GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Van binnen uit het hart des menschen”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Van binnen uit het hart des menschen”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want van binnen uit het hart der menschen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen. Marcus 7 : 21.

Overwinnaar op de zonde kunt ge niet worden, tenzij de inwonende Heilige Geest u door zijn ontferming en zijn mogendheid ter overwinning leide.

Ge zoudt die bijzondere hulpe van den inwonenden Heiligen Geest derven kunnen, zoo de zonde haar zetel niet binnen in uw eis; en hart had. Maar nu Jezus het zoo stellig uitsprak, dat van binnen uit den mensch voorkomen kwade gedachten, allerlei onreinheid, allerlei boosheid, bedrog, lastering, hoovaardij en onverstand, nu is het volstrekt ondenkbaar en onmogelijk, dat door u in den strijd met de zonde ooit eene enkele volkomene overwinning wordt behaald, tenzij God de Heilige Geest in uw eigen wezen indringe, van binnen in uiv hart zijn werking doe gelden ; en door die goddelijke werking u de zonde doe te boven komen.

Zoo bestaat er tusschen het leerstuk van den Heiligen Geest en het leerstuk van de zonde rechtstreeks verband.

Omdat de zonde in uw hart zetelt, daarom moet ook de Heilige Geest in uw hart zijn troon opslaan. Lage de zonde buiten u, ge zoudt ook zonder die indringende werking van den Heilige Geest haar te boven kunnen komen. Maar nu de onzalige fontein, waaruit de zonde gedurig op nieuw opwelt, binnen in uw eigen hart aanwezig is, moet ook binnen in datzelfde hart de Heilige Geest zijn werking openbaar maken, of de zonde laat niet af.

Beeldt dus een kind van God zich in, dat hij, dank zij zijn bekeering, met de inwonende zonde niet meer te maken heeft, dan zal hij wel tot zijn Vader in de hemelen roepen, en ook wel in zijn Verlosser roemen, maar het hartelijk zuchten en bidden om den Heiligen Geest kent zulk een niet.

Onze Catechismus zegt het in de vraag over het Gebed zoo schoon en zoo waarachtig, dat deswege het gebed het voornaamste stuk der dankbaarheid is, omdat God zijnen Heiligen Geest alleen diegenen geven wil, die hem zonder onderlaten, met hartelijk zuchten en smeeken daarom aanroepen.

En toch wordt er zoo weinig om den Heiligen Geest gebeden. Gebeden ook in de saamvergadering der geloovigen.

Veel bidt en smeekt men om hulp in nood en dood. Ook wordt er telkens gebeden om vergeving van zonden. Soms ook wel om de wederbarende, bekeerende en vertroostende werking van den Heiligen Geest. Maar dat juist de gedoopten en toegebrachten dagelijks met hartelijk zuchten en bidden te roepen hebben om de inwonende werking van den Heiligen Geest, dit verstaat de Gemeente Gods nog niet.

Wel zijn er die zulk een gebed kennen; maar het zijn er enkelen, en zelfs bij die enkelen kwam het tot een hartelijk zuchten en smeeken om den Heiligen Geest nog bijna nooit.

En dit nu ligt enkel aan de zoo gebrekkige kennisse van onze zonde en onze ellende.

Men weet en men verstaat niet, hoe diep het gif der zonde ons in het bloed drong.

Zoolang men zich maar vrij kan houden van opzettelijke, in het oog loopende oneerlijkhcid, ontucht, dronkenschap en wat dies meer zij, leeft men gerustelijk voort, alsof de worm der zonde van binnen in het hart reeds geheel dood was.

En men gist niet, men vermoedt niet, hoe juist die inwonende zonde ons belet, om om den Heiligen Geest te bidden, daar Satan wel weet, hoe op een waarachtig gebed om den Heiligen Geest die Heilige Geest altoos komt, en de komst van dien Heiligen Geest in het hart onze inwonende •zonde met machteloosheid slaat.

Denk daarom niet, dat dit hartelijk zuchten en smeeken om den Heiligen Geest een kunst is, die ge op staanden voet aan kunt leeren.

Zoo het er om te doen ware, om eenvoudig een formule uit te spreken, en de bede te stamelen: „Vader, geef mij den Heiligen Geest", zoo zou dit gebed onder ieders bereik liggen.

Maar zoo staat de zaak niet.

Niet in het prevelen van eenige woorden schuilt het g heim van deze kracht; het moet een „hartelijk zuchten «n smeeken" zijn; het moet meenens bij u wezen; een oprecht 'begeeren; een begeeren van iets ^at voor u als het hoogste geldt; en waarvan gij ten volle beseft, dat ge in uzelven volkomen onwaardig zijt, om zulk een inwoning van den Heiligen Geest in uw zondig hart te kunnen ontvangen.

En zoo smeeken kunt ge niet, zoolang ge feitelijk deze begeerte naar den Heiligen Geest niet in uw ziele hebt opgewekt. Ja, erger nog, die maningen van den Heiligen Geest eigenlijk liever verre houdt, omdat, komt die Heilige Geest, ook met alle bedekte en verborgene en geliefkoosde zonde i.n u terstond moet gebroken.

Om tot zulk een gebed om den Heiligen Geest voor uzelven te geraken, moet ge dus een oefeningsschool door.

Ge moet aan de hand van Gods Woord in uw eigen binnenste afdalen, om er de inwonende zonde in al haar fijnheid, in al haar duivelsch bedoelen, in ai haar misleiding, en in al haar doodelijk verderf te leeren kennen, tot ge er achter komt, wat uw karakterzonden zijn, en ge deze uwe dusver vergoelijkte en gestreelde karakterzonde gaat haten.

Dan leert. eerst komt de nood, die bidden

En zult ge dan in dien nood van harte niet maar om redding, maar bepaaldelijk om den Heiligen Geest leeren bidden, dan is u noodig, dat ge uw gedachte gedurig tot dien Heiligen Geest verheft; u met dien Heiligen Geest bezig houdt; dien Heiligen Geest als uw God lief krijgt; en in leert zien hoe er alleen bij een inwonenden Heiligen Geest tegen de inwonende zonde redding is.

Ge neigt van nature zoo sterk, om buiten uzelvea te leven, en om den strijd der zonde te beschouwen als een strijd van buiten.

Zoo veruitwendigt ge uw zielsleven, en rekent ge vrij uit te gaan, zoo ge, in dat uitwendige onberispelijk, in wat voor oogen is geen aanstoot geeft.

En zeker ook in dat uitwendige ligt een deel van uw strijd, en er is reeds ongemeene oorzaak van dank, zoo God de Heere u door zijn bewarende genade in dat uitwendige staande houdt.

Maar let er op, hoe verreweg de meesten, aan wie deze weldaad bewezen wordt, er meer een grond voor eigen voortreffelijkheid inzien en er zich tegen anderen, of althans boven anderen op verheffen, dan dat ze er hun God voor danken zouden.

En dat is natuurlijk.

Immer zoodra deze bewaring in het uitwendige voor bitteren val in zonde niet gepaard gaat met een hartelijk zuchten, om ook van de inwendige en verborgene zonde af te komen, is het u bij uw strijd tegen de zonde nog niet te doen om de heiligheid van dien God, die het hart aanziet.

Op dat kecren van uzelven naar binnen komt het dus altoos weer aan, omdat van binnen alle de uitgangen uws levens zijn. Ge kunt niet danken, en ge kunt niet bidden, of het moet van binnen uit u op komen. Al uw zonde Viotatvan binnenuit, en daarom moet ook binnen in u de inwonende Heilige Geest u ter overwinning leiden.

Soms zelfs trekt uw Vader, die in de hemelen is, in het uitwendige zijn bewarende genade van u terug, om u af te leeren, dat ge niet op die uitwendige onbenspelijkheid zoudt blijven steunen.

Zoo was het met David, en zoo verging het ook u, als ge uzelven vergeten kondt in dnft; of een woord van laster over uw lippen liet komen; of betrapt wierd op oneerlijkheid of leugen.

Dan liet God u een oogenblik los, en, zoo ge dan Gods kind waart, volgde er geen vergoelijking, maar berouw, en een hartelijk zuchten om vergeving.

En wee u, zoo ge u daartegenin dan verhard hebt, en niet tot een smeeken om vergiffenisse in het bloed des Lams gekomen zijt. Dan zet zoo één zonde u schriklijk achteruit; sluit ze u nog meer van uw inwendig leven af; en maakt ze de klove tusschen uw ziel en den Heiligen Geest nog al grooter.

En toch komt ook deze dubbelschuldige verharding bij een kind van God voor,

David viel van zonde in zonde.

Maar eindelijk kan een kind van God dit toch niet meer uithouden. Hij moet terug. Terug naar dien Heiligen Geest, dien hij bedroefd heeft. En het zijn juist de oneindige vertroostingen van den Heiligen Geest, in wier diepte hij dan verzinkt; waardoor zijn liefde voor den Heiligen Geest c'an wordt opgewekt; en die hem binnen uit tot een roepen om den Heiligen Geest dringen en persen.

En zoo brengt het goddelijk mededoogen het afgedoolde schaap ^ati bij den eenigen Herder terug.

KUYPER,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juli 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Van binnen uit het hart des menschen”

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juli 1890

De Heraut | 4 Pagina's