GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXXVI.

PARIJS IN 1562.

De moorden, door Rome's handlangers en voorvechters gepleegd aan de Gereformeerden te Vassy, te Cahors, te Toulouse en elders, bewezen duidelijk, dat met het edict van den lyen Januari 1562, waarbij den Protestanten vrijheid van godsdienst buiten de steden was toegestaan, werd gespot door de vijanden der ware religie. Wat te erger was, omdat de koningin-regentes niet bij machte was om het door haar gesloten verdrag met de Hugenooten van hunne vijanden te doen eerbiedigen. Dit deed bij een zekeren Louis Condé de vraag rijzen, of het niet de plicht der Hugenooten was, om naar de wapenen te grijpen en den vijand tot rede te brengen. 'Wij kunnen ons 'begrijpen, hoe ernstig deze vraag is besproken onder de Gereformeerden van Frankrijk. Niet allen hebben haar bevestigend beantwoord. Toch was de schare groot, die op Conde's roepstem zich om hem vergaderde, ten einde aan de verdrukkingen der Hugenooten, die de kleinste helft der natie uitmaakten, met geweld een einde te maken. Philips van Hessen zond hun zijne hulptroepen en Colligny plaatste zich mede aan het hoofd der gewapenden. Deze eerste godsdienstoorlog in Frankrijk eindigde eerst met den vrede van Amboise, den i gen Maart 1563, Gedurende dezen tijd ging de vervolging der Gere­ formeerden op vele plaatsen des lands voort. Het parlement van Parijs gaf hiertoe het voorbeeld, want het liet een bevel van gevangenneming uitvaardigen tegen alle heeren en edellieden, welke van de religie waren, alsmede tegen verscheidene raadsheeren, rechters en andere magistraatspersonen. Kon men ze niet krijgen, dan moest men ze indagen op straffe van verbeurdverklaring hunner goederen, terwijl zij bovendien geacht zouden worden schuldig te staan aan de hun ten laste gelegde daden.

Dit besluit was genoeg, om de vvoede des volks tegen de Hugenooten aan te wakkeren, zoodat, werd iemand opgebracht naar den kerker, men hem slechts een Hugenoot had te noemen, om te maken, dat hij in de rivier geworpen werd. Ten einde het volk nog beter aan te hitsen, werden twee geleerde en eerbiedwaardige mannen namelijk Jean Greffin, magistraatspersoon in Tenlis, en een andere magistraatspersoon, in Toulouse opgehangen, omdat zij in genoemde steden de preeken en doop hadden geduld, soms in hunne eigene huizen. Het volk, dat ziende, liep toe, hieuw hunne hoofden'af, speelde er mee als met ballen en verbrandde ze eindelijk met hunne lichamen. Verscheidene huizen van edellieden werden geplunderd, waarbij menig slachtoffer van den dood viel. O. a. die van de heeren van Bantelic (een dorp 19 kilometers van Mantes verwijderd) en van Berd. In het laatstgenoemde huis, niet ver van Pontoise gelegen, werd een der kinderen van den heer Berti gedood en zijne overige huisgenooten naar de gevangenis gesleept, nadat ze geslagen waren. Een ander edelman du Vexin, heer van Haudrencourt, werd in zijn huis door soldaten aangevallen. Eerst verdedigde hij zich met vuurwapens, doch toen hij zag, dat hij dezen ongelijken strijd niet kon volhouden, sprong hij in het water, om zich aan den anderen oever te redden. Eer hij daar kwam, werd hij door een kogel doodelijk getroffen. Eenigen tijd te voren was een opziener van de kerk van Parijs, met name La Faye, die met eenige kinderen, welke hij onderwees, naar Orleans vluchtte om er veilig te zijn, te Meulan gevangen genomen met zijne leerlingen en om der wille zijns geloofs veroordeeld tot de galg. Van dit vonnis kwam hij in hooger beroep. Op weg naar Parijs werd hij door het gepeupel van onder de handen zijner geleiders getrokken en van de brug in de rivier geworpen. Daarna redde men hem en bracht hem in den kerl^er te Parijs, waar hij werd gedoed.

Men zou van hen, die wij hierboven besproken hebben, kunnen vragen, of zij wel martelaren zijn geweest in den eigenlijken zin des woords. Met Crespin, den Franschen schrijver van do geschiedenis der martelaren, meenen wij, dat ook zij martelaren geweest zijn, al heeft niet de beul het vonnis aan hen voltrokken, maar zijn ze gevallen door het zwaard der soldaten en de wraak des gepeupels, welke zich zelf de wet stelde en tegelijk rechter en uitvoerders waren van de ontzettende gruwelen, aan de belijders der waarheid gepleegd. Crespin voegde hierbij: »Ik ben overtuigd, dat God niet zal toestaan, dat hunne heugenis ver-.loren ga". Deze profetie is vervuld. Zij worden in het martelaarsboek genoemd.

Bij degenen, die wij reeds genoemd hebben, voegen wij nog anderen, namelijk Marie Mesaul, de-vrouw van Pierre Caillor welke m.et vier harer kinderen doodgeslagen werd. Bij Isaac Oger, een kramer, drong men in huis, ofschoon er de pest heerschte. Hij werd naar buiten gebracht, met zwaardslagen ernstig verwond, en daarop naar de gevangenis van St. Martin gesleept, waar hij spoedig stierf.

Roche Ie Frère, een drukker, kwam juist van Meaux terug, toen hij door het gepeupel werd gevangen genomen in de straat St. Honoré, half dood geslagen, en toen voortgesleept naar de varkensmarkt, waar hij verbrand werd.

Een ander, met name Vincent, knecht bij den boekverkooper Christofle Marchenoir, werd ook voortgesleept naar de place Maubert en daarna in de rivier verdronken.

Geen beter lot trof den beroemden kunstenaar Jean Cousin. Daar hij een Hugenoot was, had hij in de gevangenis van den abt van St. Germain des Prez eenigen tijd doorgebracht. Hij werd echter losgelaten. Dit was niet naar den zin van het gepeupel. Het greep hem opnieuw in de straat St. Germain de Lauxerrois en bracht hem naar de rivier, waarin hij geworpen werd. Toen hij zijne handen uit het water ophief, en God en het volk om mededoogen bad, kreeg hij een slag op het hoofd met een haak. Een eind verder gedreven voelde hij grond. Dadelijk wierp hij zich in het water op de knieën, smeekende, dat men hem het leven zou redden, aangezien hij nooit iemand had beleedigd. Doch het eenige antwoord, dat hij kreeg, was dat hij in den stroom werd teruggeworpen.

Claude Passeron, portier bij de poort van St. Michel, was uit zijn betrekking ontslagen, omdat hij de Gereformeerde religie liefhad, en werd op zekeren dag doodgeslagen en daarna in de rivier geworpen met een touw om den hals.

Zoo verging het velen. En toen men na den vrede de schuldigen wilden vervolgen, werden zij op last van het parlement van rechtsvervolging ontslagen.

DE GAAY FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's