GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Willem III en de Gereformeerde kerk in Nederland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Willem III en de Gereformeerde kerk in Nederland.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Prins Willem stelde zich niet tevreden met beloften te geven, hij beproefde ook het uiterste om die beloften te vervullen en de rechten der kerk te handhaven. Geen wonder dat de kerken hem dankbaar waren en dit in brieven toonden. Getuige hiervan is deze brief van I September 1694, waarin de classis van Walcheren zich aldus doet hooren:

»Alle loffelijke diensten, die onze Nederduitsche kerken in onze provincie Zeeland door de voorzichtigheid van Uwe Koninklijke Majesteit geschied zijn en gedurig geschieden, neemt onze classis van Walcheren ganschelijk en overal met alle schuldige dankbaarheid aan, als in alle welke Uwe Koninklijke Majesteit (in navolging van Uwer Majesteits gezegende voorouders, die altijd wakker zijn geweest in het handhaven onzer kerkenorde en vrijheid) geduriglijk als stadhouder onzer provincie zijne wakkerheid, hartelijke en onvermoeide zorge hebt gelieven te laten gaan, dat toch onze kerkenrechten en ordeninge ongekrenkt mochten worden gehouden, tot blijdschap van alle onze kerken in deze provincie, waarvan ons wederom zulke merkwaardige proeve is voorgekomen in dien grooten en'onvergetelijken dienst, dien Uwe Koninklijke Majesteit als stadhouder heeft gelieven te betoonen aan eene aanzienlijke kerke onzer classis van Middelburg (waar de Magistraat moeielijkheden had opgeworpen in twee predikantsberoepingen) als het Uwe Koninklijke Majesteit in het midden van alle koninklijke zorgen over U. K. M. koninkrijken en onze geünieerde provinciën, in een tijd van dezen brandenden oorlog geleefd heeft Uwe Koninklijke Majesteits hartelijke goedheid te betoonen, om een ernstigen brief te schrijven aan den E. A. Magistraat van Middelburg, teneinde het H. E. A geliefde de bewuste aanteekening uit de notulen van den staat uit te doen, gedeputeerden te stellen tot het beroepen van twee predikanten en nieuws in die kerk in te voeren, •..., waarop dan onze vergadering goedgevonden heeft. Uwe Koninklijke Majesteit met eene beleefde missive te bedanken voor zijne groote zorge en oude liefde tot den welstand der kerken en handhaving der kerkenorde, gelijk wij met dezen uit 's harten grond doen, dankende God en den Vader, die Uwe Koninklijke Majesteit zulks om te doen in het hart gegeven heeft en ook Uwe Koninklijke Majesteit, die al deze dingen, op ons aandringen vrijwillig hebt gedaan, en hebt ons kerkendienaars en uw volk verblijd met de blijdschap dergenen, die lust hebben aan Sions welstand

Wij besluiten dit alles met deze bede: od geve u naar uw harte en vervuUe al uwen raad (Ps. 20:5.)''

Geen wonder, dat de rouwe, die den Prins van Oranje in 1695 trof, toen hem zijne gemalinne ontviel, al de kerken van de vereenigde Nederlanden met smart en droefheid vervulde. Bewijzsn hiervan werden den jeugdigen vorst in grooten getale gegeven. Zij konden niet nalaten, die kerken, te vertoonen het diep gevoelen hunner harten over zoo groot en zoo smartelijk een verlies, waaraan niet alleen Brittanjes geheele koninkrijk, maar ook ons lieve vaderland en de kerken in dezelve wel deelnamen. »En opdat het geen nagel in zoo gevoelige wonde van Uwer Majesteits harte moge zijn, " zoo schreven vele kerken, »zoo leggen wij onze gebeden voor den troon van Gods Opperste Majesteit, dat Hij toch, welke is de Vader der barmhartigheid en de God aller vertroosting, uwe ziele vervulle met zijne algenoegzame goedertierenheid om tot dezelve te zeggen als Jes. 51 : „Ik, Ik ben het, die u vertrooste ', hetwelk alleen uw bedroefd harte in deze ongemeene gevoelige smarte zal kunnen gerust stellen, om met koning David te zeggen : »Ik zal mijn hand op mijnen mond leggen, want Gij, Jehova, hebt het gedaan." Deze Jehova zij uw Schild, uw Zonne, uw Rotssteen en de God uws heils door den Trooster, den Heiligen Geest in den grooten Zaligmaker, die de vertroostinge Israels is."

Doch hoeveel liefde de kerken mochten koesteren voor onzen beroemden stadhouder, die voor haar recht optrad, zij kon hun niet verhinderen, om hem, wanneer hij, om redenen van staat, haar wilde bewegen iets van haar recht te laten vallen, ter wille te zijn. Zoo ging het in den jare 1696. De kerk van Groede had in 1694 haar leeraar Cornells De Witte door den dood verloren. Een nieuwe beroeping geschiedde. Ds Arnoldus Rumech werd beroepen. Om informaliteiten werd dit beroep niet goedgekeurd. De Heeren van het Vrije (een deel van Staats-Vlaanderen) kwamen tegen dit besluit op en eischten het examen van Rumech De classis weigerde, zelfs toen de Raad van Staten zich aan de zijde der roepende kerk schaarde en riep de hulp in van den Prins van Oranje. Getrouw aan zijn streven, beproefde de vorst het recht der kerken te handhaven. Maar de Raad van Staten maakte gebruik van de afwezigheid des stadhouders voor den oorlog en dreef hun zin door, liet Rumech examineeren door eenige predikanten uit Staats Vlaanderen en door een hunner bevestigen te Groede. Toen het eenmaal zoover was, schreef de Prins aan de classis in eene missive van 23 Juli 1696: »Uwe klachten aan ons, van tijd tot tijd voorgekomen over de geschillen, ontstaan ter oorzake van de wanorden, voorgevallen in de beroeping van den proponent Rumech in de kerk van Groede, zijn ons te meer leed, omdat wij niet anders wenschen, als eene volkomene handhaving en onderhouding der Kerkenorden, volgens den aiouden aangenomen voet. Het is ons derhalve aangenaam geweest te vernemen, dat de Heeren Staten van Zeeland en hunne gecommitteerde raden mede van die opinie zijn. Doch gemerkt in het voorschreven beroep eenige zaken zijn, die niet wel ongedaan kunnen worden, hebben wij u mitsdien wel willen bekendmaken, dat ons ten hoogste aangenaam zal wezen, dat die zaak, hoe eer hoe beter, bij de classis moge ingeschikt worden, en geheellijk afgedaan, zullen wij u hiermede (Gode) bevelen.''

Dit schrijven kwam uit het legi.> , iat toen te Gemblours lag

De classis betuigde den Prins haar eerbied voor hem, alsmede hare bereidwilligheid, om hem in vele dingen ter wille te zijn, maar niet ten koste van het recht der kerken. Rumeclis beroep werd niet als WL .tig erkend vóór 1709, nadat hij zich onderworpen had aan de voorwaarden der classis: betuiging van leedwezen en afleggen van examen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Willem III en de Gereformeerde kerk in Nederland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's