GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XCV.

JOHANNES GELASIUS.

Oudewater is een der eerste steden van Zuid-Holland geweest, die in 1572 aan de zijde van den Prins van Oranje gebracht werden. Den igenjuni van dat jaar nam jonkheer Adriaan van Zwieten de stad in met een handvol soldaten, ten gevolge van verraad van binnen. De regeering kwam toen in handen der Calvinisten en de religie werd gereformeerd.

Johannes Gclasius (ook wel Jan Jansz. genoemd) werd de eerste leeraar. Vroeger was deze waarschijnlijk glazenmaker geweest, toen de kerk van Oudewater hem tot de bediening des Woords riep. Drie jaren lang genoot de stad hare vrijheid. Nadat de onderhandelingen te Breda over den vrede ongunstig afgeloopen waren, trok de Spaansche veldheer Gilles van Barlaimont, Heer van Huiges, op Oudewater aan. Niet minder dan 700 weerbare mannen (de helft krijgsvolk en de helft burgers) waren in de veste. Bovendien hadden de inwoners verzuimd de sluis aan den IJssel, dicht onder de stad gelegen, te openen en daardoor het land om de stad onder water te zetten. De Prins van Oranje had dit wel geboden, maar men had den hooibouw niet willen verliezen; en toen men het gebod was gaan uitvoeren, hadden de Spanjaarden zich van de schans, die de sluis dekte, meester gemaakt. Niet minder nadeelig was voor de belegerden het verlies van een ander blokhuis, dat schandelijk verlaten werd door zijne verdedigers, het stoppen van den IJssel en het afsnijden van allen toevoer voor de stad. Eindelijk werd de stad den 6den Augustus opgeëischt. De bezetting eischte drie dagen tot beraad met den Prins van Oranje. Twee dagen werden toegestaan. Na afloop van deze vielen de belegeraars aan het stormen. Met leeuwenmoed verdedigden de belegerden zich, maar zij konden de overmacht niet tegenhouden. De wal werd door de Spanjaarden overweldigd en het geheele leger stortte in de stad. Geen leeftijd, geen kunne werd ontzien. De geheele stad werd een prooi der vlammen, behalve de kerk en het klooster. Slechts een kleine schare mannen, vrouwen en kinderen werd gespaard en op een losgeld vrijgelaten. Onder dezen behoorde de predikant Johannes Gclasius. Hij werd in zijn huis gevangen genomen, nadat zijn zoon voor zijn oogen gedood en zijn vrouw zwaar gewond was, en naar het leger overgebracht, waar hem een rantsoen van 500 gulden werd opgelegd voor zijn leven. Daar echter werd hij door een bagijn herkend en verraden, en door een der bevelhebbers naar de stadsgalg gevoerd. Hier werd hij voor een ketter en verleider uitgescholden. Hij wierp de beschuldiging verre van zich, omdat hij een trouw leeraar der waarheid was. Toen hielden hem de priesters een kruis voor en vroegen, of hij daaraan gelooven wilde. Zijn antwoord was: »Laat ons aan God gelooven, die u en mij geschapen heeft.". Daar de overste zag, dat Gelasius zijnen Heere en zijne belijdenis niet wilde verloochenen, klonk zijn bevel: »Ga met den ketter voort." De martelaar werd opgehangen. Zestien maanden bleefhet lijk aan de galg hangen en toch was het in dien tijd niet tot ontbinding overgegaan. Zelfs de oogen waren ongeschonden gebleven. De staten van Holland »aanmerkende hoe wonderlijk God almachtig door denzelven heeft gewrocht, (tegen het gevoelen van dezulken, die met onbeschaamde haten staande houden, dal er geene wonderwerken meer sedert de tijden der apostelen gewrocht zouden zijn), " stonden aan zijne weduwe Anne Jans en drie kinderen een jaarlijksch pensioen^ van 50 pond toe.

PIETER PANIS.

Wat Alva's bestuur in de Nederlanden bedorven had, kon Requesens, binnen de twee jaren van zijn stadhouderschap, niet herstellen. De Nederlanden waren tegen Spanje in verzet gekomen en niet willig den Spaanschen Koning Filips II anders dan als heer dezer landen te erkennen. Dit bleek vooral op de bijeenkomst te Gent, na den dood van Requesens gehouden, waar verscheidene steden en provinciën der Zuidelijke Nederlanden met Holland en Zeeland overeenkwamen om i**. de Spaansche soldaten ten lande uit te drijven; en 2". de Algemeene Staten te beschrijven, om orde op 's lands zaken te stellen. De Roomsche religie zou overal, behalve in Holland en Zeeland, gehandhaafd, maar de plakaten geschorst worden enz. Dit accoord, de pacificatie van Gent genoemd, bezwoer ook de nieuwe landvoogd Don Juan. Maar hij hield zijn woord niet. Niet alleen niet wat betrof de politieke privilegiën, maar ook niet wat aanging de afschaffing der plakaten. Alomme, zelfs in Holland en Zeeland, gaf hij bevel aan de bisschoppen, - inquisiteurs en Raden, dat zij op de predikanten moesten letten, hunne samenkomsten storen en hen zelven strengelijk straffen als verstoorders van de algemeene rust en orde.

Nu gebeurde het in dien tijd, namelijk den i6en Mei 1577, dat te Bolheyn, een dorpje bij Mechelen, eene predikatie werd gehouden. Mr. Jacob de Bucher, schrijver der schatbewaarders van Mechelen, en Jan Quant, een dienaar der stad, dit vernomen hebbende, zonden een menigte menschen op en voerde ze aan naar de plaats der samenkomst. Toen de vergaderden dit bemerkten, gingen zij uiteen. Niemand werd toen gevangen genomen. Kort daarop echter werd Pieter Panis, een Christen in woord en wandel, een kleermaker van beroep, door Quant bij den schout aangeklaagd, als had hij op bovengenoemde bijeenkomst gepreekt. Volgens het Martelaarsboek was dit niet waar, maar eene oude chroniek van Mechelen beweert van wel. Hoe dit zij, in allen gevalle beleed Panis den Christus der Schriften als zijn Middelaar en bleek hij een aanhanger van de Gereformeerde belijdenis. Hij werd dus in den kerker opgesloten. Wel wendden toen vele burgers van Mechelen een poging aan bij den schout dier stad, om hem vrij te laten. Maar Willem de Klerck spotte met de vragers.

Panis bleef dus in de gevangenis, totdat Don Juan van Oostenrijk in de stad kwam en den prior der Karmalieten Petrus Lupus ontving, die den gevangene als ketter bekend maakte en diens bestraffing eischte. Panis werd toen ter dood "veroordeeld en den isden Juni 1577 onthoofd. Hij stierf met het Onze Vader en de 12 geloofsartikelen op de lippen. Zijn lijk werd den vogelen prijs gegeven. '"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's