Het calvinistisch karakter van den heidelbergschen Catechismus,
Dr. A. ZAHN.
Hoe noemt de Heilige Schrift anders de ware geloovigen? De uitverkorenen. Waarom worden zij uitverkorenen genoemd ? Omdat God hen van eeuwigheid af verkoren heeft tot zaligheid (Efeze 1 : 4 enz. zijn onomstootelijke bewijzen voor de verkiezing). Heeft dan God hierbij gezien op de waardigheid en vroomheid van den eenen lioven den anderen ? o Neen, want wij zijn allen van nature in denzelfden toestand, zondig en verdorven en alleen door zijne genade is het, dat wij uitverkoren zijn, ja dat wij gelooven en zalig worden (Rom. 3 : 23, Efeze 2 : 8, 2 Tim. i 9). Is de verkiezing onveranderlijk? Ja (Rom, II : 29, 2 Tim. 2 : 19)1 Mag echter da.arora iemand bij zichzelf denken en zeggen: en ik verloren, dan kan ik leven, zooals ik wil; het schaadt mij niet ? Wie dat gelooft, is vervloekt. Want zoo een scheidt van elkaar, wat God zeer nauw vereenigd heeft, namelijk de zaligheid van hen, die daartoe verordend zijn. God heeft ons verkoren, opdat wij zouden zijn heilig en onbestraflfeiijk voor Hem in de liefde (Efeze i : 4, Joh. 15 : 16). Kent gij ook een tekst over deze zaak, die de gouden keten der praedestinatie genoemd wordt? Ja, hij staat in Rom 8:29-30 en luidt aldus: Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd, den beelde zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de eerstgeborene zij onder vele broederen. En die Hij tevo en verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hg ook verheerlijkt." Wat merkt gij bij deze woorden op ? De apostel verbindt zeer heerlijk de verkiezing tot zaligheid met de middelen, die daartoe noodig zijn, zoodat zijn besluit kortelijk dit is: Die God tevoren gekend en verordineerd heeft (dat is de verkiezing) heeft Hij ook geroepen en gerechtvaardigd (dat zijn de genademiddelen) en wil ze dan ook verheerlijken (dat is het doel). Moet een Christen zich er over bekommeren, dat hij omtrent zijne verkiezing zekerheid hebbe ? Ja, want hiertoe worden wij uitdrukkelijk opgewekt (2 Petr. i ; lö, 11).
Wij zien, dat de Heidelbergsche Catechismus geheel zoo verklaard wordt, als ook Calvijn hem verklaren zou, en zooals hem zijn eigen opstellers Ursinus en Olevianus verklaard zouden hebben. Sudhoff heeft in zijn werk over de beide laatsten het bewijs geleverd (zoo ook in het voortreffelijk geschrift: Vaste fundament der Christelijke leer, bl. 491 vv.), dat de Heidelbergsche Catechismus in al zijne grondgedachten Calvinistisch is: in de verkiezing, in de volharding der heiligen, die den geheelen Catechismus door klinkt, in de Avondmaalsleer, in de behandeling der wet en verscheidene kleinere weiten. De Lutheranen noemden hem ook reeds een Calvinistischen Catechismus. Zelfs de Melanchtonianen schreven er tegen.
Met recht schrijft Herzog: Al de aan de praedestinatie ten grondslag liggende soieriologische stellingen vinden plaats in den Catechismus en van het Melanchtoniaansche vermogen, om zich aan de genade over te geven is geen spraak. De Ifeidelbergers waren Calvinisten. Heppe en Ebrard hebben zich vruchteloos afgtsloofd, om hun beperkte wilsvrijheid (die moderne dwaling) in den Heidelbergschen Catechismus in te leggen, i) De Dordsche synode zou hem niet als belijdenisschrift aangenomen hebben, ware hij niet geheel naar haar zin geweest. Der Duitsch-Gereformeerde kerk een Melanchtoniaansch karakter toe te dichten, is een fout. Ieder, die uit den Heidelbergschen Catechismus leert, is verplicht de verkiezing en de volkomen onvrijheid van den menschelijken wil te leeren. Voortreffelijk wordt nu in het »Examen" van het wezen des geloofs, de Godheid van Christus, de persoonlijkheid des Heiligen Geestes gesproken. Welk een vorstelijk onderricht!
1) Het Melanchtonianisme was slechts de overgang tot het Calvinistische kamp, wat dan Heppe zeif weder in zijn voorrede voor de uitgave der belijdenisschriften der Gereformeerde kerken van Duitschland zegt. Het Nassausche en Bremensche belijdenisschrift was door den beslisten voorstander van de leer der praedestinatie Christoph. Pezel opgesteld, het Anhaltsche belijdenisschrift is van Wolfgang Amling, die geheel in de schriften der Zwitsers leeft en ze vaak aanhaalt. Het Hessische belijdenisschrift grondt het geloof .geheel op de voorzienigheid en verkiezing Gods (Art. IV) en beweert daarin met Luther geheel meê te gaan. Uit de Anhaltsche beJijJenis blijlrt bovendien, mijns inziens, dat Melanchton een medewerken des menschelijken wils slechts inzooverre heeft geleerd, als die werkzaamheid in de werkzaamheid des Heiligen Geestes ligt. De v.-il neemt het Woord niet aan door eigen kracht, maar om.iat liij door het Woord wordt geholpen, ja nog meer, omdat hij daardoor getrokken wordt van den Heiligen Geest.
DE GAAY FORTMAN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1888
De Heraut | 4 Pagina's