GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een Luthersch predikant tegen de Gereformeerde kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Luthersch predikant tegen de Gereformeerde kerk.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In den jare 1739 stond bij de Christelijk Evangelisch Luthersche gemeente te Vlissingen als leeraar Ds. Theodorus De Hartogh. Het was toen vier jaren-geleden, dat een veertigtal in de stad wonende Lutherschen tot het besluit gekomen waren, een kerk te bouwen. Voor 1400 gulden waren zij eigenaars geworden van het voormalige Schuttershof van St. Joris in de Korte Walstraat. De genoemde predikant De Hartogh was hun eerste leeraar. Van Middel burg was hij overgekomen met een honderdtal zijner vroegere gemeenteleden, die ontevreden waren over zijne afzetting als leeraar en zijne uitbanning uit de genoemde stad als burger. De redenen zijner afzetting en uitbanning moeten gezocht worden in zijn onrustigen geest en zijn eigenzinnig gemoed, terwijl daden, der straffe waardig, de schaal geheel te zijnen nadeele deden overslaan.

Wat Ds. De Hartogh in Middelburg was geweest, bleef hij in Vlissingen, een woelzieke geest, wien de Gerefornieerde kerk en hare belijdenis een doorn in het oog was. In geschrifte had hij deze reeds aangevallen, met name hare leer der voorbeschikking. Vurig voorstander van de leer der algemeene verzoening en van des menschen vrijen wil, trad hij voor haar in het krijt, en beproefde daarbij de praedestinatieleer als onschriftuurlijk te brandmerken. Hij hadde heel gemakkelijk werk gehad, zoo hij zich op de schriften der Remonstranten hadde beroepen en de lezers daarheen verwezen. Liever dan dit te doen (ofschoon hij van hunne schriften gewaagde o. a. van Batalus' verklaring van Rom. IX) deed hij geschriften van Duitsche Luthersche geleerden een Ncderlandscb gewaad aan en gaf ze in het licht. Tot deze werken behoorden: Vaste grond der Evangelische hoofdleer van de algemeene genadeleer" van Dr. Joach. Langen, tegen den heer Joh. Jac. Waldschmid, een Duitschen verdediger der praedestinatieleer. Deze verhandeling verscheen in 1737. Eenjaar later gaf hij twee nieuwe tractaten in het licht, het eerste van Sam. Walther, het andere van Mr. Joh. Fabricius, beide handelende over Rom. 9. Achter deze geschriften heeft hij een eigenhandigen brief geplaatst, door hem in Aug. 1737 eerst geschreven, maar voor den druk bestemd, toen anderen, die er een afschrift van hadden, dreigden hem uit te geven. In dezen brief staat hij de leer der algemeene verzoening voor. Lang, zoo zegt hij, had hij geaarzeld aan welke zijde hij zou staan; eindelijk sloeg de evenaar ten gunste van de leer der algemeene verzoening over. „En Gode zij dank, die mij dus tot staan gebracht heeft, om nu voortaan, met aflegging van alle twijfeling, mij aan onze rechtzinnige en waarachtige belijdenis te houden en dit, zonder eenige bitterheid, ook niet met verbittering van anderen, die anders gevoelen." Nieuwe gronden voor zijn geliefd leerstuk brengt hij niet aan. I. Het woord alle, o. a. in Rom. 12 : 21 voorkomende, beteekent nimmer allerlei. 2. Christus' heilige en dierbare verdienste mag niet beperkt worden tot de verkorenen. 3. De praedestinatieleer inaakt de menschen wanhopig en misgunt Jezus Christus, dat Hij een Behouder is van allen. 4. Teksten als Matth. 20 : 16, 22 : 14; i Joh. 2:1, 2; Rom. 5 : 12—21; Rom. 8:28, 9:11, 8:29; JEfez. i - .4, 5; I Petr. 2:7, 8; Hand. 2 : 23, 4 : 28; Judas vs. 4 worden door de Gereformeerden misduid. Vooral komt hij op tegen de onderscheiding tusschen uit-en inwendige roeping. »Wanneer God uitwendig roept door zijn Woord, dan roept Hij ook inwendig door zgn Geest, omdat de Heilige Geest èn met het Woord vereenigd èn door middelen van het Woord in de harten der menschen werkt." »Waar nu een uitwendige roeping is, daar is ook een inwendige ; maar hieruit mag of kan men geen besluit opmaken, dat, ofschoon God het wel begeert, die roeping bij allen haar gewenschte werking en vrucht moeten hebben; " want »een hardnekkig zondaar kan de Goddelijke roeping wederstaan." Niet weinig heeft Ds. De Hartogh het geladen op de stelling van Joh. Honert, die juist in die dagen de praedestinatieleer verdedigde : dat de algemeenheid der roeping raakt alle volkeren alleen (Mth. 28 : 19), maar niet alle menschen hoofd voor hoofd (Mth. 20 : 16). »Ik ben zoo bot", zegt hij, »dat ik geen onderscheid als alleen in de woorden kan vinden tusschen alle volkeren en geslachten, welke uit alle menschen hoofd voor hoofd bestaan, en tusschen alle menschen hoofd voor hoofd.”

Natuurlijk volgt uit een en ander zijner stellingen een oppervlakkig uiterlijk Christendom, dat niet wortelt in het eeuwig raadsbesluit Gods en uitloopt op de prediking van den afval der heiligen.

Luther heeft anders geleerd dan gij, riepen in zijne dagen de Gereformeerden den Lutheranen toe. Men moet dus onderscheid maken tusschen oude en nieuwe Lutheranen. Hier komt Ds. ÏDe Hartogh tegen op, als hij zegt: »Nu durven wij voor God en de wereld openlijk betuigen van alle de leerstukken en geloofsgronden, die Dr. Luther heeft gelegd en beleden niet één haarbreed te zijn afgeweken, men zegge wat men wil." Deze stoute verklaring verhindert echter den schrijver niet, om te erkennen, dat zij wel wat ver gaat. Luther heeft eens tegen Erasmus • zijn forsch: „Over den knechtelijken wil" geschreven ; uit dit boek blijkt, dat er tusschen Luther en Calvyn ternauwernood verschil is in beider belijdenis van de verdorvenheid des menschen en den raad Gods. En wat zegt nu Ds. De Hartogh ? »Gij zult mij voorwerpen, dat wij (Lutherschen) in alle deelen niet beamen; wat Dr. Luther in zijn gulden boek (zoo noemen de Gereformeerden het) van den knechtelijken wil heeft geschreven. Maar weet, dat noch ik, noch iemand der onzen, daartoe genoodzaakt ben. ie. Wijl Luther dit boek schreef tegen Erasmus, toen hij nog in het Augustijner klooster was en buiten twijfel geen zoo ver vooruitzicht van de Hervorming had, als daarna achtervolgens Gods krachtige en genadige medewerking door hem geschied is. 2e. Wijl Dr. Luther zelf daarna vele stellingen in dat boek heeft herroepen." «Zoodat wij ons dit zijn boek, waarmede onze tegenpartij zoo geweldig tegen ons schermt en windbreekt, van niemand tot een stelregel laten voorschiijven; maar al wat die groote man Gods heeft geschreven overeenkomstig met de 28 Artikelen der geloofsbelijdenis (met den toenaam: onveranderde), in den jare 1530 aan keizer Karel V den 25 Juni op den Rijksdag van Augsburg overgeleverd, dat onderschrijven we, zonder één haarbreed daarvan te wijken; dat gelooven we, dat vertrouwen we, daarop leven wij, daarop sterven wij; het is Gods Woord zelf."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Een Luthersch predikant tegen de Gereformeerde kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's