GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LIV.

JAKOB DE WEVER.

»Van dit garen moet gij mij een stuk linnen weven, Jakob." Zoo sprak jonkvrouw Spieringh op zekeren dag tot Jakob de Wever, een linnenwever van beroep. „Goed mevrouw, " antwoordde Jakob vriendelijk. »En wanneer krijg ik het terug, Jakob? " vroeg de jonkvrouw weer. »Zoo spoedig mogelijk, mevrouw, " beloofde Wever. »Goed, breng het stuk dan gauw hier op het kasteel, " hernam mevrouw zeer kalm. Toch was zij niet kalm, want achter haar eisch om het linnen op het kasteel te brengen, lag een booze gedachte, haar door haren man ingegeven. Deze toch, jonkheer Gerard Spieringh, in de wandeling Quatail genoemd, overste van de stad in het land van Heusden en als zoodanig wonende op het slot van Heusden, had sints lang Jakob eenen doodelijken haat toegedragen, omdat hij den Gereformeerden godsdienst beleed. Daar hij echter wist dat deze om zijne vriendelijkheid en liefderijkheid bij Roomsch en Onroomsch bemind was, durfde hij hem niet aan zijn huis gevangen te laten nemen. Derhalve nam hij een list te baat. Zijne vrouw moest Jakob binnen het kasteel brengen, dan zou hij het andere wel doen. Jonkvrouw Spieringh had behagen in den raadslag haars mans en maakte met Jakob de afspraak, die wij boven vermeld hebben.

Toen het linnen klaar was, kwam onze niets kwaads vermoedende Wever in het slot. Toen hij echter, na zijne boodschap gedaan te hebben weer wilde weggaan, werd hij op bevel van den slotvoogd gevangen genomen en in den dievenput geworpen. Daar toefde hij geruimen tijd onder allerlei bedreigingen, indien hij de gereformeerde belijdenis niet prijsgaf. Doch Wever bleef volstandig door de genade des Heeren. Derhalve werd zijn doodvonnis opgemaakt door den magistraat van Heusden, op verlangen van Jonker Spieringh. In het openbaar werd Jacob de Wever onthoofd, nadat hij zijne ziel Gode had overgegeven. Omstreeks 1567 moet deze gebeurtenis plaats gehad hebben. De juiste tijd is evenwel niet meer te bepalen, daar in 1572 de stad Heusden door een deel van het ss Spaansche voetvolk, in Gorkum gelegerd, mgenomen en verbrand werd, bij welke gelegenheid niet alleen de kerk maar ook het stadhuis met al zijn papieren en processtukken in vlammen is opgegaan.

MARTISUS SMETIUS.

Had het verbond der edelen in het begin van 1566 bij henderden belijders van de beginselen der Reformatie eenige hoop op conscientie vrijheid gewekt, die hoop was op het einde van datzelfde jaar weer in f pk vervlogen. Vele edelen toonden zich wankelmoe-. ig, toen zij begonnen te vreezen voor de hofgunst. Meer dan dit had echter de beeldenstorm kwaad bloed gezet bij de strenge Roomschen. De landvoogdes had alle moderatie laten varen en de verschillende onderstadhouders der Nederl. gewesten naar hun gebied terug gezonden, met den last, niet alleen den paapschen godsdienst te handhaven maar ook de Gereformeerden, Lutherschen en Doopsgezinden te vuur en te zwaard uit te roeien. Alom rookten weer de mutsaards, alom werden weer gedood die den Christen meer gehoorzaam waren dan den Paus Onder de martelaren, die in die dagen werden ter dood gebracht, behoorde ook Martinus Smetius, Volgens zijne Roomsche tijdgenooten was hij een man van geringe afkomst. Weleer hoedde hij het vee te Sledingen, vanwaar hij was. Als een jong man van grooten aanleg, werd hem de gelegenheid gegeven om te studeeren en kwam, gereed zijnde, in zijn geboorteplaats Sledingen als pastoor. Het behaagde echter den Heere hem de oogen te openen voor het licht van Gods Woord. Hij verliet het pausdom en werd predikant. In de gemeente te Antwerpen vervulde hij den dienst des Woords tot Nov. 1566. Toen werd hij door zijne kerk naar Mechelen gezonden. Daar toch was in Augustus 1566 bg openbare bekendmaking, de vrije godsdienstoefening aan Lutherschen en Gereformeerden geschonken, mits zij niet binnen de muren en het lechtsgebied der stad gehouden werd. Dit was bij de Gereformeerden aan geen doovemansoor gezegd. Dadelijk zochten zij niet ver van Mechelen een plek voor hunne samenkomsten, dat aan de gestelde voorwaarden voldeed. Zij vonden een weiland, tusschen twee huizen gelegen, het eene „het Kluischblok" geng^amd en onder het rechtsgebied van [Mechelen behoorende, het andere »de Zuiderzee" geheeten en resorteerende onder het rechtsgebied van Brabant. Daar nu predikte tot November nu eens deze dan gene predikant. Smetius kwam daarop voor vast en vervulde den dienst des Woords tot den 2den Febr. 1567. Op een middag was hij nog nauwelijks begonnen het Evangelie te prediken toen een bende Spaansche soldaten onder aanvoering van den beruchten Spella (of Spelliten) op het weiland kwam en groote schrik verspreidde onder de hoorders. Smetius echter behield zijne tegenwoordigheid van geest en riep: »Lieve broeders, weest gerust en houdt u stil; het is om mij te doen." Hij had goed gezien. Terwijl hij van den predikstoel ging werd hij door eenige soldaten gegrepen en te paard vervoerd eerst naar het klooster Minrey en den volgenden dag naar het kasteel Vilvoorde. Hier kreeg de gevangen dienaar des Woords bezoek van den karmelieter monnik Pieter Lupus. Aangezien deze den martelaar niet kon overtuigen van zijne zoogenaamde ketterij waagde hij het toch zijnen naam te schandvlekken. Een zijner handlangers liet hij eenen brief schrijven, alsof die van Smetius was, waarin deze verklaarde zijne ketterijen te herroepen. Dezen brief gaf hij aan een zijner biechtelingen, die spoedig overal rondvertelde, dat de ketter Smetius zijne leer had verloochend. Toen dit Cornells Spechs, den ouderling der Gereformeerde kerk te Mechelen ter oore kwam, zocht hij den herroepingsbrief in handen te krijgen. Dat gelukte. Doch nu bleek ook het bedrog, want het bekende handschrift van Smetius droeg hij niet.

Den 8en Februari werd Martinus door Spella en zijn bende weer op een paard gezet — zijne voeten onder den buik van het paard gebonden — en van Vilvoorde naar Walem gevoerd, waar zijne geleiders hem zonder vorm van proces ophingen aan een eikenboom. Zijne laatste woorden waren: «Almachtige Heere, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen."

Martinus Smetius was een zeer geleerd man, een oudheidkundige, aan wien de geleerde wereld het geschrift »inscriptiones antiqua" (oude opschriften) dankt, in 1588 door Justus Lipsius te Leiden uitgegeven. Men vertelt, dat de Spaansche kapitein het handschrift van dit werk bij Smetius vond, toen hij hem gevangen nam en het in Engeland verkocht, van waar het later naar Leiden kwam. Deze Smetius was een der 4 pastoors onder Gent, die tegelijkertijd het pausdom verlieten en op een na allen hunne belijdenis met hun bloed bevestigden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 augustus 1891

De Heraut | 2 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 augustus 1891

De Heraut | 2 Pagina's