GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is Europeesche Federatievorming raadzaam?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is Europeesche Federatievorming raadzaam?

De gevolgen het formeele prijsgeven van de onafhankelijkheid van Nederland

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gewezen werd op het gevaar, dat men in zijn streven naar Europ. eenheid bezig is een antichristelijke wereldeenheid voor te bereiden, zooals dit in radicale kringen gepropageerd wordt (dr Suys).

(IX)

§ 3. EUROPEESCHE EENHEID EN EUROPEESCH HERSTEL (vervolg).

In de practijk van het Europeesche federatiestreven hoort men thans ook vele bij-argumenten, waarmee volksleiders van allerlei pluimage het volk warm probeeren te krijgen voor deze Europeesche eenheid. De argumenten van noodzakelijke vereeniging tegen het communisme" en „staatkundige vormgeving van ons Europeesch bewustzijn" zijn hierbij een geliefd thema. Maar deze thema's zijn niet essentieel. Het anti-communistische argument is uitsluitend negatief, en maakt trouwens geen federatie, maar slechts een goede alliantie, noodig. En als men aan een Europeesch bewustzijn een staatkundigen vorm wil geven, doet men dat n.'fct door een Raad van Europa, die men door een atheist, den heer Herriot, laat openen, en waarvan de groote man van de Belgische anti-Leopoldistische opstootjes, de socialist Spaak, de \oorzitter is.

Als men iets dieper op de argumenten der zich roerende Europeesche federalisten in gaat, komt trouwens niets anders dan, misschien onbedoeld, materialisme voor den dag, dat slechts gradueel, en niet principieel, verschilt van dat van dr Suys. In een van de eerste brochures van de Europeesche federalisten in Nederland kan men lezen, dat Europa 'n eigen roeping heeft, die inhoudt:

a. Het streven naar den rijkdom der verscheidenheid en het afwijzen van de drang tot alomvattende eenvormigheid.

b. Het erkennen van de waarde der persoonlijkheid, die zich tegenover de verschillende gemeenschappen, waarin zij staat, op grond van geestelijke uitgangspunten verantwoordelijk weet.

c. Het afwijzen evenzeer van leer en practijk van de alles aan zich onderwerpende gemeenschap als van 'n abstract individualisme, dat den meilsch van iedere gemeenschap tracht los te maken. ^*).

Men zal echter toegeven, dat (a) geen nieuw gezichtspunt biedt. Maar ook (b) en (c) bieden weinig houvast. Duidelijk is, dat collectivisme en individualisme beide worden afgewezen, doch de bezielende gedachte, die hier als positieve waarde tegenover staat, ontbreekt. Daarom vreezen we, dat niets meer dan het onder (b) en (c) genoemde, eventueel ver­ j^ meerderd met een , , universeele verklaring van de rechten van den mensch" en met vage verklaringen omtrent de „gemeenschappelijke Europeesche beschaving", e.d. den geheelen geestelijken grondslag vormen, waar een vereenigd Europa het mee moet doen.

De aanvaarding van zulk een schijnbasis zou tot resultaat hebben, dat een Europeesche Raad, na zijn geboorteopwinding, als geheel genomen een orgaan zal zijn, van waaruit een grenzenlooze geestelijke onverschilligheid over de Europeesche landen zal uitgaan. Zooiets leidt tot verder doorgevoerd materialisme, onlust en berusting. Men behoeft geen Cassandra te zijn, om dit te voorzeggen.

Wie niet gelooft, dat het in Europa ooit zoo'n richting kan uitgaan, spiegele zich aan de Europeesche geschiedenis in den Romeinschen tijd. Toen de Gallische Kelten in de Latijnsche volkerenfamilie werden opgenomen, ontbrak de geestelijke basis eveneens. De middelen, waarmee Gallië tot een Romeinsche provincie werd gemaakt, waren eerst het meedoogenlooze geweld van Caesar, en daarna omkooperij van de Druïdenpriesters en de adel, verder materialistische volksimponeering door amphitheaters, badpaleizen, , bruggen en heerwegen, en ten slotte Romeinsche kolonisatie en bloedvermenging.

Ook op het hedendaagsche Europa zou men zulk een unificatieproces kunnen probeeren toe te passen. Omkooperij van politieke partijbesturen en van de 'christelijke geestelijkheid is niet onmogelijk. Vele leidende figuren in de Europeesche politiek en in de vakbeweging van vandaag kunnen zich slechts handhaven als zij brood en spelen aan hun kiezers beloven. Ên als zij hun beloften willen inlossen, is de mogelijkheid daartoe voor een groot deel afhankelijk van dollar-credieten. Het is dus geenszins ondenkbaar, dat zij „te koop" zijn. En ook een massaverblinding der Europeesche volken is mogelijk, weliswaar niet door amphitheaters en thermen, maar toch wel door b.v. sportvertooningen en filmpaleizen, die de unificatie van Europa in een bepaalde richting kunnen bevorderen. Wendell Willkie schreef, dat de Amerikaansche films de goodwill van de volken van de wereld tegenover Amerika bevorderden. Waar hij ook kwam op zijn reis door de beide Amerika's, Afrika, Azië en Rusland, overal werd hij overstelpt met vragen over de filmsterren. En die vragen kwamen evenzeer van de winkelmeisjes als van de vrouwen van eerste ministers en koningen. 35)

We gelooven echter, dat men dergelijke puur materialistische unificatiemethoden niet op Europa mag toepassen. Het zou denzelfden geestelijken ondergang van Europa beteekenen, die Augustinus meer dan vijftien eeuwen geleden beschreef van het Romeinsche rijk. Daarom is een vergelijking van een eventueele Europeesche eenheid met het Westromeinsche rijk allerongelukkigst, en het is erg jammer, dat niemand minder dan Churchill die vergelijking in zijn beroemd geworden rede in Zurich in September 1946 trok.

Ook de algemeene bewering van de geestelijke verwantschap tusschen de volken van Europa helpt hier niet, zoolang men niet concreet zegt, waar dat verwante en gemeenschappelijke van de Europeesche volkeren in bestaat. Want anders bestaat dat slechts in de films, de Pepsodent en in de nylon kous, die men in elk Europeesch land terugvindt. Of in de vrees voor Rusland. En al noemt men dat alles bij elkaar nu honderd keer „democratie", dan meenen wij toch, dat dat aan den geestelijken ondergang van Europa slechts weinig af doet.

Dikwijls wordt er gezegd, dat de beschaving der Europeesche volken rust op de gemeenschappelijke pijlers van het Christendom en het antieke himianisme. Maar ook dat is zeer onduidelijk. Als men hiermee bedoelt te zeggen, dat het Christendom in Europa de kennis van het Evangelie heeft gebracht, en dat Europa van de antieken b.v. eenige kennis van de wiskunde, mechanica, optica, bouwkunst, enz. heeft overgenomen, hebben we daar vrede mee, maar dient men dat duidelijker te zeggen. Maar wie Christendom en humanisme in één adem noemt, bedoelt dat niet. Degenen, die zoo spreken, verleggen het accent meestal totaal. Van het Christendom waardeeren zij voornamelijk, dat dit door de middeleeuw^sche kloosters veel van het antieke humanisme heeft kunnen redden, terwijl de antieken dan als voorbeeld w^orden gesteld, een heidensche wereld, die voor Christus in haar levensbeschouwing geen plaats had. De z.g.n. natuurlijke godskennis, de Grieksche wijsbegeerte en het Romeinsche recht vormen dan de pijlers waarop men de Europeesche cultuur wil optrekken.

Een geestelijk leven voor het geheele volk zal hier echter nooit uit kunnen ontstaan. De natuurlijke godskennis en de Grieksche wijsbegeerte is altijd alleen maar spel-object geweest voor een kleine groep uitgelezenen, terwijl het volk hier niets van begreep. Waar wilde men het dan door bezielen? Door het vrijheidsideaal misschien ? Wij merkten reeds op, dat het Amerikaansche independentistisch-puriteinsche vrijheidsideaal totaal is vermaterialiseerd. De , , Europeesche", humanistische stemmen over de vrijheid zijn echter niet beter. Ziehier hetgeen prof. Brugmans over de vrijheid in Europa verklaarde ter gelegenheid van de opening van het Congres van Europa, in Mei 1948 in Den Haag:

„— Europa, dat betekent een vrijheidsbesef, waarvan noch de dramatische spanningen, noch de zoetheid door de overgrote meerderheid van het mensdom ten volle is beleefd. Europa, dat betekent Mozart aan de ene kant en Charles Péguy aan de andere en het is Shakespeare, die ze beiden in zich verenigt. Europa, dat is de cultuur der non-confcrmisten, dat is het grondgebied waar mensen leven, die voortdurend onderling en met zichzelf in strijd zijn. Het is de plaats waar geen enkele zekerheid als waarheid v/ordt aangenomen, indien zij niet steeds weer wordt herontdekt het is alleen het Europese levenskliiriaat, dat het leven gevaarlijk, avontuurlijk en tragisch maakt, en hierdoor waard om geleefd te worden. Overal zal de vlag van Europa die van de vrijheid zijn".

Zullen zulke v/odrden het volk kunnen bezielen ? Wij betv/ijfelen het. Het vrijheidsideaal heeft voor een volk in Europa alleen beteekenis zoolang het tegen de dictatuur heeft te strijden. Valt die dictatuur weg, dan valt ook 't ideaal weg. Men zag dit na de opheffing der jongste bezetting. Maar daarom weten wij ook niet, welke geestelijke waarden men het volk in een humanistisch Europa wil aanbieden. Eln vrederom vreezen wij de Pepsodent en Fox Movietone cultuur.

Daarom, als men in een Europeesche federatie thans de door Amerika aanbevolen methode van een democratisch-constitutioneele vereeniging van de Europeesche staten wil toepassen, gaat Europa geestelijk te gronde. De geestelijke structuur van de Europeeische volken loopt thans veel te veel uiteen voor dergelijk geëxperimenteer Het; gevolg van zulk een voorgestelde vereeniging zal onherroepelijk zijn, dat de humanisten het heft in handen nemen, terwijl de Christenen lauw toezien En die lauwheid ontstaat niet alleen door de keuze van personen als Spaak, Herriot of Brugmans als leiders, of door Churchill's aanbeveling van het voorbeeld dat het Westromeinsche rijk zou bieden, maar ook en vooral door den geheelen opzet van de Straatsburgsche werkwijze, die men eerder Amerikaansoh dan Europeesch zou moeten noemen. Paste men die werkwijze toch toe, dan zouden materialisme en onverschilligheid meer en meer troef worden onder de Europeesche volken, en zou de tijd rijp worden voor een herstel van de antieke heerschappijvormen, die reeds onder de Romeinsche keizers bestonden. Bovendien zou de inwendige geestelijke voosheid van zulk een Europa de verdediging van dit werelddeel tegen machten van buiten bijna onmogelijk maken. Reeds nu kan men vermoeden, dat de verschillende Europeesche volken voor hun eigen land en hun eigen souvereine overheid in tijden van gevaar veel meer energie zullen opbrengen, dan voor een Europeesche federatie, die niet in den geest der volken is gefundeerd. Ook Churchill's suggestie en het later door den Noordatlantischen Raad genomen besluit omtrent een Europeesch leger is ongelukkig uitgevallen, de in materieel opzicht verwachte efficiëntie wordt teniet gedaan door het psychologische feit, dat de militair in het nationale leger een veel grooter besef van zijn verantwoordelijkheid zal bezitten, dan de militair die is ingelijfd in de strijdmacht van het algemeene Westersche vaderland, dat hij wel tegen ondergang wil beschermen, maar dat hij niet lief heeft.

Daarom, wat voor federatievorming noodzakelijk zal zijn, is dat men de Europeesche volken in geestelijk opzicht dichter bij elkaar brengt. Maar zelfs dan zal het nog onpractisch zijn, om alle Europeesche volken rechtstreeks in een federatie te verzamelen. Het zal dan nog altijd beter zijn om te spreken van een hergroepeering der Europeesche volken, dan van een federatieve eenheid van geheel West-Europa. Weigert men dit, en acht men het bovendien overbodig, de Europeesche volken eerst door een wezenlijk geestelijk réveil tot elkaar te brengen — of acht men het onmogelijk om thans nog op zoo'n réveil „te wachten" — dan zal een voortzetting van het huidige systeem van zelfstandige en souvereine Westeuropeesche staten voorshands onvermijdelijk zijn. Als deze staten zich door tijdelijke allianties voor de gemeenschappelijke verdediging tegen niet-Europeesche machten verbinden, zullen zij veel sterker staan, dan wanneer zij, door oppervlakkig Amerikanisme gedreven, hun souvereiniteit overdragen aan de Westeuropeesche federatie of bondsstaat, die de Europeesche federalisten thans voorstaan.

Daar niets er op wijst, dat , , Straatsburg" of eenig ander internationaal lichaam, dat thans bestaat en dat een staatkundige pretentie heeft, een geestelijk réveil in Europa zal inluiden, is de door dr Drees aanbevolen wijziging van de grondwet in dien zin, dat overdracht van een deel der Nederlandsche souvereiniteit aan een internationaal lichaam mogelijk wordt, overbodig. Aanvaarding van dit ontwerp-grondwetswijziging stelt den wetgever noodeloos aan de verleiding bloot om de mogelijkheid tot souvereiniteitsoverdracht om te zetten in de werkelijkheid van'die overdracht aan organen, die dit niet waard zijn.

Wie Europa een dienst wil bewijzen en Nederland sterk wil doen zijn, stemme tegen dit ontwerp als het wordt aangeboden.

Dr A. J. VERBRUGH.


34)De Europese actie, 1946, 2.

35) 1. c, 135.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Is Europeesche Federatievorming raadzaam?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's