De martelaren.
CXL.
RICHARD LE FEVRE.
Toen Richard Ie Fevre, een goudsmidsgezel, uit Rouaan afkomstig, in den jare 1551 den kerker van Lyon binnenging, teneinde een der geloovigen, die daar om des Evangelies wil zat, te bezoeken, werd hij gevangen genomen en spoedig voor de rechters gebracht. Hier aarzelde hij niet zijne belijdenis rondweg uit te spreken. Daaruit ontstonden twistgesprekken, waarin hij niet altijd wist wat hij antwoorden moest, daar men hem trachtte te voeren naar een terrein, waarop de eenvoudige man niet thuis was. Daarom richtte hij eenen brief aan Joh. Calvijn, met het verzoek hem te onderrichten. Calvijn schreef hem toen en raadde hem aan om in eenvoudigheid, naar de mate zijns geloofs, zijne tegenstanders te antwoorden. Zoo moest hij de monnjken, die den kerkvader Ignatius tegen hem wilden gebruiken, eenvoudig zeggen, dat hij zich alleen hield aan het Woord van God.
Een ander bezwaar, door Le Fevre ingebracht, was, dat zijne tegenstanders hem wilden bewijzen, dat we met door genade alleen worden gerechtvaardigd, en hem hadden voorgehouden wat er in de Schrift geschreven stond omtrent Zacharias en anderen, dat zij rechtvaardig waren. Hierop moest hij hun antwoorden, dat het er van afhangt, hoe men den zondaar beschouwt in of buiten den Christus. Buiten Christus is hij vloekwaardig, in Christus rechtvaardig door de toegerekende gerechtigheid.
Aangaande de tusschenkomst der heiligen moest hij antwoorden, dat het niet aan ons stond, om advocaten en voorsprekers te maken, maar alleen aan God, die niemand anders dan Jezus Christus had gegeven.
Ook van Gen. 48 : 16, dat door de tegenstanders verklaard werd, alsof daar geleerd werd, dat Abraham's en Izaak's namen na hun sterven zouden aangeroepen zijn, gaf hij de uitlegging, dat Jacob Efraim en Manasse, Jozefs zonen zegenende. God bad, dat de namen van zijne vaders, Abraham en Izaak evenals de zijne over deze twee zonen mochten worden ingeroepen als over de hoofden van de van Jacob afstammende geslachten. Eveneens stelde Calvijn onzen martelaar ook op de hoogte wat hij antwoorden moest in een woordenstrijd over de mis, o. a. dat de woorden der instelling in strijd waren met de hoofdgedachte der mis.
Wij behoeven niet te twijfelen, of le Fevre heeft voor de inlichtingen des hervormers een goed gebruik gemaakt. En het gevolg bleef niet achter, want hij werd als ketter ter dood veroordeeld. Daar hij appèl aanteekende tegen zijn vonnis, werd hij naar Parijs opgezonden. Onderweg, bij de rivier de Ligier, werd hij door eenige gemaskerde personen ontzet en naar een bosch gesleept, waar hij van zijne boeien ontdaan en vrijgelaten werd, zonder .dat hij ooit te weten gekomen is, wie zijne bevrijders geweest zijn.
Na zijne verlossing keerde hij naar Geneve terug waar hij 10 jaar in het geheel gev/oond heeft voor en na zijne gevangenis. Hij bezocht van daar dikwijls Frankrijk. Daar stond hij aan vele verleidingen en gevaren bloot. Aan verleidingen, zeggen wij, omdat men hem dikwijls trachtte tot de Roomsche kerk terug te voeren. En aan gevaren, omdat men op hem loerde. Tot dit laatste gaf hij zelf aanleiding, daar hij niet kon zwijgen, als hij dingen zag of hoorde die de eere Gods schandelijk vertraden. Zoo bestrafte hij eens eenen herbergier, dat hij zijne kinderen niet verstaanbare gebeden leerde, waardoor hij dezen ten vijand kreeg.
Hij werd ook ten slotte gevangen genomen in zijn logement te Grenoble, ten 10 è, 11 uren in den nacht. Voorloopig plaatste de prevot der Marechaux (een soort van rechters, door Frans I ingesteld, om allerlei soorten van vagebonden proces aan te doen) hem in eene kamer. Des anderen daags werd hij in de gevangenis gebracht, en wel in eenen diepen kerker, waar hij twaalf dagen lang in gezelschap was van twee moordenaars, die hem veel verdriet aandeden. Reeds den eersten dag hadden eenige medegevangenen, die met onzen Le Fevre medelijden hadden, bij den kapitein der gevangenis het verzoek gedaan om hem - te doen verhooren, opdat er voor hem eenige verademing kon komen. De kapitein der gevangenis was hiertoe bereid, maar noch de rechter van den prevot, noch de bisschop wilden Le Fevre in verhoor nemen. Daarom werd hij naar den vice-baljuw verwezen. Dit geschiedde den eersten dag der gevangenschap, waarbij hij van den eenen kerker naar den anderen gevoerd was. Onze martelaar werd weer teruggebracht in zijne oude cel, waar hij nog eenige dagen bleef, totdat eindelijk de vice-baljuw een zijner advocaten en assessoren (raadsheeren) zond om hem te ondervragen. Dit eerste onderzoek liep over de vraag: «Gelooft gij aan de Roomsche kerk? "
Bij deze gelegenheid bleek, dat de gevangene het eerst in Engeland met het woord van God bekend geworden was. Ook over de heiligen ging het gesprek. Op alles gaf hij een schriftuurlijk antwoord. Tegelijk toonde hij zijnen afkeer van: de bastaarden, die den waren godsdienst niet hadden, zooals de wederdoopers, de Epicuristen en die de lusten des vleesches zochten te volbrengen, die, ofschoon zij uit Babyion gegaan waren, nochtans niet behoorden tot de ware kerk en gemeente van Christus Jezus, zooals zij, die zich alleen op. het Woord Gods overlieten en zich daardoor met alle gevoegelijkheid en op eene goede manier lieten regeeren." Toen de monniken pogingen deden om hem over te halen tot het Pausdom terug te keeren, verklaarde hij liever bij ïde ware kerk van Jezus Christus en bij zijne leer" te willen blijven.
Na dit eerste verhoor kwam Le Fevre in een ander deel der gevangenis; de kapitein bracht hem bij ^zoodanige broeders, die hem met alle vertroosting verblijd en verheugd hebben."
Des middags werd een tweede onderzoek ingesteld door den vicebaljuw in tegenwoordigheid van vele advocaten en grauwe monniken. Het ging toen over het bidden in een vreemde taal of in die des volks, waartoe men behoort. Ook het Avondmaal werd behandeld. Het was reeds laat toen de gevangene weer naar zijnen kerker werd teruggeleid.
Acht dagen later begon een nieuw onderzoek waarbij verscheidene menschen tegenwoordig waren. Het gesprek liep over het vagevuur, waarvoor de tegen.standers beproefden een schriftuurlijke grond te geven. Maar Le Fevre beriep zich met meer recht op de Schrift. Voorts kwam het op den Paus, de voorbiecht. Zoo verliep ook dit onderzoek.
Intusschen beleed de gevangene zijnen Heere niet alleen voor zijne rechters, maar ook voor zijne medegevangenen, waaronder verscheidene gaarne naar hem luisterden. Daarom gebood het parlement den vice-baljuw Le Fevre naar een andere gevangenis te brengen. Dat geschiedde. Hij kwam in den kerker van den bisschop. Bij een vernieuwd onderzoek boden zijne rechters hem barmhartigheid aan, indien hij wilde herroepen. Doch hij verklaarde geene barmhartigheid te verlangen. Toen begon een nieuw despuut. In eene uitvoerige predikatie wees hem een monnik op het onderscheid tusschen de Roomsche en Geneefsche kerk. Hierbij kwam ook ter sprake de vraag, of de Paus macht had buiten het woord Gods de gewetens te binden door zijne wetten. Hij meende van wel, omdat Christus zijnen dicipelen gezegd heeft, dat de Heilige Geest in alle waarheid zou binden. Dat was overgegaan op de kerkleeraren en vergaderingen zeide hij. »Daarenboven beweerde hij dat te Geneve ook r-ckere wetten waren vastgesteld buiten het uitgedrukte woord van God.
Dit bewees hij uit een klein psalroboekje, dat ik (Le Fevre) bij mij had, naar aanleiding van de bepaling, waarbij de algemeene gebeden op. Woensdag waren vastgesteld, alsof die dag heiliger was dan de andere. (In bedoeld boekje wordt de Woensdag genoemd als dag der gebeden en met het oog daarop waren er 37 psalmen gekozen, die beden bevatten. Het viel den martelaar niet moeielijk aan te toonen, dat de bedoelde wetten bepalingen van orde waren, die de gewetens niet bonden of op bijgeloovige wijze beperkten. Overigens toonde hij aan, dat niemand recht had een ander Evangelie te brengen dan dat van Jezus Christus. Nadat nog eene poging was aangewend om hem tot het Pausdom terug te brengen, vroeg de vice-baljuw, of hij zich wilde onderwerpen aan wat in zijne eerste zaak en belijdenis was gedaan. Dit stemde de gevangene toe. Hierop werd hem voorgelezen zijn eerste vonnis, waarbij hij veroordeeld was om op een stuk tiendwerk naar de Ferreaux van Lyon gesleept en daar aan een paal gebonden, geworgd en verbrand te worden.
Bij deze gelegenheid kwam ook uit, welke beschuldigingen men tegen Le Fevre had, namelijk dat hij zijn redders weigerde te • noemen (waarvoor men hem op de pijnbank wilde brengen), schandelijk van den koning en de Roomsche kerk had gesproken en een ketter was. Een en ander loochende de martelaar. Zelfs gelukte het hem te bewijzen, dat de getuigen, die beweerden, dat hij den koning had gevloekt, valsche getuigen waren. Eindelijk zeide hij, dat hij zich hieljl aan het vonnis, vroeger te Lyon geveld en het hoogcr beroep, toen reeds gedaan. Nieuwe onderzoekingen volgden, waarop hij naar Lyon werd gevoerd onder goed geleide en zwaar geboeid, omdat zich het gerucht verspreid had, dat men hem weer wilde verlossen. Te Lyon aangekomen, werd hij in den kerker te Rouaan opgesloten. Vandaar, evenals uit zijne andere gevangenis, hield hij briefwisseling met die buiten waren door middel der porders, die omgekocht werden of door medelijden bewogen, om den gevangenen of hunnen vrienden ter wille te zijn. Hierdoor is nog veel bewaard gebleven van de geschiedenis en de belijdenissen der martelaren in den kerker. In Lyon werden de onderzoekingen weer geopend. De oude punten over de pauselijke macht, de mis, de biecht, Gods Woord kwamen opnieuw in behandeling.
Eindelijk werd hij ter dood veroordeeld. Dit schreef hij nog zelf aan Calvijn, met nog andere bijzonderheden. En toen het geslagen vonnis werd uitgevoerd, Iieeft men hem eerst de tong uitgesneden en daarna levend verbrand op den 7en Juli 1554.
DE GAAV FORTMAN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 7 januari 1894
De Heraut | 4 Pagina's