge, Betrachting over het eerste kapittel van het Evangelie van Mattheus, 1860, p. 128.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 januari 1951
De Reformatie | 8 Pagina's