GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

IN EEN HUIS VAN WETENSCHAP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN EEN HUIS VAN WETENSCHAP

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe zwaar valt het om aan een verzoek te voldoen Holwerda te herdenken!

Nü al te moeten schrijven over hem, waar we nauwelijks gereed zijn met het herdenken van Schilder. Amper tijd om ons te bezinnen en ons te herstellen, en dan al in staat om iets te zeggen over hem, die de Here wegnam van ons?

Daar zijn meerdere zwarigheden in het herdenken van Holwerda. Want K. S. was zo geheel anders dan hij. Van 'n langer leven valt ook meer te verhalen dan van een kortstondiger; van een langer professoraal leven zoals dat van Schilder is allicht meer te zeggen. Diens werken kan men tellen, en onze vinger glijdt in de kast langs werk na werk, van het ene dictaat langs het andere. En wie wil kan zich verdiepen eindeloos in jaargang na jaargang van dit „zijn" blad.

Het tellen is vlug gedaan bij Holwerda. Dat heeft niemand anders dan de Here zo gewild. Maar dan is het ook niet zo gemakkelijk om een bepaald aspect van zijn levenswerk te zien en te overwegen.

Daar is nog een derde zwarigheid die me overvalt, nu ik me zet om Holwerda te herdenken. Hij is er een van mijn eigen generatie. Ik heb hem nog in Kampen zien aankomen. Hij zelf heeft eraan herinnerd bij zijn optreden als hoogleraar. Ik was vierdejaars en Holwerda was de noviet, het „groentje". Nu we steeds meer van hem weten, komt de vraag bij je op, wie eigenlijk de groenen waren in die dagen. Maar dan is de afstand ook te kort om te kunnen overzien, en voorts, dan kan er niet zijn die distantie als tegenover een figuur als Schilder, die toch van de oudere garde was. Was diens steinren aangrijpend voor allen, die in nauw contact met hem mochten leven, dit weggerukt worden van Holwerda is wel zó schokkend voor wie van zijn leeftijd is, dat het niet uit te zeggen valt. En dan wil ik het nog niet eens hebben over een waarlijk „christelijk" herdenken van hem, hoe zwaar het is om toch maar weer over een mens en niet over zijn werk, over de persoon en niet over zijn ambtsdienst te gaan schrijven.

Maar laat me tóch iets over hem en zijn werk mogen zeggen, daar ik toch als weinigen hem heb mo- 'gen gadeslaan in een huis van wetenschap.

Want die laatste woorden „doen" het hem zo goed. Ik sla op zijn inaugurele rede over de Priester-Koning in het Oude Testament. En begin dan maar aan het einde; ik geniet nog eens van die charmante toespraken, want toespraken bij een dergelijke gelegenheid zijn soms zo in de plooi. Maar dit bruiste van leven. Laat me me mogen bepalen bij wat hij toen tot mij wilde opmerken.

„Dat ik zo geroepen wordt tot samenwerking met U, lector Wielenga, legt een glans op deze dag. Onze kennismaking begon in de kleine aula van het gebouw aan de Oudestraat. U zat toen als assessor n achter de tafel en ik stond als noviet ervoor. Dat we elkaar nu weer in een huis van wetenschap ontmoeten zullen is — daaraan twijfel ik niet — voor ons samen een verrassing en een vreugde. We zullen hiervan samen genieten, en onder elkaar deert het ons niet, dat hiermee een nieuwe groentijd begint".

Deze korte toespraak sprankelt van leven voor wie mensen en situaties kent. Dat trof me toen ongemeen; hoe kon dat, dacht ik, dat er een glans op deze dag kon komen door samenwerking met mij; dat wilde er bij mij maar niet in. Ik was er trots op en geroerd door, laat me dat eerlijk bekennen. En dan, hij herinnerde zich onze eerste ontmoeting; nu, ik niet meer; het had op mij werkelijk geen indruk gemaakt. Op hem blijkbaar wel, maar dat zal wel een zeer speciale oorzaak hebben. Dat ligt allereerst hieraan, dat de eerste ontmoeting met je novitiaatssenaat in je geheugen staat ingegrift. Zo vergeet ik niet „mijn" senaat in groentijd, die van Evert Izak, zoals hij in de wandeling genoemd werd. En toen was „Naatje" oftewel „kleine Evert" assessor II. Nee, zoiets vergeet je niet licht. Maar er zal wel iets anders geweerlicht hebben in het geheugen van Holwerda, toen hij dat zo tegen mij kwam op te merken. Hij zal wel een en ander „geschoten" hebben en had zeker die assessor n lelijk in de gaten.

Een nieuwe groentijd is inderdaad begonnen, maar dan nu in dit huis van wetenschap, in totaal andere verhoudingen. En dan zij het maar eerlijk gezegd, toen was de senator B. H. en over de noviet zullen we het dan maar verder niet meer hebben. Want je bent toch maar een „groen" bij een man van dergelijke kwaliteiten, en dat vond je nog niet eens erg ook, al die jaren. Hoe bestaat het! Hier valt alleen maar te zeggen, dat de glans van mijn wekelijks komen in een huis van wetenschap mede lag in het contact met Holwerda. Dat was werkeUjk altijd weer een verrassing en een vreugde. Hoe is die glans weggenomen!

Het was dan toch maar een vreugde in een huis van wetenschap. Een paar jaar kwam ik op Dinsdagmiddag „les" geven. Dan waren de heren hoogleraren in geen velden of wegen te bekennen. Ik heb alleen nog die eerste tijd des middags na prof. Greijdanus mogen „leren". Wat is dat al weer lang verleden! Want ook deze grote onder ons is de weg van alle vlees ons voor gegaan. Maar toen kwam op zekere dag Schilder met het verzoek om elke week naar Kampen te komen. Dat had ook alweer zijn geschiedenis. In die eerste na-oorlogse jaren waren de verbindingen zeldzaam tijdrovend. Naar Kampen gaan betekende een reis van ongeveer zeven uren. Ik ben verschillende malen nog gereisd over Apeldoorn en Deventer, dat was werkelijk het vlugste. En toen zeiden ze allemaal in Kampen dat ik maar om de veertien dagen komen moest, en dan twee uren achter elkaar mijn „wijsheid" doorgeven. Zo ging dat enige jaren. Maar het geval lag er nu eenmaal, dat het gemeentelijke en vooral classicale leven veel tijd opslorpte en dan liet ik wel eens verstek gaan en dan zagen we elkaar in vier weken niet. Dat verdroot K. S. zeer. Hij vond, dat dan het contact met de Schoolkring te sober werd en „schade" opleverde aan de studenten, die me te weinig zouden zien. Dat was vertroostend gezegd! En dus was zijn verzoek, dat sroor mij zoveel als een bevel was: kom elke week. Toen heb ik gevraagd: geef me dan een uur op de morgen en wijzig de rooster, dat ik een uur heb tussen die van de anderen. De rector Holwerda verleende toen zijn noodzakelijke medewerking om alles zo voor elkaar te krijgen. En zo geviel het dan, dat ik des Dinsdags naar Kampen reisde, en in een huis van wetenschap Schilder en Holwerda ontmoeten mocht. Het was dan koffietijd en dan kwam Holwerda beneden van twee uur Hebreeuws doceren aan de eerstejaars en Schilder van twee uur doceren aan de ouderejaars studenten.

Na de koffie ging Holwerda naar huis, begon Schilder de jongere broeders wat wijsheid bij te brengen over de Christelijke Religie (wat een prachtdietaten zijn dat over de Confessie!) en ging ik achter Schilder de trap op om de ouderejaars iets te zeggen over een of ander zendingsonderwerp. Ontmoeten in een huis van wetenschap, zeg dat wel, dat was wekelijks een verrassing en een vreugde.

Dat was een keerpunt in de morgen; half elf was een trefpunt zonder weerga. Want het kwam niet vaak voor, dat drie mensen tegelijk in dit huis van wetenschap elkaar troffen voor de colleges. En de pedel, met zijn onovertroffen zorg voor ons laafde ons met koffie en nam verdere „orders" van K. S. in ontvangst. Hij zal het met me eens zijn: dit waren kostelijke kwartiertjes.

Hij zeide het zelf, dat dit was een glanspunt in de hele week. Van glans gesproken, een glans iedere week in de samenwerking in een huis van wetenschap. Wat was het gezellig in de kleine proffenkamer bij de koffie. Schilder als steeds minzaam, beladen met perkamenten en paperassen, moeilijk soms te volgen in zijn radde spreken, en je moest de adviezen dan maar in de gauwigheid begrijpen ook. En Holwerda, de bedaardheid en evenwichtigheid zelf.

Het is onvergetelijk.

Die laatste maanden

Toen de colleges beneden werden gegeven om der wille van Schilder, werd de koffie geserveerd in de grote proffenkamer. De laatste maal dat we daar bij elkaar waren met Schilder, schoof deze met vaart naar binnen; hij had haast, daar kwamen „hoorders" op college, studenten uit Groningen. Hij wilde nog „even" iets nazien, je begrijpt wel niet wat dat zou moeten zijn, maar dat was nu eenmaal zo.

Ik zie nog die glimlach en dat pleizier toen ik hem een gift uit de gemeente overhandigde voor „zijn" orgel. Dat was de laatste maal dat ik hem in leven zag. Daar bij hét raam, verdiept in zijn werk, zich verkneuterend over de liefde van ons volk. Maar de week daarop zat Holwerda alleen op me te wachten, want Schilder was er niet, ongesteld, maar niemand vermoedde, dat deze week zijn laatste zou zijn. En toen maakte daar in de hoek, dicht bij de deur, Holwerda me deelgenoot van zijn zeer grote zorgen om K. S. Als ons dat toch moet overkomen, zei hij. Ik heb hem zien wandelen op de Vloeddijk, en ik ben geschrokken: een oude man. Zijn vrees werd bewaarheid, want hij was een van de zeer weinigen die „wist".

Toen is de eerste slag gevallen

Na de rouw over Schilder kom ik weer in een huis van wetenschap en daar zitten we samen weer voor de eerste maal boven aan de koffie. En met een weemoedig timbre zei Holwerda: daar zat hij de laatste maal, weet je het nog?

Het was de laatste maal dat we beiden daar gezeten waren.

Wanneer het nu weer Donderdag wordt en als het nu weer half elf is, dan zit ik er alleen en eenzaam. Schilder is er niet meer, Holwerda weggenomen. Drie, twee, één. Het wordt eenzaam en verlaten in een huis van wetenschap, de glans is er wel wat af. En van verrassing en van vreugde zullen we nu maarniet meer spreken. Of het moet zijn, dat we ons verheugen over hen, die ingingen in de vreugde van hun Here, en verrassing op verrassing smaken. Want het is beter in het Huis van de Meester dan in welk huis van wetenschap ook.

Maar denk u dat nu eens in. Een huis van wetenschap door de Here beroofd van twee mannen van erkende wetenschappelijke bekwaamheden. Dat huis is „leeg" zonder K. S. Het is nog leger, zo het al kon, geworden, nu, zonder Holwerda. Dat was een van z'h laatste woorden tot mij: wat is het toch vreemd leeg. Zo was het. Wat is het nu vreemd leeg, zo is het.

Elkaar ontmoeten in een huis van wetenschap, het is voor goed voorbij, dat is herinnering.

Maar dan de vreugde met hem. Wat kon Holwerda genieten van zijn studie, en daarin opgaan. Wat een verrassing en een vreugde voor de kerken was zijn inaugurele rede over de Priester-Koning in het Oude Testament. Die fijnzinnige exegese van Ps. 110 en die prachtige behandeling van Zacharia 6. Ik .vergeet het van mijn leven niet, hoe ik in de grootste spanning luisterde naar dit hoogtepunt. Het was waarlijk grandioos, die opening der Schriften. Ik zie hem nog van de kansel afkomen, langs me heenschuiven, naast me zich zetten, mij toefluisterende, of ik me kon vinden in deze oplossing; want we hadden meerdere malen over een en ander al gesproken. Hoe had hij diepe eerbied voor de tekst, voor de tekst alleen. En hij kende zijn hebreeuws, al dacht hij zelf dat het maar matigjes was. Maar wie op het seminarie zijn geweest weten wel beter! En het was steeds weer dat hij met verrassingen kwam op het uur der ontmoetingen in een huis van wetenschap. Maar niemand weet dan ook hoe hij er voor gezwoegd heeft en uren, dagen, weken soms te vorsen zat op een enkel onderdeel.

Wie wel eens een blik geslagen heeft in zijn dictaten over Deuteronomium weet wat de School en de kerken verliezen in Holwerda. Wat een schitterende uitleg van het Woord Gods. Schijnbaar nietszeggende opmerkingen borgen in zich een schat van rijkdom en van verrassend licht over de werken des Heren met Zijn volk. En dan wat hij gaf over de Geschiedenis der Godsopenbaring; wat kregen we veel en wat missen we nog meer. Als één werkte in een huis van wetenschap dan Holwerda.

Hij spaarde moeite noch kosten, tijd noch geld om hen die hij bestrijden moest te leren lezen in hun eigen taal. Hij had zich de laatste tijd zeer bijzonder bezig gehouden met de opvattingen van de Zweedse oud-testamentici, en wilde om hen geen onrecht te doen tot de bronnen zelf gaan en had zich de moeite getroost om hun taal te leren. Wat kon hij daarvan genieten en wat vreugde verschafte het hem hun boeken alleen al te zien en te tasten. Het was een verrassing en een vreugde op zijn studeerkamer te zijn en m.et hem te genieten van zijn kostbare boekerij, zeldzaam en enig in zijn soort. Boeken heb ik gezien, die ge nergens elders in ons land zult kunnen vinden. Hij had ze, en hij achtte het noodzakelijk ze te bezitten en te lezen voor onze kerken en haar dienaren. E!en man in een huis van wetenschap. Geloof me, „het deert onder elkaar niet, dat hiermee een nieuwe groentijd begint". Of die was begonnen, en de noviet, de nieuweling, was klein en verslagen over de vrome kennis van de Schriften van deze schriftgeleerde. De vreugde was steeds aan mijn zijde en de verrassing niet minder, bij elke ontmoeting in een huis van wetenschap.

Hij zeide, dat er een glans was op die dag van zijn 'optreden, omdat hij ook mocht samenwerken met mij. Maar ik verzeker u: er was alle dagen glans op mijn werk in Kampen, en hij kon er zo inkomen en me zo uitnemend vertroosten als ik hem klaagde wat hij in zijn sprankelende toespraken tot anderen zeide. Hij had er begrip voor en kon mijn klacht verstaan, dat er schier geen tijd overschoot om naast het werk in eigen gemeente en naast de haast onoverkomelijke zorgen van het classicale leven zich meer te geven aan werk in een huis van wetenschap.

Wat zal ik meer verhalen? Het was veel hem te ontmoeten in een huis van wetenschap. Het was zo mogelijk heerlijker hem te ontmoeten in het huis der kerk. Niet te vergeten zijn aandeel in de commissie van de groningse synode. Hoe voortreffelijk was zijn medewerking in zendingszaken te Amersfoort 1948. Als één meeleefde dan hij, als één de zaken doorzag dan hij. Het voegt niet te klappen uit commissievergaderingen en uit comité-zittingen, maar dan zoudt ge het allen weten, dat deze man verteerd is van zorg om het leven en lijden van de kerk des Heren.

Trouw en eerlijk was hij tot het mterste. Hij kón het niet verdragen, ook niet van zijn eigen broeders, als ze niet eerlijk waren. Verschil van inzicht droeg hij gemakkelijk, mits de eerlijkheid en de trouw niet in het geding waren of zouden komen.

Hij had een ongeëvenaard vernuft om de meest onoplosbare vragen te herleiden tot haar eenvoud en simpelheid. Het scherp ontleden en scherp stellen der problemen „lag" hem. Het was een verrassing en een vreugde dan onder hem te werken. Het was werkeUjk permanent novitiaat. Maar Holwerda diende de Here in alles.

Hij vroeg om samenwerking en sprak van samengenieten, beide heb ik ontvangen en voor beide ben ik dankbaar. Wat hunkerde hij naar samenwerking onder elkaar ten bate van de gemeente des Heren. Vooral in het Huis des Heren, in de kerken, onderling als collega's. Hij leed onder verwijdering en smeekte om toch elkaar op te zoeken en elkaar te vinden en met elkaar te praten. Er ging geen Dinsdag voorbij, of het eerste wat Schilder en Holwerda vroegen, wanneer ik binnenkwam, was: En hoe gaat het in en hoe gaat het in ? En hoe zijn de onderlinge verhoudingen te ? En hoe gaat het toch op de classis ? Ze leefden voor de kerken en ze leden met de kerken. Werkelijk, ze hebben geleden

meer dan een uwer weet. Ze zijn" verteerd in de dienst van de kerk des Heren.

Ik kan het eerlijk zeggen: het leven is voor Holwerda in een huis van wetenschap zeldzaam zwaar geweest. Hij had heimwee naar de kansel en naar zijn wijk. Zwaar geweest niet alleen om te worden een professor, maar zwaar vooral door het leed om de kerk en de gevaren voor de kerk. Zeldzaam scherp kon hij zijn, scherper vaak zelfs dan de zo „scherpe" Schilder. Vlijmscherp in zijn polemiek, maar niemand kan dan ook begrijpen hoe zwaar het hem viel om te spreken en de schrijven. Maar hij had een pastoraal hart, hij was pastoraal in alles, ook als magister en professor. Een pastor angelicus is ons ontvallen. Is het eenzaam in een huis van wetenschap, eenzaam niet minder in het huis der kerk. Hij beleed het van die glans op zijn dag, maar het rouwfloers neemt zoveel van de glans weg die hij stralen deed over hen die met hem werken mochten. Neen, onder elkaar deerde het niet, dat een nieuwe groentijd begon; wat mij betreft duurde het novitiaat al te kort.

Maar in een huis van wetenschap heeft ook de Here liet eerste en het laatste woord. Hij heeft ons zoveel ontnomen, het heeft Hem goedgedacht ons nu voortaan te laten vertrouwen op de Bron van wijsheid en kracht alleen.

Het was , , gemakkelijk" en heerlijk om te bidden voor de School der kerken en haar hoogleraren, voor een huis van wetenschap mèt Schilder en Holwerda. Het, is veel moeilijker, maar ook noodzakelijker, voor dit huis van „wetenschap" te bidden nu Schilder en Holwerda door de Here zijn weggenomen. Wat wordt er gebed gevraagd, gevorderd zegt de Catechismus, voor hen die zijn overgebleven, voor de Curatoren, voor de komende generale synode, voor docenten en studenten.

Het gebed zij primair voor het huis des Heren. K. S. zong zo graag en liet zo graag zingen uit Psalm 122. En Holwerda hunkerde naar een stad die wèl samengevoegd is. Want beiden hebben de kerk gezien, het huis des Heren, in ons gebouwd. Ze hebben beiden geleden en zijn beiden gebroken onder de lasten en zorgen van het huis des Heren.

En nu? onze verwachting is van de Here. En laat ons nu hui. nagedachtenis eren door te wandelen ook in hun sporen in een huis van wetenschap, en vooral in 's Heren huis.

En worde er gebeden om de vrede van Jeruzalem. Wèl moeten zij varen die haar beminnen en het goede zoeken; wèl moeten zij varen die nijd en twist schuwen. De vrede zij en blijve in onze kerken. Nooit moet haar nijd of twist verkloeken. Ieder onzer zegge het de dichter na en belove het de Here om der wille van Zijn kerk, dat huis des Heren, herdenkende onze broeders, die Hem hebben gediend in een huis van wetenschap voor Zijn huis:

Om 's Heren huis in u gebouwd, waar onze God Zijn woning houdt, zal ik het goede voor u zoeken.

Dan komt de glans van Christus over het samenwerken en samengenieten zowel in een huis van wetenschap als in het Huis des Heren, dat is ZIJN

VOLK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

IN EEN HUIS VAN WETENSCHAP

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's