GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Holwerda als profeet gederailleerd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Holwerda als profeet gederailleerd?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat is de ontstellende conclusie, die de Heer E. van Ruller, Hoofdredacteur van de Nieuwe Provinciale Groninger Courant trekt, als hij bij de baar van Prof. Holwerda diens levensgang overziet en van dit zijn overzicht rekenschap geeft in zijn „Weekend" van Zaterdag 13 Mei 1952. Een ontstellende conclusie inderdaad. De Heilige Schrift laat ons zeer duidelijk weten, hoezeer over 'n profeet die derailleert, 't ongenoegen Gods gaande wordt gemaakt. De profeet, die tegen zijn instructies in bij een „collega" op bezoek ging, nadat hij Gods woord aan Jerobeam had overgebracht, werd door een leeuw verslagen. Een andere profeet, die weigerde zijn ambtgenoot toe te takelen, hoewel dat bevel Gods was, onderging hetzelfde lot. Prof. Holwerda als profeet gederailleerd, dat betekent — waarom het te verbloemen — dat de heer van Ruller het over Holwerda uitgesproken afzettlngsvonnis au serieux genomen veil zien: serieus in de zin, waarin de Dordtse Canones het woord gebruiken, als zij zeggen, dat degenen die door het evangelie geroepen worden serio, serieus, ernstig, welgemeend geroepen worden. Holwerda serieus, ernstig geschorst. Zijn schorsingsvonnis is niet een menselijk, maar een Goddelijk oordeel. Nogmaals: het heeft geen zin te verbloemen, dat dit de betekenis is van de conclusie, waartoe de Jieer van Ruller gekomen is. Het is de naakte werkelijkheid van zijn mening die uit zijn „Weekend" spreekt, hoe sereen het ook is gesteld, en hoezeer van Ruller ook verzekert, dat in dit alles zijn waardering voor Holwerda ongerept is gebleven. Let wel: „in dit alles" is juist begrepen dat profetische deraillement! Ondanks dat bleef de waardering van de heer van Ruller ongerept. Maar hij en wij hebben toch zeker te maken met de vraag of de waardering van de Zender der profeten ongerept blijft ten aanzien van een gederailleerde gezondene. En passant wordt ook even uitgesproken, dat het schorsingsvonnis van Schilder niet te handhaven valt. Immers verzekert de heer van R.: „Schilder bleef in de oude reformatorische lijn." Zulks in tegenstelling met Holwerda, wiens lijn afgebogen is naar het piëtisme! Daarin ziet de heer van R. juist Holwerda's profetisch deraillement.

Hoort toe, hoe de heer van Ruller dit voor Holwerda vernietigende oordeel formuleert. Hij stelt, dat Holwerda aanvankelijk zijn profetisch charisma goed heeft gebruikt. Van Ruller heeft dit zelf kunnen constateren uit menige prediking, die hij van de Amersfoortse dienaar des Woords heeft mogen horen. „Profetie", zo zegt van R., „is het woord Gods spreken, hoe of de omstandigheden zich dan ook. voor doen. Holwerda deed dit, hoe of hij dan ook kwam te staan." Dit Holwerda uit zijn Amersfoortse periode erende oordeel baseert hij op het feit, dat Holwerda eens gezegd heeft: „Gelooven, dat is als de menschen je alles ontnemen, vast overtuigd zijn van de belofte Gods, en daaruit dan ook leven". Maar na dit erende oordeel komt het volgende uit de pen van de heer van R.: „Toch blijft een analyse van Holwerda uitermate moeilijk. Naar mijn mening is hij aan zijn oorspronkelijk uitgangspunt niet trouw gebleven. In de loop der jaren, in de bewogen jaren van de oorlog en van de kerkelijke strijd, sloeg hij om. Hij werd van de objectivist de subjectivist (ik spatieer, v. d. S.), van de voorwerpelijke de onderwerpelijke. Hij heeft de spanning van de profeet niet kunnen verdragen. De omstandigheden hebben hem overwonnen."

Nu moet je niet altijd elk woord van een scribent op een goudschaaltje wegen. Het is te vergeven als eens ergens ter typering een term wordt gebruikt, die op de keper beschouwd onjuist is, maar toch in het verband waarin hij voorkomt, en om het doorgaande gebruik dat er van gemaakt wordt wel duideliik is. Zo hoeft het op zichzelf niet al te zeer te verontrusten, dat voor die door de heer van R. geconstrueerde eerste periode van Holwerda's ambtsdienst de term objectivist als kwalificatie wordt gebruikt. Ofschoon iemand, die Holwerda wil eren dan toch wel moet bedenken, dat onze overleden broeder die term ter kwalificatie van zijn ambtsdienst, indien zij serieus bedoeld ware, zou hebben gehaat. Hij haatte trouwens heel de problematiek die als vraagstelling opwerpt: moet de prediking onderwerpelijk of voorwerpehjk zijn. Hij moest ook niets hebben van een evenwichtsconstructie tussen die twee. Hij wilde niet een stukje voorwerpelijkheid en een stukje onderwerpelijkheid. Het was immers zijn Schriftuurlijke overtuiging, dat waarachtige bediening van Gods woord, van begin tot eind Schriftontsluiting moet zijn voor de gemeente des Heren. Niet een stukje uiteenzetting en een stukje toepassing, maar van begin tot eind Schriftopening voor het volk Gods. Schriftopening die die naam verdient spreekt daarom van het begin tot het eind het horende „subject" aan. Hoe zou het anders kunnen, daar immers Gods beloften, die met bevel van geloof en bekering tot ons komen, altijd aan de gemeente en daarin aan alle leden der gemeente

zijn geadresseerd. Van objectivisme in de echte betekenis van het woord, was Holwerda steeds een even verklaarde vijand als van het subjectivisme.

Maar goed: op zichzelf hoeft over die term: objectivist niet zo hard gevallen te worden. Doch uit het vervolg van het „Weekend" van de heer van R. blijkt wel, dat hij het woord objectivist serieuzer bedoelt, dan eerst schijnen kan. Immers verwijt hij Holwerda een afbuigen naar de piëtistische lijn die tenslotte eindigen moet in alleen maar aandacht hebben voor de ziel. Dat doet de suggestie aan de hand, alsof Holwerda in die door van R. geconstrueerde eerste periode zich toch inderdaad bezondigd heeft aan het „objectief" uitstallen van de geloofsinhoud, terwijl dan later het persoonlijke element zou zijn gaan domineren. Reeds eerder heeft een scribent verzucht: Geef mij de heilshistorische Holwerda maar, die was altijd nog beter dan de tegenwoordige exemplarische. De werkelijkheid was bij Holwerda echter geheel anders. Altijd heeft Holwerda het woord bediend met het oog op de concrete situatie en de concrete behoeften van de gemeente. Maar velen die hem eerst waardeerden gaven hem later niet thuis toen hij het kerkverval in eigen kring scherp ging belichten vanuit de Schriften. Tóen heette hij plotseling exemplarisch, maar hij bleef heel gewoon die hij was.

Haasten we ons echter het bewijs te horen dat de Heer van R. voor deze conclusie: „Holwerda werd eerst objectivist, daarna subjectivist" geeft. Hier is het:

„De kerk was voor hem", in zijn latere periode, „het een en het al. Toen naar zijn inzicht de kerk werd aangetast, heeft hij de kerk tot het absolute verheven. Van haar zag hij geen zonde meer, nadat zij door nieuwe reformatie tot vrijmaking was gekomen. De kerk had de waarheid en via het ambt werd deze waarheid in de wereld verkondigd. In zijn latere tijd heeft Holwerda niet duidelijk meer gezien, dat Gods schepping rijker was dan de formatie van de kerk en dat de andere levensgebieden eveneens een taak hadden te vervullen. Hij ging verder dan zijn collega Schilder, verwierp alle onderscheiding in terreinen en trok alles samen op de kerk." Even verder:

„Schilder heeft Holwerda niet willen volgen. Tussen hem en Holwerda lagen zeer duidelijke verschilpunten. Schilder bleef in de oude reformatorische lijn. De lijn van Holwerda buigt af naar het piëtisme, waarin men uiteindelijk alleen de kerk maar meer ziet en ten allerleste alleen de ziel maar meer ziet. Die lijn is niet meer klassiek gereformeerd".

Ziedaar het bewijs voor Holwerda's subjectivisme!

Hij zag alleen de kerk nog maar en dat is piëtistisch en leidt uiteindelijk tot het alleen maar zien van de ziel.

Wat is nu het ontstellende van zulk een geschrijf bij de baar van Holwerda? Dat het formidabel dom is? Want dat is het inderdaad! Holwerda zou van de vrijgemaakte kerken geen zonde meer hebben gezien! Hebt u ooit gehoord, dat het piëtisme alleen de kerk maar meer ziet? Ik heb altijd gehoord, dat het van de kerk niets, maar dan ook helemaal niets ziet. En laten we eens aannemen, dat Holwerda alle Christelijke actie wilde onderbrengen in de activiteit van de de kerk — des neen! — dan wilde hij toch maar Christelijke actie. Ik heb altijd gehoord, dat christelijke actie in de hier bedoelde zin ook zeer on-piëtistisch is. Zijn de Roomsen piëtisten, omdat ze alles kerkelijk maken? Dom die het beweert. En als iemand Holwerda een Rooms kerkbegrip aanwrijft en dan concludeert: derhalve boog hij af naar de piëtistische Ujn, begaat hij een niet minder grote domheid. Rome maakt alles kerkelijk. Is Rome daarom geëindigd met ten leste alleen maar meer de ziel te zien? Formidabele onzin beweert de man die dat zou neerschrijven. Maar de heer van R., die Holwerda een Rooms kerkbegrip aanwrijft, zegt: de man moet eindigen met ten allerleste alleen maar meer de ziel te zien. Dom is het ook juist ten aanzien van de kerk een tegenstelling te construeren tussen K. S. en Holwerda. A1 s er tussen hen discrepanties waren dan zeker niet daar!

Ik vraag weer: wat is het ontstellende in dit ge-; schrijf van de Heer van R.? De domheid ervan?

Het is niet kwalijk te nemen als iemand, geroepen om binnen enkele dagen een artikel te schrijven over een figuur als man van 't formaat van Holwerda, zich in zijn conclusie vergist. Maar zich vergissen is toch nog wat anders als wat de heer van R. in zijn „Weekend" van 13 Mei ten beste geeft.

Toch is dit niet het allerergste. Het allerergste is, dat dit artikel komt uit de pen van de hoofdredacteur van de Nieuwe Provinciale Groninger Courant. Zo iemand wil het christenvolk toch met gezag voorlichten !

Welnu: de gevolgen van zulk een voorlichting als hier gegeven werd, die moeten we vrezen. De heer van R. wil de gevolgen van Holwerda's zienswijze keren, zegt hij. Maar het verdrietige is, dat te vrezen staat, dat de gevolgen van van RuUers voorlichting niet te keren zijn. Want het eenvoudige volk wordt door zulk een „Weekend" kopschuw gemaakt voor iemand, die heel eenvoudig doorgegaan is met tegen het voortgaande kerkbederf profetisch ziin stem te verheffen „hoe of hij dan ook kwam te staan". Hoe Holwerda daardoor kwam te staan? Wel, daarvan levert'het „Weekend" van de heer van Ruller wel een droevig bewijs. Dat „Weekend" bewijst daardoor voor de zoveelste maal het deraillement van veel, wat zich onder ons aandient als ChristeUjke pers.

J. P. v. d. STOEL Jr.

Een niet onbelangrijke na-oogst is op de laatste verantwoording gevolgd, n.l. van Zr A. S. te G. f5.— („Uit liefde en dankbaarheid voor Prof. Schilder"); van E. S. te E. f2.—; Fam. T. W. P. te A. f2.50; van A. te R. f25.—; van H. v. M. te M. f2.50; van de Geref. Mannenver. te F. f 2.50; van H. B. te N. A. f 2.50; van W. P. M. te V. f 1.—; als opbrengst van een collecte op de gemeentevergadering te Heemstede, gewijd aan de nagedachtenis van Prof. Schilder f23.—; van Zr J. K.-de R. te O. f 2.—; van S. D. te A. f 1.—; van J. Z. te L. f 10.—; van A. v. N. als opbrengst van een muziekavond te Amsterdam f 32.—; door bemiddeling van student B.. f 1.— van zr D. C. te A.-C; van zr J. O. te H. f 5.—; per brief uit 's-H. f 2.50 zonder vermelding van naam; van E. R., K.E. f3.50; per brief van T. v. G.- P. te V. f2.50 (zeer veel dank voor de hartelijke ibrief,

ik hoop die aan Mevr. S. door te geven); van T> . v. d. E. te C. f2.50; via br B. f2.50. Totaal f 130.50.

Aan ibr Troostlieide te Bilthoven mijn dank voor de toezending van enkele nrs van 't blad „Sinar djiwa", de Maleise uitgave van „Lichtstralen" — had ik ze voorheen ontvangen, ik zou niet in raadselen gewandeld hebben.

^t Eindresultaat is, dat huiten de f2000.— benodigd voor 't Aula-orgel, ontvangen werd: f274.96 + f238.07 + f 130.50 = f643.53.

De onkosten voor plaatsing, inruilen van motor en een kleine verbetering bedragen ongeveer f 375.—. Er Is dus voor muziek over 'n kleine f 270.—. Aan 't eind nog eens: voor deze wèl-daad, aan de Hogeschool be­

wezen, ons aller hartelijke dank!

P. D.

Door bemiddeling van Mevr. Schilder ontving ik f 7.— voor de Bibliotheek. De kerkeraad te H. had van br C. te B. 71 exx. ontvangen van diens blad ter verspreiding; br C. wilde daarvoor geen geld toucheren, maar verzocht het verschuldigde bedrag over te maken aan Prof. Schilder voor onze Bibliotheek. Onder hartelijke dank

aanvaard!

P. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Prof. Holwerda als profeet gederailleerd?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's