GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbegin der 17de eeuw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbegin der 17de eeuw.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Lydius was een dienaar des Woords die niettegenstaande zijn jeugdigen leeftijd zich geroepen achtte, om met kracht op te treden tegen de Remonstrantsche dwalingen, en die daarom met Levinus in botsing zou komen

Nauwelijks negen dienstjaren tellende, waagde hij het om zijne pen te scherpen tegen niemand minder dan Uytenbogaert. Deze zeloot van het Remonstrantisme had in het jaar 1610 een boek uitgegeven onder den titel van: »Tractaet van het ampt ende autoriteyt der Hooghen Chr. Overheyt in 't Kerckelijke', opgedragen aan de HH. Staten van Holland en West-Friesland.

Twintig jaren tevoren had Uytenbogaert eene predikatie uitgegeven, waarin juist het tegenovergestelde werd beweerd van hetgeen hij in ge noemd tractaat omtrent het recht der overheid in kerkelijke zaken leerde. Dit feit greep de predikant Acronius te Schiedam aan, om een vlugschrift uit te geven onder den titel van »Jae ende Neen Johannis Uytenbogaerls, van de beroepinghe der Kercken-Dienaren, gesteld bij forme van te samenspreeckinge tusschen Johannem ende Uytenbogaert". Doch daarbij Het hij het niet, daarenboven gaf hij een »Nootwendigh Vertooch" uit, om op grond van Gods Woord aan te toonen, dat de kerkregeering van de politieke regeering behoort onderscheiden te worden.

Ook Lydius toog aan den arbeid om Uytenbogaert te wederleggen. Weldra was hij met zijn arbeid gereed en ging hij den sden Maart van 1610 zijn vaderstad Amstelredam opzoeken om zijn geschrift aldaar te laten drukken, en tevens aldaar andere zaken in orde te brengen. Den loden van dezelfde maand keerde hij weder naar Oude water terug, na zich te hebben overtuigd, dat zijn geschrift ter perse lag, ja dat er eenige exemplaren van gedrukt waren.

Toen hij echter tehuisgekomen was, kreeg hij kennis van een missive van de Heeren Staten van Holland en West Friesland, die den elfden Maart verzonden was, waarbij verboden werd om omtrent de bevoegdheid der overheid in kerkelijke zaken eenig geschrift in het licht te zenden. Dit schrijven, aan alle dassen van Noord-en Zuid-Holland toegezonden, deed Lydius den schrik om het hart slaan! De Staten hadden gedreigd, dat wanneer een kerkelijk persoon hare bevelen wederspannig was, hierop de »pcene" zoude staan van als »wederhoorighen van hare bevelen te worden gestraft".

Wat nu te doen ? Ofschoon Lydius in 't vervolg van deze geschiedenis zal blijken een man geweest te zijn, die niet zoo spoedig uit het veld was geslagen, scheen hem toen de gedachte, in ongenade te vallen bij Souvereine Heeren Staten, ling niet aangenaam. Endaarvoor liep gij groot gevaar. Immers droeg hij er kennis van, dat aireede een groot aantal exemplaren van zijn boek gedrukt was.

Hij wist niet beter te doen, dan de zaak in den kerkeraad te brengen, die den igden Maart samenkwam. Daarin verzocht hij aan de vergadering blijkens de acten: »Sij wilde hem verleenen wettelijcke getuijghenisse van de dach wanneer hij na Amstelredam gereijst was, ende wederom komende, kennisse van de E. E. Heeren missyve gecregen heeft, opdat hem hetselve dies noot sijnde bij hare E. E. mogentheden voor ontschuldinge mogte dienen."-

En wat werd toen besloten ? Het actenboeck meldt:

»De broederen des kerckenraets hierop rijpelijk gelet hebbende en bevindende hetselve zijn eene saecke die verre siet, hebben hem in dese saecke voor het allerbeste gerade, hij wilde dadelijk het werck doen ophouden, en wat het getuijghenisse aengaet, tot zijnder ohschult hebben geresolveert, dat wanneer door 't schrijven van den drucker bleeck, hoe de saecke daarmede stont, ende of het getuijghenisse van nooden was, so wilde zij hem 't zelve geerne, na die waarheijt geven, behoudens altijd de onschuld van de kerckeraet in deser als die gene die hem om 't selve boeck te doen drucken noch raet noch advijs hebben gegeven."

Wij zien hieruit hoe bang men was voor de ongenade der heeren Staten, welke niet duldden, dat er meer in het openbaar bij geschrifte zou gehandeld worden over de vraag of de Overheid ook ma^ht had over de kerk.

Naar alle waarschijnlijkheid heeft Lydius nog met heeren Staten over het uitgeven van bovenvermeld boek te doen gekregen Tenminste, de actenboeken deelen een zaak mede, waaruit dit is af te leiden. Het is de volgende :

De kerkeraad had reeds langen tijd vele bemoeienissen gehad met zekere Willem Souwensen. Na tallooze malen vermaand en gecensureerd te zijn geworden, werd eindelijk besloten hem in den ban te doen. De uitvoering van dit besluit wordt aldus in het actenboek beschreven:

»Den 8 August! 1610 is Willem Souwensen op 't choor present sijnde van Lydio geëxcommuniceerd, dewelcke al^ hij in 't formulier gecomen was tot het gebet toe, soo is Willem opgestaen en heeft overlüijt uitgeroepen:

Hebt gij nu uijt en mag ik mij verantwoorden, enz. Lydius sach na de ""Broederen en horende dat hem geseyc werd : vaert voort, is tot het gebet gecomen. Doch dewijle Lydius batt seijde Willem: «dewijle het mij dan geweijgerd werd te mogen spreken I hotiwt daer" en gaende hier en daer, wierp onder de broeders en susters pasquillen in de vöUe vergaederinge Ivijdende also: c-

COPIJE. Gij mannen, vrouwen, broeders en susters, indien mijn, van den kerckeraet alhier van alles copije wert gelevert {ik gelooft) men zal bevinden dat ze eendrachtig zijn leugenachtig.

VRAGE. Off Godt wel openbaere leugenaer-s uijtsendt om sijn heijlig woort te prediken?

In deze pasquille was geleijt een briefken, luijdende : Jan Lyditis dit leesende, sal H moge-Hek so qualick niet bekomen als het boeckschrijven gedaen heeft

­Dit gedaen hebbende, ginch hij weder sitten en sonck overlüijt so wel als de ghemeynte den 133 psalm. De ghemeijnte aldus heel ontroert zijnde, ginch hij midden door dezelve wandelen, hopende een aenhanck te crijgen, 't welck hij, Godt lofT, n^iste en scheyde alsoo naer huijs, alwaer hij aenvinck te singen en als Willem Dircksen aldaer passeerde, seijde hij : gaet nu naer huijs en bidt Godt, dat gij niet sott en wort en r^ep oock tot de pas seerende diakenen: wat Banner Heeren sijt gij nu. Op 't welcke alle de kerckenraet lettende denckt tot sijner tijdt daer in na behooren te voorzien tot reparatie van haer eere."

Hieruit blijkt' dat Lydius de man was, o welken Souwensen het meest gebeten was en naast hem Willem Dircksen, welke later ons zal blijkv, n een ijverig voorstander der Gereformeerde religie te zijn geweest. Van die beide mannen ging dan ook de meeste kracht in den kerkeraad uit; Levinus de Raet koesterde echter toen zijne Remonstrantsche gevoelens nog niet, of hij durfde er niet helder voor uitkomen. Maar ook moet uit het bovenstaande worden afgeleid dat Lydius het op een of andere wijze heeft moeten ondervinden, dat de Staten misnoegd waren over het schrijven van zijn boek, waarin hij het betwistte of de overheid het jus in sacra had-

Hoe de titel luidde van dit boek is ons niet bekend geworden; ook weten wij niet of er exemplaren van in het licht verschenen zijn; ook laten de actenboeken der Gereformeerde kerk van Oudewater ons dienaangaande in het duister, immers wordt er met geen enkel woord meer melding van gemaakt. Dit is zeker dat Lydius getoond heeft de vrijheid van de kerke Gods tegen Remonstrantsche aanmatiging te willen verdedigen.

Ofschoon Lydius allesbehalve eerlijk door Levinus de Raedt behandeld was, gelijk wij hierboven mededeelden, scheen het, dat de beide leeraars van Oudewater in goede verstandhouding met elkander leefden. De kerk bloeide dan ook zeer, zelfs boven vele andere in den omtrek. Doch in dien gewenschten toestand zou verandering gebracht worden door de overheid.

Deze heeft zekerlijk instinctmatig gevoeld, dat de invloed van het Gereformeerd beginsel door den arbeid van Lydius steeds krachtiger werd en dat Levinus daarvoor meer bukte dan van harte daaraan medearbeidde. De overheid was toch over het algemeen Remonstrantsch geiind en gehoorzaamde daarom de inblaziu' gen van Jan van Galen.

{Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1888

De Heraut | 2 Pagina's

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbegin der 17de eeuw.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1888

De Heraut | 2 Pagina's