GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De strijd tegen het dirigisme in de maatschappij (II, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De strijd tegen het dirigisme in de maatschappij (II, slot)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN

Nadat wij in ons eerste artikel een eigen samenvatting hebben gegeven van hetgeen dr Zeegers onder onze aandacht heeft willen brengen, moet nu allereerst de vraag worden gesteld, wat de schrijver precies onder dat grote kwaad van het dirigisme verstaat. Hij geeft daarop antwoord door tegenover elkander te plaatsen de door hem voorgestane markteconomie en het door hem afgewezen dirigistische stelsel. Van de markteconomie zegt hij, dat in dit stelsel de vraag wat, hoeveel en tegen welke prijs er geproduceerd kan worden op de vrije markt, haar antwoord vindt. De schrijver is van oordeel, dat daarbij in het algemeen, en hij laat deze laatste drie woorden cursief drukken, de ordening plaats vindt door de wet van vraag en aanbod. Het moet ons opvallen, dat de schrijver zich hier enigszins terughoudend, gereserveerd, uitdrukt. Zonder restricties is deze zaak ook blijkbaar weer niet, want hij merkt op, dat die regeling door de wet van vraag en aanbod niet uitsluit, dat op bepaalde gebieden min of meer natuurlijke (ook dat is niet erg vaststaand in zijn bepaling, G.) monopolies bestaan of dat de prijsvorming enigermate (hoeveel en door wie of wat? G.) wordt beïnvloed. Wanneer wij hierop de aandacht vestigen, dan is het om duidelijk te maken, dat de beschrijving van dit stelsel van markt-economie, die hier gegeven wordt, niet al te duidelijke contouren heeft. Daartegenover dan stelt de schrijver het dirigistische stelsel, waarin de Overheid , , dirigeert", vandaar de naam. Daarbij vindt de ordening niet spontaan plaats, doch van hogerhand en door middel van ambtelijke instanties. In het dirigistische stelsel acht de schrijver de beslissing niet te liggen bij de individuele burgers, zoals bij de markt-economie, maar bij de Overheid, die het behoefteschema bepaalt.

Deze omschrijving van het dirigisme als een economisch stelsel, waarbij de Overheid dirigeert, doet als vanzelf deze vraag opkomen: Mag dan de overheid ten opzichte van het economisch leven in het geheel niet dirigeren, en dat nimmer? Deze principiële vraag, die o.i. onder ogen gezien moet worden, ook door hem, die zich tegen het dirigisme verklaart, is hier door de schrijver goeddeels "uit de weg gegaan, althans niet verantwoord beantwoord. Doch daaraan is het dan o.i. wel te wijten, dat de verdienste, die zijn boek ongetwijfeld heeft, in de aanwijzing van bepaalde uitwassen van de tegenwoordige plan-economie, niet tot haar recht komt. Men kan voorstander zijn van een economisch stelsel, waarbij de wet van vraag en aanbod zoveel mogelijk het economisch levensbeeld bepaalt, en daarbij toch erkennen, dat, wanneer land en volk in zeer precaire toestand verkeren, de Overheid zich ook met de economie mag en zelfs moet bezig houden. Is het b.v. niet de taak van de Overheid, wanneer er grote schaarste heerst aan goederen, die voor het levensonderhoud vitaal zijn, om door afkondiging van wetten, die het hamsteren en de opdrijving der prijzen tegengaan, de ontwrichting te stuiten? Kan het verantwoord worden geacht, in een tijd van zeer grote woningschaarste verhuur van woningen geheel aan de vrijheid van de huiseigenaren over te laten en een te verwachten ongebreidelde verhoging van de huishuren de vrije loop te laten? Moet in zulk een tijd de Overheid niet regelend ingrijpen? Kan de Overheid in een tijd, waarin velen met angst zijn vervuld, wat het nationale leven betreft met het oog op internationale dreiging, ieder maar de vrijheid laten met zijn geld en goed weg te trekken, waarheen ter wereld hij maar wil? Wie nu hierop zou antwoorden, dat in dezen alles zou dienen te worden overgelaten aan het vrije spel van krachten en tegenkrachten, zou o.i. ten opzichte van de taak der Overheid een onjuiste opvatting aan de dag leggen. Ook wij zijn tegenstanders van onnodige, overbodige verordeningen, die de vrijheid van handelen aan de ondernemers te sterk aan banden leggen; ook wij zijn van oordeel, dat de huurstop, zoals deze is toegepast, een onrechtvaardige verdeling van lasten heeft gebracht, zeer ten nadele van de huiseigenaren; ook ons wil het voorkomen, dat de deviezenbeperkingen niet zo tot in het uiterste dienden te worden doorgevoerd, al is er in deze ook wel enige verruiming te bespeuren; ook wij zien juist in deze overdrijving van in hun oorsprong niet geheel en al verwerpelijke maatregelen der Overheid het ook door ons als zodanig genoemde dirigisme de kop opsteken, doch dit alles neemt niet weg, dat wij in moeilijke omstandigheden aan de Overheid in deze wel degelijk een regeermacht toekennen, ter bestrijding van het kwaad, wanneer vrijheid in losbandigheid ontaardt. Ook de schrijver zelf ontkent niet, dat de Overheid in deze een taak kan hebben. Op blz. 13 verklaart hij b.v. toe te juichen, het onlangs openbaar gemaakte „voorontwerp wet op de economische mededinging". Ook dit gaat in de richting van een bepaald „dirigeren" door de Overheid op economisch terrein. Voorts verklaart de schrijver enige bladzijden verder op pag. 23, dat hij ten aanzien van de distributie en prijsbeheersingsmaatregelen van oordeel is, dat de overgrote meerderheid van deze maatregelen inderdaad onvermijdelijk is geweest. Hij zegt dan zelf, dat zijn critiek daarop detailcritiek is en over het algemeen geen principieel karakter draagt. Hij is van oordeel, dat deze maatregelen zijn te beschouwen als passende in het kader der markteconomie, die nu eenmaal niet buiten spelregels kan en als verklaard door de onvermijdelijkheid der oorlogsomstandigheden. Doch daarmede is meteen aangegeven, dat voor een principieel en ook in de praktijk vast te stellen onderscheid of tegenstelling tussen dirigisme en markteconomie zeer scherp analytisch onderzoek vereist is, waarbij de zaken zo zuiver mogeUjk dienen te worden bepaald en tegenover elkander afgewogen. Zo zou het b.v. o.i. niet geheel verantwoord zijn, om

het beleid van de tegenwoordige Overheid in alle delen met de naam van dirigisme te bestempelen. Naar het ons voorkomt zijn in de regering zowel de overdrijvende dirigisten als de weifelaars en de anti-dirigisten vertegenwoordigd. Tal van maatregelen van de Minister van Financiën uitgaande, dragen, zoals de schrijver terecht opmerkt, duidelijk het kenmerk van te zijn voortgekomen uit en te zijn gedragen door een dirigistische overtuiging. Hetzelfde geldt ook ten aanzien van de Minister van Landbouw, doch het zou o.i. onverantwoord zijn, dit ook te zeggen van het Ministerie van Economische Zaken. Wanneer men dit Ministerie ziet ijveren voor Liberalisatie van het handelsverkeer en daarbij zelfs ziet volharden zonder ook maar de toevlucht te willen nemen uit rechtmatige zelfverdediging tot het wapen van verhoging der invoel rechten wanneer anderen prompt de liberalisatie laten volgen door verhoging van het invoerrecht om daardoor het effect van de liberalisatie praktisch ongedaan te maken, kan men moeilijk zeggen, dat een dergelijke gedragslijn het stempel draagt van het dirigisme. Daarbij kan ook nog gewezen worden op het feit, dat, zodra de verhoudingen weer normaler begonnen te worden, de toestand althans overzichtelijker was geworden, de Minister van Economische Zaken de recente beschikking inzake de beperking van de handelsmarges introk. Wij willen daarmede allerminst de ogen sluiten voor het feit, dat op tal van andere punten het verkrijgen van grotere vrijheid voor het bedrijfsleven van veel belang zou zijn en nog achterwege bleef, doch wij zijn voor onszelf geneigd, dit op rekening te brengen van het compromisachtig karakter van het tegenwoordige overheidsbeleid als totaliteit gezien.

De schrijver is o.a. terecht van oordeel, dat dit de grote moeilijkheid is, dat men in Nederland niet principieel stelling neemt tegen het dirigisme. Juist met het oog op deze dringend nodige principiële behandeling van de zaak, hadden wij gaarne gezien, dat de schrijver zijn boek anders had opgezet, minder spectaculair, meer principieel. Wij hopen dan ook, met alle waardering hiervoor, dat hij een bijdrage levert om ons volk de ogen te openen voor de gevaren, die het bedreigen, dat de schrijver toch nog eens de tijd zal vinden, om de scherpe observaties, die hij op menig punt aan de dag legt en de principiële gedachten, die thans door de tekst verspreid liggen, samen te bundelen in een constructieve studie om ons volk wakker te maken ter onderkenning van het grote gevaar van het sociaal en economisch dirigisme, dat ons nationale leven dreigt te verlammen. Veler ogen zijn nu nog voor dit gevaar gesloten, menigeen vindt het nog niet zo kwaad, wanneer vadertje Staat zich met alles en nog wat inlaat, terwijl toch bestendiging van vérgaande bemoeiing van de Overheid met het economisch leven, verder dan door de omstandigheden dringend vereist is, om van het opsluiten van de nationale economie in de ketenen ener publiekrechtelijke dwang-organisatie nog maar te zwijgen, verdergaande aantasting van onze nationale welvaart ten gevolge zal hebben. En dit, omdat het ons volk geleidelijk berooft van de talenten, het initiatief, de energie en de kundigheid van de ervaren ondernemers in ons vaderland, wier projecten nog altijd meer crediet verdienen dan de ideeën der plan-economisten.

Wanneer wij met de schrijver van oordeel zijn, dat het moet komen tot een principiële bestrijding van het sociaal en economisch dirigisme, dan houdt dit ook in, dat deze bestrijding dan alleen de naam van principieel zal verdienen, wanneer wij ook in deze ons laten leiden door het Woord Gods, en aan onze Overheden voorhouden, dat God ook van hen verlangt, dat zij de omtuining, welke God gesteld heeft om de eigendom van de mens, opdat hij zich in deze positie als rentmeester Gods met eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid zou gedragen, zullen erkennen en respecteren. Doch wie zo tegen het dirigisme zal willen strijden, hij zal dit kwaad moeten onderkennen en tekeer gaan overal, waar men op onrechtmatige wijze de vrijheid van de Christenmens op dirigistische wijze in de kluisters wil slaan. Dr Zeegers beginne daarom — zoals wij hem al eens persoonlijk mochten voorhouden — met de strijd aan te binden, gelijk wij dat reeds jaren geleden mochten doen, tegen het kerkelijk dirigisme, dat helaas hem nog steeds gevangen houdt. Wij spreken deze wens uit ter wille van de eenheid in het leven, die er ook in deze bij ons allen

moet zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De strijd tegen het dirigisme in de maatschappij (II, slot)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's