GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Schipbrenkelingen.

II. (Slot.)

Langzaam vervolgden zij hun weg langs de kust, zich voedende met den scheepsvoorraad dien zij van het wrak gered hadden, en des nachts hun leger opslaande bij een vuur, te midden van het gehuil der wilde dieren en het droefgeestig loeien des winds door de hoornen van het bosch. Spoedig kwamen zij aan een rivier, die veel te diep was dan dat zij haar konden doorwaden, zoodat zij genoodzaakt waren om een poos langs haar oever het binnenland in te trekken. Eindelijk kwamen zij op het denkbeeld om haar op vlotten van riet over te steken, en op deze wijze keerden de arme zwervers weder naar de kust terug, opdat zij zich weder met de schelpdieren konden voeden, die zij daar vonden.

Gedurende al deze wederwaardigheden behield Price, de oudste knaap, zijn goed humeur en was de vreugd van de troep. Met de luchthartigheid aan knapen van zijn leeftijd eigen zag hij van elke zaak slechts de lichtzijde. Hij hielp het hout sprokkelen voor het vuur, en was zeer behendig in het zoeken van bezien en het visschen van schelpdieren, terwijl de kleine Charlie, na zoolang geloopen te hebben als zijn zwakke voetjes hem konden dragen, blij was daarna in den arm van de vriendelijke hofmeester een plaats te vinden of op den rug van den een of anderen zeeman. Hij moet een geduchte last zijn geweest voor die mannen welker harten vervuld waren met bezorgdheid over hun eigen toestand, doch niet een van hen het hem aan zijn lot over of behandelde hem ruw. Toch trokken de wolken van rampen boven hun hoofd almeer bijeen.

Hun voorraad raakte op. De arme zwervers waren genoodzaakt hun honger te stillen met bladeren en bezien, terwijl het vinden van een dooden zeehond op het strand, een reden van blijdschap voor allen was, daar zij zich met het vleesch voeden. Daarbij kwam dat het weder slecht werd en daardoor ziekten ontstonden. In hun vertwijfeling verdeelde zich toen de troep, en liep men hier en daar om bevriende kaffers te zoeken. Enkelen, helaas, vielen dood neer door geheele verzwakking, terwijl zij die in leven waren gebleven er weinig beter dan geraamten uitzagen.

Het zal wel niet noodig zijn de gansche ge» schiedenis van hun verschrikkelijk lijden mededeelen. Genoeg is het te zeggen, dat gaandeweg de troep slonk, totdat slechts een twaalftal mannen nog overbleven. Hun geliefden kleinen knaap voerden zij echter nog altijd met zich mede. Het zou aangenaam zijn als wij konden zeggen, dat de kleine Charlie na al deze vreeslijke wederwaardigheden in leven bleef; doch het is niet zoo. De tijd kwam ten laatste dat de weinige o/ergebleven mannen bij elkander zaten op een rots met het kind in hun midden en daar met droefheid in het hart wachten en waakten, tot de laatste ademtocht uit het lichaam vervlogen en de kleine jongen gestorven was.

Meer dan honderd dagen was het kind door hen medegedragen en teeder verzorgd geworden, en de ruwste matroos had zelfs zijn voedsel afgestaan om hem nog in het leven te behouden. Doch toen hij eindelijk koud en dood nederlag, tegenover de vermoeide mannen, be

groeven zij, in plaats van blijde te zijn, dat zij van den last ontheven waren, hun kleinen metgezel onder snikken en tranen.

Wat den hofmeester betreft, deze was ontroostbaar en legde zich neder naast het kind, dat hij zoo lief had gehad, om met hem te sterven. De anderen waggelden voort, half waanzinnig door hun lijden. Zij waren eindelijk zoo gelukkig twee Hollandsche boeren te ontmoeten Hun lijden was nu voorbij, en onze jonge lezers zullen zeker verheugd zijn te vernemen dat Price, ofschoon kreupel en vreeslijk vermagerd, ook een der weinigen was die overbleven.

Wat het ongelukkige volk betreft, dat de troep van den kapitein uitmaakte, van hen werd nooit iets vernomen, alhoewel de Hollanders een aantal lieden uitzonden om hen op te zoeken en alles aanwendden om te weten wat hun overkomen was. Meer dan waarschijnlijk stierven zij van honger, vielen als slachtoffers van de wilde dieren, öf, wat nog meer aan te nemen is, van wilde menschen.

AAV VRAGERS.

Op een vraag naar de beteekenis van jongensnamen kunnen we antwoorden, dat we gaarne er iets van zeggen, maar dat we dan de namen uit den Bijbel weglaten, daar men hun beteekenis op vele plaatsen vinden kan. Zij zgn meest Hebreeuwsch, Grieksch of Latijn.

En nu eenige andere namen naar orde van A. B. C Van niet alle is de beteekenis zeker.

Theodoor, Godsgeschenk; Christiaan, volger van Christus; Christoffel, Christusdrager; Laurens, de medelijdende; August, de verhevene; Emilius, de aardige; Frans, de vrije; Otto, de gelukkige; Alb'^rt, de edel-beroemde; Bernhard, de moedige als een beer; Hubertus, de schitterende; Frederik, de vrederijke; Willem, de beschermer; Anthonie, bloem; Benedictus, de gezegende; Hieronymus, George. Joris, akkerman; Nicolaas, volksleidei; Gustaaf de vernederde; Casper, schatmeester ; Cornells, de standvastige ; Claudius, Klaas, de welbekende; Roeland, de rechtdoende; Lodewijk, held; Boudewijn, de moedige; Gerard, Gerrit Geert, Geurt, held; Herman, krijgsman; Eduard, de beschermer; Koenraad, de stoutmoedige; Dirk, de volksman; Floris, de bloeiende; Ferdinand, de vredelievende; Karel, df geliefde; Hendrik, de boschiijke; Wouter, boschbezitter; Hubert, Hubrecht, Hugo, de grootbaardige; Robert, de ruwbaardige; Renier, de r^ine; Arnold, de eergierige; Alfred, de edelmoedige; Ernst, de ernstige; Godfried, Govert, vriend Gods; Reindert, de slimme; Jacob, Jacobus, de bedriegelijke; Bertus, de waardige; Brechtus, de deftige; Matthijs, gift Gods; Andries, de dappere; Engel, engel; Leendert de schitterende; Martinus, de moedige.

We hopen dat menig lezer nu zijn naam er bij vinde. Afgeleide, als Piet van Petrus, Ko van Jacobus, lieten we ook maar weg.

Voor achterklappers.

Iemand trachtte zich bij den Franschen kar dinaal Richelieu gezien te maken door hem te vertellen, hoe eenige personen van aanzien zich op niet zeer aangename wijs over hem uitgelaten en den spot met hem gedreven hadden.

De kardinaal hoorde hem eenigen tijd aan en zeide toen, zich vergramd toonende: »Hoe schurk! zijt gij onbeschaamd genoeg mij zulke dingen in mijn aangezicht te zeggen, onder voorwendsel, dat gij die gehoord hebt van menschen, die ik weet, dat mij de hoogste achting toedragen? !"

Hij schelde en gebood den knecht, die binnenkwam : ïZorg dat deze onbeschaamde vent zoo spoedig mogelijk mijn huis uitkomt!"

Of Richelieu meende wat hij zeide, is de vraag; maar in ieder geval ontving de aanbrenger zijn loon.

CORRESPONDENTIE.

M. B. te A We konden u nog niet antwoorden, bij gemis van adres. Gelieve dit op te geven.

Maria G. M. te R. Een beetje geduld ; antwoord volgt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's