GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Oproeping voor het Sgonodaal Convent.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oproeping voor het Sgonodaal Convent.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De uitnoodigingsbrief, die door denKerkeraad van Voorthuizen aan de Kerkeraden, die weer onder de Kerkenordening van 1619 leven, gezonden wierd, was van dezen inhoud:

VOORTHUIZEN, I2 Mei I887.

Aan den Eerw. Kerkeraad.

GENADE, BARMHARTIGHEID, VREDE ZIJ U.

De Kerkeraad van de Gereformeerde Kerk te Voorthuizen, daartoe aangezocht door de broeders die op 11—14 Januarij dezes jaars te Amsterdam in Congres vereenigd waren, ten einde de Reformatie der Kerken te bespreken, komt thans tot de Kerkeraden, die tot de Kerkenordening van 1619 zijn teruggekeerd, om U uit te noodigen, deel te willen nemen aan de voorbereidende werkzaamheden van het Synodaal Convent, dat, zoo de Heere wil, op Dinsdag 28 Juni e.k. en naar wij gissen, drie of vier volgende dagen te Rotterdam zal worden gehouden. Deze voorbereidende werkzaamheden zullen moeten bestaan in drieërlei, en wel:

I°. in het benoemen van twee of meer afgevaardigden, waaronder twee met recht van stem, en wel, zoo dit kan, één Bedienaar des Woords en één Ouderling, om op bedoeld Convent namens hun Kerk tegenwoordig te zijn en te handelen;

2°. in het tijdig mededeelen aan den Kerkeraad van Voorthuizen van al zulke punten, vragen en voorstellen, als Uwe Kerk in behandeling wenscht te zien komen; en

3°. in het bespreken in Uw Kerkeraad van de U later toe te zenden Punten van behandeling; het gelasten van Uw afgevaardigden op die punten; en het uitreiken aan deze van credentie-of geloofsbrieven.

Uit dien hoofde verzoekt de Kerkeraad U, uiteriijk binnen veertien dagen na.dagteekening dezes, hem opgave te willen doen toezenden i". van de door U benoemde afgevaardigden, met aanwijzing van hen, die stemmen zullen, en 2". van de punten en vragen, die Gij gaarne in bespreking zaagt komen.

Na ontvangst dezer vragen en punten, zal het agendum door de Kerkeraden van Amsterdam en Rotterdam, volgens opdracht van het Congres, U tijdig worden toegezonden.

Bij het stellen der punten zult Gij in het oog willen houden, dat de vergadering die saamkomt, een Synodaal Convent en geen Synode is, en alzoo het recht mist om hetzij de Belijdenis, hetzij de Ordening der Kerken in behandeling te nemen.

Voor wat aangaat onz« aitnoodigjng totA#fc houden van een Dank-, Vasten-en Bededag, verwijzen we naar bijgaande circulaire.

En hiermede ü en Uwe Kerk Gode en den Woorde Zijner genade bevelende, blijven wij

Uwe Broederen in Christus fezvs,

de Kerkeraad van Voorthuizen,

W, VAN DEN BERGH, Pracses,

W. VAN DE BLEEK, Scriba.

Bij dezen uitnoodigingsbrief was gevoegd een stichtelijke opwekking tot het houden van een Dank-, Vasten-, en Bededag, die aldus luidde:

Houdt sterk aan in het gebed, en waakt in het zelve met dankzegging.”

Zoo roept de HEERE ook thans in Zijn Woord ons toe.

Is er geen reden tot dankbaarheid ?

Tot dankzegging, omdat onze getrouwe God de oogen opende voor jarenlange ontrouw tegenover Christus en Zijn Woord, tegenover Kerkeraad of Gemeente, tegenover Doops-en Ambtsbelofte.

Tot dankzegging omdat eindelijk gehandeld werd overeenkomstig de gedragslijn tegenover de »Synodale Organisatie" door Dr. G. J. Vos Azn. voorgeschreven in zijn »Handboek tot beoefening en toepassing van het Kerkrecht, " blz. 15, alwaar geleidelijke wijziging wordt aanbevolen, •»tenzij men., naar den aiouden regelf met een goed geweien voor God, in gebondenheid aan Zijn Woord, dat in alles kenbron en richtsnoer zij, een of ander punt daar­ mede in onverzoenlijken strijd achtende., zich om h des Heeren wil tot verbreking en overtreding wd gedwongen voelt.

Tot dankzegging alzoo, omdat, niettegenstaande ons ongeloof en onze menschenvrees, de HEERE God zondige boeien deed verbreken en menschelijke inzettingen, die met Zijn Woord streden, deed verwerpen en weder lust gaf in Zijne inzettingen.

Ja, dankzegging mag er wezen voor zoo menige wonderlijke uilkomst in nood, bescha­ t ming van vrees, nederwerping van tegenstand, t als in tal van Kerken ondervonden is. Nog ­meer, indien met het losmaken van kerkelijke b boeien, door de liefelijke werking des Heiligen Geestes, banden van ongeloof en gierigheid mochten springen, het zachte juk van Christus d op de schouderen mocht gelegd worden, en Hij leerde zachtmoedig en nederig te zijn.

Wie zal den lof des HEEREN uitspreken voor de geestelijke zegeningen hier en daar genoten; voor den broederband weder opgeleefd; de gemeenschap der heiligen opnieuw ervaren; ja de bekeering van menige ziel, die samenviel met de bekeering in het Kerkelijk leven. Zalig, wie waarlijk niet maar roepen mocht voor de eere van «Koning Jezus'', maar in aanbidding nederzinken voor den Immanuël en Goël, Wiens trouw door onze ontrouw niet verbroken wordt, Wiens scepter vrijspraak gaf, toen wij het doodvonnis verwachtten, van Wiens lippen de myrrhe afdrupte, door Wien wij tot den Vader gaan.

Dankzegging mag er wezen voor de allerwegen zich openbarende begeerte paar vereeniging tusschen alle Gereformeerden in den lande; voor de mannen, die de HEERE verwekte, om raadslieden Zijns volks te zijn bij zoo gewichtige handelingen; voor de wonderlijke wijze, waarop reeds jaren lang hetgeen thans geschiedde, werd voorbereid; ja voor den tegenstand van allerlei kanten, die de , doorwerking van Gods Woord op Kerkelijk gebied eer begunstigt dan stremt.

Neen, Gods weldadigheid verzwijgen, mogen wij niet. — Maar maakt deze juist onze schuld niet te zwaarder, ja moest niet menigeen belijden, dat juist na de »vrijmaldng" zijner Kerk eerst gevoeld werd, hoe diep onze Kerken zijn gezonken, hóe schuldig wij voor den HEERE staan?

»En nu van achteren is er maar één getuigenis in de ziel", werd bij de Inleiding van het Congres gezegd, »hoe we zoo laf en zoo trouweloos konden zijn, om ons nog-zóó door onzen God te laten slepen." Welke Kerk moet dit niet beamen? Hoe heeft dikwijls de vrees voor schorsing of het voorbeeld van anderen gewerkt, wat uit gehoorzaamheid aan Gods Woord reeds veel vroeger had moeten geschieden?

Ja wordt thans niet duidelijk, hoe tengevolge van jarenlange tuchteloosheid en stilzwijgen, de gemeente dermate onbekend is met de gruwelen der organisatie en ontwend aan de gezonde Kerkregeering, dat velen na de verlossing evenals geredde dieren weder den brandenden stal of als vrijgelaten slaven de oude boeien weder opzoeken? In hoé menige gemeente ondervond de Kerkeraad juist tegenstand van hen, die reeds lang Kerkelijk behandeld moesten geweest zijn, of ten minste in hun ambt door anderen vervangen!

En toch, om nog meer redenen hebben we met het volk uit Jeremia 3 : 25 te betuigen: Wij liggen in onze schaamte en onze schande overdekt ons.”

Verstaat de Gemeente het wel, dat de vijandige houding van tal van leeraren mede een gevolg is van de onverschilligheid der Kerken omtrent de wijze hunner opleiding, en dat, ware 50 jaar geleden de stichting eener Gereformeerde Universiteit begonöén, zij die thans vervolgen wellicht pleitbezorgers der zuivere beginselen op Kerkrechtelijk' gebied geweest zouden zijn?

Wordt er wel smart gevoeld over tegenstand of weifeling van Broeders, rdet wie men overigens in één geloof verbonden is, en wordt wel een antwoord gezocht op Israels kreet in Richteren 21: t> o, HEERE, God van Israël! Waarom is dit geschied in Israël, dat er heden een stam van Israël gemist wordt? ”

Bestaat niet het gevaar, dat menige Kerkeraad het deel der Gemeente, dat niet medegaat met de Reformatie, zich niet meer op de ziel gebonden gevoelt, en wanhoopt, dat ooit langs den weg van verootmoediging en geestelijke worsteling nog eens dergelijke verbroedering kon volgen, als tusschen Juda en Benjamin volgde na de veroootmoediging en tuchtoefening in Richteren 20 beschreven?

En hoe meent men in tal van Gemeenten door een enkel schrijven aan den Kerkeraad jarenlang verzuim in gebed of waarschuwing als te vergoeden, terwijl soms te ongevoelig de pijnlijke ofschoon noodzakelijke scheur getrokken wordt!

Wordt niet ten gunste van de »vrijmaking" der Kerken te veel nadruk gelegd op volle lokalen, ruime collecten, nieuwe hulpkerken en vergeten dat juist de H. Schrift in Lukas 12 : I, Micha 6 : 7, 8, Jes. 66 : i, 2 daartegen waarschuwt en vooral op de verbrijzeling des harten, het recht doen en op persoonlijke barmhartigheid wijst, en ook Art. 29 der Belijdenis andere merkteekenen der Gereformeerde Kerken en der Christenen'noemt?

En omgekeerd, hoe menigeen, die alleen of , , ipet slechts enkelen in stad^ of dorp de beïceering zijner Kerk wenscht, wanhoopt daaraan, vergetend dat zoo krachtige belofte ligt in Matth. 18 : 20: nWaar twee of drie vergaderd zijn in Mijnen Naam., daar ben Ik in het midden van henP' en dat juist op hel gebed van één Nehemia, één David, één Samuel of één Mozes, de HEERE de grootste verlossingen of hervormingen schonk.

En waar het kwam tot Kerkelijk optreden, hoe hebben wij dan als Kerkeraadsleden allereerst te vragen, of niet veel tot verootmoediging stemt.

­ Is niet menige teleurstelling of nederlaag gevolg ook van nog verborgen afgoden of gekoesterde lievelingszonden?

Laten Predikanten en Ouderlingen, maar ook Gemeenteleden niet vergeten, dat gierigheid en vergoding van het schepsel, hoererij en onbezonnen huwelijken, pronkzucht en tuchteloosheid in het huisgezin de grootste jammeren over Volk en Kerk brachten.

Denk aan Jakob (Genesis 34) en Achan (Jozua 7); David (2 Samuel 12) en den Leviet van Richt. 19; Hiskia (2 Kon. 20) en Eli (i Samuel 3).

Wordt niet in menige onzer Kerken ongeregeld Kerkeraadsvergadering gehouden, en, indien het geschiedt, vergeten eerst op elkander tucht te oefenen, alvorens men tegenover de Gemeente optreedt?

Wijden de Bedienaren des Woords thans vooral genoegzame studie en gebed aan hunne heerlijke taak; gaan de Ouderlingen niet menigmaal voort in de sleur, door de organisatie. elaas, begunstigd, maar thans verboden, en h ordt door Diakenen niet te vreesachtig soms e zorg voor meerdere armen op zich ge­ o omen, terwijl vergeten wordt, dat juist waneer werkelijk weder eens opoffering voor ar­ r v en, weezen, weduwen en kranken door Geeente en Diakonie geschieden mag, zoowel w eestelijke zegen als tijdelijke welvaart aantaande is?

Oefenen de Gemeenteleden thans vooral ucht op elkander uit en vermaant men ook egenstanders, of trad verbittering voor deernis, en onverschilligheid voor vertrouwen op Gods elofte in de plaats?

Ja, is er waarlijk geestelijk leven en godzaligheid ? Bestaat niet het gevaar, dat het op en voorgrond stellen van het Koninklijk ambt onzes dierbaren Middelaars sommigen het oogepriesterschap aan het oog des geloofs onttrekt en wordt niet in menige Kerk hijgend uitgezien naar het neerdruppelen an genade en vrede, waar men thans juist in het besef van Gods ontfermende weldaden te meer behoefte gevoelt, om ook zijne kerkelijke, huiselijke en persoonlijke schuld weggenomen te zien door het bloed des Lams?

En waar de strijd voorde eere van Gods Woord en het Herderschap van Christus over Zijne Kerken gevoerd wordt, zijn onze wapenen wel immer heilig, onze drijfveren zuiver en handelen wij in het geloof dat de wereld overwint?

En toch niet alleen deze toestand van onze Kerken; waarbij voor ieder persoon en iedere plaatselijke gemeente nog zooveel bijzondere redenen tot verootmoediging komen; roept tot gebed wegens schuld en nood, nog meer van geestelijken dan van tijdelijken aard.

Het feit bestaat dat tal van > Hervormde" Kerken moordetiaarskuilen zijn, waarin week aan week de zielen geestelijk in den dood gehouden worden door eene prediking, die zorgeloosheid bevordert in de wandelaars naar de hel of ook de fundamenten der Gemeente ondergraaft, door verzwijging of verbastering van de rechtvaardigmaking, de vastigheid van Gods Woord, de beteekenis der Sacramenten enz.

Afgodstempels moest men de Kerken noemen, waarin een andere God dan de Drieëenige en Zijne volzaligheid en onmisbaarheid verkondigd wordt. Inentingsdwang met zielegif voerde de Synode in, wegens de verplichting om ook leeraars en leden, die goddelooze leer drijven, op den kansel of aan het Avondmaal te dulden. Wettiging van geestelijk overspel wordt schaamteloos geprezen, nu juist goedgekeurd wordt, dat Kerkeraadsleden zich gebonden achten aan verordeningen, die in strijd zijn met Gods Woord en met de trouw aan den Bruidegom der Kerk Jezus Christus.

Zullen deze feiten ons niet verootmoedigen, juist omdat wij door jarenlang plichtverzuim dat kwaad hielpen bevorderen en, helaas! zoo menig Christen zich vergenoegt, wanneer hem maarhetWoord gepredikt wordt terwijl het Kaïnswoord : Ben ik mijns broeders hoeder .^ en de oproerkrect: » Wij willen niet dat deze Christus Ko7ting over ons zij I" de zondige lijdelijkheid tegenover de gruwelen der «organisatie" verklaren zal?

Moet ook op ^/d; «/i««(/2^ gebied de schaamte ons aangezicht niet bedekken, nu. een Grondwet ontworpen wordt, waarin gerekend wordt noch met de Grondwet aller natiën, noch met het gezag des Heeren HEEREN over Nederland? En waar de overheid tegen de kerken optreedt, wordt daarbij niet vergeten, dat hel gebed voor de ^Schilden der aarde" maar al te traag was, ja de overmacht van het tegenwoordig Ministerie mede gevolg is van de zonden en fouten onze eigene geestverwanten ?

Ja, zouden de adressen dezer dagen aan Z, M. den Koning verzonden niet met gebed gepaard moeten gaan, opdat Hij, die in 1866 het hart onzes Konings neigde tot bevordering van de vrijmaking der Kerken, ook thans de Overheid dezes lands en de Vertegenwoordiging onzes volks doe den weg volgen, die recht en billijk mag gekeurd worden ?

Bovendien, ook de Rechterlijke Macht is tot zeer gewichtige beslissingen geroepen. Verrassend was reeds éénmaal het oordeel van het Openbaar Ministerie ten gunste der doleerenden; en toch rechtvaardig zouden we verdiend hebben dat de Rechters zich tegen ons keerden, nu wij zelf zoo lang verzuimden een Gereformeerde Universiteit ook voor de studie der rechten op te richten en nu wij zelfs aarzelen onze zonen er henen te zenden.

Alleen daarin ligt nog de kans van redding, dat onder diepe verootmoediging vanwege onze gierigheid, afgoderij en berekeningszucht gepleit worde op Gods heerlijke beloften in Jesaja i : 2'6. ^En ik zal u uwe rechten wedergeven, als in het eerste en uwe raadslieden als in den beginne^' God behoede ons arme Vaderland, dat niet als vóór 50 jaar tegenover de afscheiding de rechterlijke macht zich tegen ons keere en dan later blijke hoezeer dat de oordeelen verzwaarde en het rechtsbesef vervalschte.

Zijn in onze maatschappij niet brandstoffen opgestapeld ook door de onbarmhartigheid en ontrouw dier Kerken, die niet meer het zout, maar het bederf van het volk bleken te wezen? Dreigt ons Oost-Indië niet eer een steen te worden, die Nederland naar beneden trekt, dan de kurk te zijn waarop het drijft? Ja, zijn de volkszonden van sabbatschending, hoererij, honger naar brood en spelen niet genoegzame grond, waarom alleen door Gods lankmoedigheid ons nog slechts de geringere oordeelen van achteruitgang in alle takken van handel en nijverheid treffen, waarbij telkens klinkt het in Amos 4 tot vijfmaal toe herhaalde: i> Nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. Daarom zal Ik u alzoo doen, o Israel; omdat Ik dit doen zal, zoo schik u, o Israel, om uwen God te ontmoeten!'"'

Zietdaar redenen, waarom de Kerkeraad van Voorthuizen, uitgenoodigd tot het bijeenroepen van het Synodaal Convent, allereerst zich gedrongen gevoelde, om op te wekken tot dankzegging, maar dan ook tot gebed wegens de schuld en den nood van vaderland en kerken, door het houden van een Dank-, Vasten-en Bededag

Want immers ook het Synodaal Convent, hoe veelbeteekenend, noodig en gewenscht ook, brengt toch ook weder geestelgke gevaren met zich, waarvoor wij het oog niet mogen sluiten.

Het gevaar, dat het meer van de vergadering dan van den Heere alleen verwacht wordt, of door verzuim van Classicale en Provinciale samenkomsten het - kerkelijk leven zich ongezond ontwikkele, en Mozes' bede uit Exodus 33 achterblijve: Indien uw aangezicht niet medegaarf zal, doe ons van hier niet optrekken.”

Is niet bijzonder gebed noodig voorfde Kerkeraden, die de onderwerpen zullen indienen, de Moderatoren, die de Classicale Conventen ebben te leiden en de Kerken, die het agendum voor het Synodaal Convent opmaken, pdat niet de mensch maar de Heilige Geest egeere en wij ootmoediglijk mogen wandelen oor onzen God?

Bestaan er niet de beide klippen om óf ter ille der gemeente in tucht te verslappen óf op ongeestelijke wijze tegenover weerpannigen e handelen?

Vereischt de voorziening in de Bediening es Woords niet groote omzichtigheid, opdat iet vergeten worde : Bidt den Heer des oogstes, at Hij arbeiders uitstooie; " en dat juist op het asten en bidden te Antiochië, Barnabas en aulus aangewezen werden?

Zou er geen gevaar zijn dat uitwendige vereerdering of stoffelijke voorziening meer op et hart gebonden lag, dan de geestelijke fundeering der kerken, of dat omgekeerd menige Gemeente traag bevonden wierd in de voorziening in tijdelijke nooden?

Is het bij de poging tot hereeniging van alle Gereformeerden in den lande niet wenschelijk, dat vooraf nog veel meer de vereeniging met den Heere en eerst daarna die met elkander gezocht worde, en dus ook de oorzaken beleden en bestreden worden, waarom de Heere ons gescheiden hield.

Zou niet het naderend Synodaal Convent menigeen dringen tot gebed, zij het onder drijving des Heiligen Geestes?

En vandaar dan ons voorstel. — o, Het is zeker, dat thans vooral bij den ingezonken toestand onzer Kerken het vasten vrijwillig moet zijn, en ook alleen aan hen, die hun particuliere Vasten-en Bededagen nog kennen, deze oproeping noch vreemd noch zwaar zal vallen. Dat ons Daniels en Esthers voorbeeld voor den geest kome! En worde niet vergeten, dat juist, toen Ezra aan de rivier Ahava stond, hij een dergelijken Bededag uitriep om •^een rechten weg van den Heere te verzoeken voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze haven.''

Mochten ook nog twee andere klippen vermeden worden. Vooreerst dat niet vergeten worde wat in Jesaia 58 zoo ernstig gewaarschuwd wordt, dat alle verootmoediging van God niet gewild is, zoo 'niet tevens met de zonden gebroken worde en knoopen der goddeloosheid losgemaakt; zoo de barmhartigheid zich niet tevens door gaven, zij het thans ook voor noodlijdende Kerken, openbare; indien veeten niet worden weggeruimd en ook andere jukken dan die der Synode weggedaan worden.

„En zoo gij uwe ziel opent voor den hongerige, en de bedrukte ziel verzadigt, dan zal uw licht in de duisternis opgaan, en uwe donkerheid zal zijn als de middag. En de HEERE zal u geduriglijk leiden, en Hij zal uwe ziel verzadigen in groote droogten, en uwe beenderen vaardig maken; en gij zult zijn als een gewaterde hof, en als een springader der wateren., welker wateren niet ontbreken. En die uit u voortkomen, zullen bouwen de oude verwoeste plaatsen; de fondamenten van geslacht tot geslacht verwoest, zult gij oprichten en gij zult genaamd worden: Die de bresse toemuurt, die de paden weder opmaakt, om te bewonen." (Jesaja 58 : I0—I2).

In de tweede plaats worde niets verwacht van een dag of de onderhouding daarvan. — •»De Heere wendt zich tot het gebed desgenen, die gansch ontbloot is"; en juist de eigengerechtigheid worde gedood, opdat de gerechtigheid van Christus alleen de grond zij, waarop nog iets goeds voor Zion gesmeekt worde.

En zoo werd te Voorthuizen de Bededag gesteld op Hemelvaartsdag; niet slechts omdat geen Zondag maar een Werkdag, die dan rustdag wordt, oudtijds daarvoor bestemd werd; maar ook omdat aldus de uitschrijving wellicht minder bezwaar in enkele Kerken zou ontmoeten. Komt niettemin daartoe deze oproeping te laat, zoo zij aan uwe wijsheid overgelaten een anderen dag te bepalen.

o, Dat waarlijk de Geest des Heeren in den morgenstond den Dienaren des Woords opening geve om de breuke van land en kerk, huis en hart bloot te leggen; en waar geen Leeraar of andere Voorganger verkregen kan worden, de Predicatiën van Van der Groe of een ander stoffe tot verootmoediging mochten geven. En in den namiddag of avondure worde van den HEERE in het bijzonder gevraagd, welken weg Hij ons naar het Woord aanwijst voor de reformatie onzer Kerken^ onzer huizen en harten.

Zalig, wanneer dan het oog gericht worden mocht op Christus, die ten hemel voer om te bidden voor Zijne overspelige bruid, welke met tranen van berouw haren Bruidegom naklaagt door de trekkende liefde des Troosters, in het harte uitgestort. Zalig, wanneer wie eerst in den Spotkoning op Gabbatha de bedekking ook zijner ambts-en kerkelijke zonden zien mag, daarna in afhankelijkheid vertrouwt op Hem, die thans ter rechterhand Zijns Vaders gezeten is, om van daar Zijne Gemeente te regeeren, met Zijne macht haar tegen alle vijanden te beschermen, dwars door onze zonden en des vijands lagen heen Zijn Raad te volvoeren. Zijn Zion zevenvoudig te louteren en door Zijnen Heiligen Geest in Zijne lidmaten de hemelsche gaven uit te gieten.

„Ontwaak, gij Noordenwind! Kom, gij Zuidenwind! doorwaai mijnen hof, dat zijne specerijen uitvloeien"!

En wees hiermee onzen getrouwen Verbonds-God bevolen door

den Kerkeraad te Voorthuizen,

W. VAN DEN BERGH, Praeses.

W. VAN DE BLEEK, Scriba.

Voorthuizen, 10 Mei I887.

Moge in dezen goeden toon worden voortgearbeid, en ontware men allerwegen tot roem van 's Heeren Naam de krachtige doorwerking van de macht des Heiligen Geestes!

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1887

De Heraut | 6 Pagina's

Oproeping voor het Sgonodaal Convent.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1887

De Heraut | 6 Pagina's