GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXVI.

AWIieSD DE LA VOÏJE.

Ongeveer drie v/eken voor kerstmis van het jaar 1541 werd door het hof van het Parlement van Bordeaux een arrest uitgevaardigd tegen Aymond de la Voye, die het Evangelie van Jezus Christus in de stad Sainte-Foi in Agenois predikte, en dat wel op de beschuldiging van den geestelijke der plaats met eenige andere priesters, zijne aanhangers. Drie dagen voordat de deurwaarder het arrest kwam uitvoeren, werd De la Voye er van verwittigd. Tegelijk rieden verscheidene zijner vrienden hem aan, om te vluchten, maar hij wilde niet. »Ik zou liever wenschen nooit geboren te zijn geweest'', zeide hij, »dan zulk eene laagheid te doen." Een goed herder mag niet vluchten - als hij het gevaar ziet, heeft de Heere Jezus gezegd, hij moet blijven, opdat de schapen niet verstrooid raken. Be Heere heeft mij de genade verleend u zijn Evangelie te hebben gepredikt, wanneer ik nu vluchtte, zou men denken dat ik fabelen en droomerijen verkondigd had. Spreekt mij nu niet meer hiervan, want ik weet, dat de dingen, die ik verkondigd heb, waar zijn, om dat te bevestigen wil ik gaarne, met de hulpe Gods, mijn lichaam en mijne ziel geven. Met Paulus zeg ik: Niet alleen ben ik bereid om gebonden te worden in de stad Bordeaux, maar ook om daar voor Christus testerven." Toen hielden zijne vrienden van hem af.

Toen de den.rwaarder reeds in de stad was predikte De la Voye nog drie malen, kostelijk de geheele leer uiteenzettende, die hij steeds verkondigd had en v/aarvoor hij gaarne duizend levens zou geven, als hij die had. Velen waren diep getroffen door zijn prediking en konden het niet rustig aanzien, dat de deurwaarder hem |; evangen nam. »Wat, " riepen zij. »wilt gij een man kwaad doen, die ons van het spel en den herberg afgehouden heeft!" Doch De la Voye trad tusschen beiden en zeide: > Niet alzoo, mijn broeders en vrienden, staat mijn martelaarschap niet in den weg. 't Is Gods wil, dat ik voor Hem lijde." Nadat de magistraat op zich genomen had hem gevangen te nemen en naar Bordeaux over te brengen keerde de deurvcaarder terug.

Toen De la Voye voor de rechtbank stond, traden tegen hem als getuigen op bijna allen priesters, zijne aartsvijanden. Alleen de heer Van Riverac ^was geen priester. Doch zijn haat was niet minder fel, dan die der anderen, daar hij zich beroemd had, dat hij zou maken, dat De la Voye verbrand werd, al zou hem dat duizend kronen kosten.

Het baatte den gevangene niet, dat hij de getuigen weerlegde, wat de priesters zeiden was waar voor de rechters, ofschoon zij hem niets anders ten laste legden, dan dat hij het vagevuur verwierp. Ook hielp het hem niet, dat hij zoowel den eersten als den tweeden president wraakten, genen, omdat hij, hangende het_ proces tegen den geestelijke van Sainte-Foi diens parochie voor eenen zijner kinderen had ontvangen, dezen, omdat hij volle neef was van den eerstgenoemde.

Wel liet men hem ten slotte toe getuigen tot zijne ontlasting op te roepen en spraken toen 27 a 28 mannen van aanzien ten zijnen voordeele, maar hunne getuigenissen werden toch niet aangenomen, omdat zij, zooals men zeide, kwamen van menschen, die evenals hij verdacht waren.

Ongeveer 8 of 9 maanden leed de martelaar veel smart, maar hij droeg alles geduldig. Meermalen kwam men hem zeggen, dat hij verbrand zou worden, doch hij verblijdde zich daarover, zeggende: »Ik begeer ontbonden te zijn en met Christus te wezen. Hij is mijn gewin in leven en in sterven. Een ding spijt mij echter, dat ik niet langer den Heere mag prediken aan anderen. Doch 's Heeren wil geschiede."

Ook beweende hij dikwijls en ernstig zijn zonde. Wel had hij voor de menschen een onberispelijk leven geleid, zooals zelfs zijne beschuldigers moesten getuigen, maar voor den Heere voelde hij zich een zondaar.

Na den 2isten Augustus, toen hij omstreeks 9 maanden gevangen gezeten had, begonnen de rechters meer spoed achter zijn rechtzaak te zetten.

De voorteekenen zijner veroordeeling vertoonden zich, hij werd in zware ^ijzeren boeien geklonken. De la Voye zelf merkte dit op, maar verklaarde daarbij, dat hij niet bang was om voor Jezus Christus te lijden en te sterven.

Woensdag daaraanvolgende werd hij gruwelijk gepijnigd, oischoon hij een zwak lichaamsgestel had. Dit geschiedde alleen om de namen zijner rriedegeloovigen van hem te weten te komen. »Spreek nu, snoodaard, '' zeide de eerste president, »spreek, want gij zijt veroordeeld, wij moeten nog alleen uwe medgezellen weten " »Wat voor medgezeilen bedoelt gij", zeide de la Voye, »ik heb geene andere, dan die den wil Gods weten en doen, hetzij zij edellieden, of kooplieden, of landlieden zijn. Twee, drie uren lang werd hij gepijnigd. Toch zeide hij : »Dit lichaam zal sterven, maar de ziel zal leven, en het rijk Sods zal blijven. Door den pijn gefolterd viel de martelaar flauw. Toen hij bijgekomen was, smartte hem dien toestand, welke hij eene verlating Gods noemde. De 2de president dit hoerende, zeide: »Booze Lutheraan^ gij hebt God verlaten". Doch de martelaar antwoordde: »Waarom pijnigt gij mij zoo, mijne heeren, o Heere, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen."

Ondanks de pijnen, die'hij leed, noemde de la Voye den naam niet van eenen zijner aanhangers.

Daarop werd hij tot den volgenden Zaterdag opgesloten in den kerker, in den toren der vrijheeren, die zeer nauw was. Den dag daarna, 's morgens te 8 uren, werd hem, zijn vonnis voorgelezen, dat hg levend verbrand zou worden. Hierover ontzette hij zich niet meer dan de andere keeren, toen het hem gezegd was, maar hij prees den Heere luide dat hij hem de genade schonk, de ure zijns doods hem aan te kondigen.

Terstond zond men hem verscheidene bedelmonniken om hem de biecht af te nemen. Hij weigerde hen te ontvangen, maar verzocht om den geestelijke van St. Christoffel.

Toen kwamen de raadsleden De Longa en De la Chassagne om hem te iroosten, maar zijn geloof en stand­ vastigheid waren zoo groot, dat hij hen troostte in plaats van omgekeerd. Ziende, dat men hem den gewenschten geestelijke geweigerd had, nam hij een karmelieter monnik, den minste der monniken, met wien hij zich terugtrok in de eenzaamheid. Toen de karmeliet heenging was hij veranderd. Na het middageten nam De la Voye afscheid van zijn cipier, diens vrouw en dochter, hen dankende voor wat zij ten zijnen behoeve gedaan hadden.

Een uur later kwamen de eerste en tweede president en eenige raadsheeren bij . hem en liep het gesprek over het Avondmaal, het vagevuur, de zegelen van den Paus en diens stadhouderschap. Beslist toonde hij in al zijn spreken met de dwalingen van Rome gebroken te hebben. Op twistredenen ging hij echter niet. Hij hield zich aan de geestelijke zijde der zaak.

Daarna gingen de heeren weg en De la Voye bleef met de monniken.

Toen hij uit de gevangenis naar de strafplaats werd geleid begon hij den i i4en psalm te zingeni Voorts riep hij, de gevangenis voorbijgaande, zijne broederen, die daar gevangen zaten een laatst vaarwel toe : «Mijne broeders, ik zeg u vaarwel", sprak hij, »ik ga naar God die uw en mijn vader is. Bidt Hem met mij, dat Hij mij genade geve." Op den wagen geklommen zijnde zong hij Psalm 115.

Voor St. Andreas gekomen, werd hij opgeëischt om God, Maria en de justitie om vergeving te vragen. Hij vroeg God en zijne justitie vergeving, maar Maria had hij geen kwaad gedaan, zeide hij. Vandaar ging 't naar St. Ëloy. Onderweg predikte hij Christus. Op de gerechts» plaats gekomen deelde hij de reden van zijn dood mede, zeggende: »Mijne heeren, ik sterf om het Woord en het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus." Daar ontstond een beroerte. Men riep: »Maak haast met hem opdat hij niet spreke." En dat geschiedde. Geen woord mocht hij meer zeggen. Kort daarop beklom hij op bevel des scherprechters den ladder en werd geworgd, nadat hij den Heere nog meermalen had aangeroepen. Daarna werd zijn lichaam verbrand.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1893

De Heraut | 4 Pagina's