GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Lets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIV.

HET BEZOEK.

Ds. Hulslus sloot den brief en stond op, zonder een woord te spreken. Ook Ds. Schorer zweeg. Beiden voelden al het pijnlijke van de hun opgedragen taak. Meermalen hadden zij reeds gevraagd, of de classis hen daarvan ontslaan wilde. Maar de broeders waren hen blijven belasten met de zaak van Stroobant, juist omdat die zoo gewichtig was. Beiden waren bekend als teedere zielen, gemoedelijke Evangeliedienaars, maar onverzettelijk op het stuk der leer die naar de Heilige Schriften is. Strenge Calvinisten, oprechte Voelianen, of hoe gij ze verder noemen wilt die mannen inde i6de en 17de eeuw, die beslist weigerden de philosophic eenig recht te geven over Gods Woord, waren zij.

Onvermoeid waren zij bezig geweest, om Stroobant van onrecht en leugen te overtuigen uit Gods Woord. Smeeken konden zij hem, om toch af te laten van zijnen verkeerden weg. Desniettemin lieten zij zich niet van het rechte spoor afleiden; hunne scherpzinnigheid ontdekte elke poging, om met schoone, nietszeggende woorden orthodox te zijn. Ook het bezoek, dat zij nu wenschten af te leggen, moest dienen, om Stroobant te ontmaskeren. Doch juist dat ontmaskeren, en dat nog wel tegenover eene vrouw, was hun pijnlijk. Daarom dat zwijgend zich opmaken naar de woning van juffrouw Roman.

Hoelang onze predikanten daar zwijgend naast elkaar geloopen hebben, weten wij niet. Alleen weten we, dat zij ten slotte wel eenige afspraken moesten maken. Schorer zou beginnen met eenige vragen te doen en Hulsius zou er zich alleen inmengen, als hem de mededeelingen van juffrouw Roman niet duidelijk genoeg waren.

Zij zijn nu ten huize van den heer Roman, den broeder der juffrouw, wie het bezoek geldt. Deze treedt binnen, neigt voor de predikanten, drukt de hand van den bloedverwant en begint over een en ander van huiselijken aard te spreken. Eindelijk verzoekt Ds. Schorer, of hij haar omtrent haren brief aangaande Stroobant eenige inlichtingen mag vragen. Na een bevestigend antwoord ontvangen te hebben, begint hij:

«Eilieve, nicht, wil ons toch eens vertellen, wat gij u nog herinnert van uw gesprek met Ds. Stroobant, waarover het geloopen heeft, wat uw indruk daarvan was? ”

»Dat wil ik gaarne doen, waarde neef, indien ik niet verplicht word tot een letterlijk teruggeven van ons discours.”

»Neen, dat spreekt, Sara", hernam Ds. Schorer.

»Nu dan", antwoordde juffrouw Roman, »wij spraken over het gebed. Eerst waren we het eens, zoolang Ds. Stroobant namelijk de woorden van den Catechismus bezigde. Doch toen hij aan het verklaren hiervan ging, werd ik zeer geërgerd. Hoe langer hij sprak, hoe meer ik mij ergerde, zoodat ik hem ten slotte zeide; Moet gij binnenkort uw examen voor de classis afleggen? Zij zullen u zeker niet toelaten. Ik zal ten minste aan den Praeses van de classis of eenige andere leden bekend maken, wat gij van het gebed gelooft, teneinde daarop in uw examen behoorlijk reflexie genomen wordt.”

»Waarom hebt gij aan dat plan geen gevolg gegeven, waarde nicht", vroeg Ds. Schorer.

»Wat zal ik hierop zeggen, waarde Dominee's", hernam juffrouw Roman, »eerlijk gezegd, ik zag er tegen op. Een vrouw beschuldigend optreden tegen een leeraar, ik kon er niet toe besluiten. Toen heb ik mij getroost met de gedachte: Daar zijn predikanten, die Stroobants gevoelen kennen. Zij zijn de wachters op Sions muren, die waken moeten tegen ketterij en allerlei wind der leer. Het heeft mij dus zeer verwonderd, dat die predikanten zoo stille gezwegen hebben.”

»En wie zijn die predikanten wel, lieve nicht", vroeg Ds. Schorer.

»De beide Dominee's Biscop, Ds. Vermaten, Ds. Van Leeuwen", hernam de vrouw.

»Maar wat zei hij dan van het gebed? " vroeg Ds. Hulsius.

»Onder anderen dit", antwoordde juffrouw Roman, »een Christen moet niet bidden. Als hij bidt bewijst hij dat hij den Heere niet vertrouwt. Daarentegen moet zijn leven één danken en al wezen.”

»Hebt ge na dit gesprek nog wel meer met Ds. Stroobant over een en ander gesproken", vroeg Ds. Schorer weer.

»Ja, meer dan eens", zei juffrouw Roman. »Als hij in Neuzen kwam, bezocht hij mij altijd. W5 spraken echter niet meer over zulke gewichtige onderwerpen, behalve eens, toen hij mij verzekerde, dat hij geen Hattemist was, maar veel onderzoek gedaan had naar de gevoelens der Hattemisten. Om zich te oefenen, had hij ook eens met mij over het gebed gesproken in Hattemistischen geest. Ik zou ook niet meer aan ons bekende gesprek gedacht hebben, indien niet de beschuldiging der classis tegen Stroobant over Hattemisterij ons oude gesprek op het tapijt gebracht had.”

»Maar weet ge wel zeker, dat Ds. Stroobant het door u genoemde gevoelen over het gebed voor u uitgesproken heeft", hernam Ds. Schorer.

„Gewis", verzekerde de juffrouw. »Doch ten overvloede heb ik hem laten zeggen dat ik dezer dagen naar Middelburg ging en gaatne met hem wilde geconfronteerd worden tegenover de deputaten.”

»Maar Ds. Stroobant beweert, dat u hem erkend heeft, dat u hem zelf niet van Hattemisterij verdacht, maar door Ds. Enoch Biscop daarop gebracht. zijt", zeide Ds. Hulsius. > Toen zijt ge, volgens hem, naar Ds. Biscop gegaan en deze excuseerde zich, dat hij dit van hem gezegd zou hebben. Integendeel hield hij hem voor een rechtzinnig predikant.”

»Onwaar, Dominee Hulsius”, antwoordde juffrouw Roman.

»Heeft u dan Ds. Stroobant heel niet gesproken bij Ds. Biscop", vroeg Ds. Schorer.

»Ja wel”, hernam juffrouw Roman, »maar toen hebben wij het minder gehad over zijn dwalend gevoelen omtrent het gebed, als wel over zijn vreemd gevoelen, dat hij zei uit den mond van Ds. Biscop gehoord te hebben, aangaande de ziel van den mensch en hare schepping.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Lets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's