GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wij ontvingen ter

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wij ontvingen ter

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 15 Nov. 1895.

Wij ontvingen ter plaatsing onderstaande Verklaring van den heer Lohman, met het Antwoord daarop van den heer Rutgers c. s.

"Verklaring.

Het is mijnen ambtgenooten Rutgers en Kuyper noodig voorgekomen, openlijk de redenen mee te deelen, waarom zij de medeverantwoordelijkheid voor de benoeming van de Commissie van Enquête op Seinpost hebben aanvaard.

Zij vermelden daarbij, dat hun, bij zekere besprekingen in den kring van hoogleeraren, gebleken is, dat er tusschen hen en mij een diepgaand verschil in beginsel bestond.

Er was, zeggen zij, groot gevaar ontstaan, voor het bestaan eener universiteit die van giften van particulieren leeft, welke reeds, ten gevolge van mijne axnwezigheid aan de Vrije Universiteit, begonnen af te nemen. Er was onmiddellijk gevaar, dat de leeftocht voor heel de Universiteit zou worden afgesneden.

Wat dit finantieel argument aangaat, merk ik alleenlijk op, datdecontributiënin 1887 ƒ 30375 hebben bedragen, en successievelijk gedaald zijn, totdat zij in 1891 ƒ 28449, in 1892/28177, in 1893 / 26617 bedroegen. In 1894 — het eerste jaar waarin van oneenigheid tusschen Dr. Kuyper en mij gebleken is — ƒ 24338. Of nu deze laatste daling juist aan die oneenigheid is toe te schrijven, waag ik niet te beslissen.

Alleen zij het mij geoorloofd, met verwijzing naar bedoelde verklaring, nu ook mijnerzijds het volgende te verklaren:

I ö. Er hebben inderdaad eenige besprekingen onder hoogleeraren plaats gehad, die echter nog niet waren afgeloopen, en slechts strekten tot voorbereiding van een rapport aan den Senaat^ zoodat een paar professoren, individueel, niet de minste bevoegdheid hadden of hebben om te spreken van een diepgaand verschil van gevoelen, en dan op grond van deze particuliere besprekingen hun ambtgenoot te bemoeilijken, evenmin als zij bevoegd zijn hun opvatting van art. 2 der Statuten als authentiek aan te nemen, al hebben zij ook zelven dat artikel ontworpen, omdat dit artikel, evenals elk ander wetsartikel, uit zich zelf en uit de statuten moet worden verklaard, maar niet uit de voor het publiek verborgen gedachten der ontwerpers; en zulks te minder, omdat ook ik tot het ontwerpen van dat artikel heb meegewerkt.

2". Met geen enkel woord ben ik door mijne ambtgenooten gewaarschuwd dat mijne beweringen, in eene bijeenkomst van hoogleeraren geuit, mede den grondslag zouden uitmaken van eene tegen mij gerichte openlijke actie.

3". Er is door mij niet het geringste tegen spoedige en snelle afdoening van de quaestieuse punten in den weg gelegd, en er is dus geen enkele reden om te onderstellen, dat besprekingen en onderhandelingen zich over meerdere jaren zouden hebben uitgestrekt! Ook zonder de Commissie van Enquête zou de zaak even spoedig geloopen hebben als thans, en zou, zoodra in den Senaat gebleken ware van een sdiepgaand verschil van gevoelen", het Curatorium^ gesteld dat dit daarbij niet aan mijne zijde stond, mij hebben kunnen uitnoodigen om mijn ontslag te vragen. Want alleen aan het Curatorium, niet aan mijn ambtgenooten, komt een oordeel over mijn onderwijs toe. Dat, naast dien Senaat en Curatorium, ook nu nog eene Commissie van Enquête bestaat, waarvan ten hoogste twee leden geacht kunnen worden eenigermate over de beteekenis van dat »diepgaand verschil" met eigen oogen te kunnen oordeelen, bespoedigt niet, maar vertraagt .den loop der zaak.

40. De Commissie van Enquête is in geenen deele in het leven geroepen naar aanleidingvan eene buitenaf geheel onbekende discussie, maar naar aanleiding van door mij openlijk uitgesproken gevoelens, over welke, indien zij verkeerd waren, het Curatorium had te oprdeelen. Met de discussiën in de vergaderingen van hoogleeraren gevoerd, had dus die Commissie van Enquête niets te maken.

50. Tot mijn groot leedwezen geven de beide hoogleeraren het onderwerp, waarover in de vergaderingen van hoogleeraren gedebatteerd is, niet juist weer. Dat onderwerp luidde geenszins: »Wat weg men moet inslaan om tot de juiste kennis te komen van de gereformeerde beginselen", maar geheel anders. De inleiding van het gedrukte stuk, dat tot grondslag van de discussiën was gelegd, luidde als volgt:

De ondergeteekend—1 ontvingen in opdracht, een schema in gereeöfieid te brengen, dat als leiddraad zou kunnen dienen voor de bespreking van de beteekenis, die in art. 2 van de Statuten der Vereeniging voor H. O. op G. G. voor ons Hooger Onderwijs in het gemeen, en voor de afzonderlijke vakken in het bijzonder, zij toe te kennen aan de in dit artikel voorkomende uitdrukking: de Gereformeerde beginselen. Daar echter de uitgebreidheid van dit onderwerp h. i. splitsing noodzakelijk maakte, achten zij zich voor ditmaal te moeten bepalen tot het ontwerpen van een schema voor de methodologie van deze beginselen. En dat wel een schema voor zoodanige bespreking, dat voortaan zou afgesneden worden de noch universitair, noch wetenschappelijk te rechtvaardigen toestand, dat elk hoogleeraar zich, geïsoleerd, een denkbeeld van deze beginselen vormde; en daarentegen de eenig gewettigde toestand voorbereid, waarin de gezamenlijke hoogleeraren, op grond van gemeenschappelijk onderzoek, althans van eenzelfde grondbeschouwing over de beteekenis der gereformeerde beginselen, bij hun onderwijs zouden uitgaan."

Hieruit blijkt ten duidelijkst, dat het te doen was om elk der hoogleeraren te binden aan eene zoodanige opvatting van Gereformeerde beginselen, als de hoogleeraren gezamentlijk zouden meenen te moeten vaststellen.

Het is tegen dien aangelegden of aan te leggen s band, , en geenszins tegen het inslaan van zekeren v weg, dat ik, , op grond van mijne gereformeerde k beginselen, , mij ten stelligste heb verzet.

Het is natuurlijk altijd mogelijk, dat mijnerzijds de bedoeling van de stellers van het bewuste stuk niet is begrepen; maar dan schijnt het mij te betreurenswaardiger, dat men, zelfs nog vóór het einde der onderlinge besprekingen af te wachten, meegewerkt heeft tot openbare bespreking en alzoo - tot publiceering van het sdiepgaand verschil." Door die sversnelde beëindiging van het geschil" heeft men wellicht eenige contributiën gered, maar, althans voorloopig, de juridische', faculteit verwoest.

Aan de bladen, die de verklaring van de heeren Rutgers en Kuyper hebben opgenomen, verzoek ik beleefdelijk ook deze verklaring te willen overnemen.

A, F. DE SAVORNIN LOHMAN.

9 November 1895.

Het antwoord hierop luidt aldus:

Antwoord.

Op bovenstaand schrijven van den heer Jhr. Mr. A. E. de Savornin Lohman, hebben de ondergeteekenden de eer het hier volgende aan te teekenen. t u z

i". Dat de financiën achteruitliepen stengevolge van de aanwezigheid (van den heer Lohman) aan de Vrije Universiteit", staat in hunne sVerklaring" nergens. m t U

2". Dat in de Enquête-Commissie - nhoogstens twee leden" zouden zitten die seenigermate" tot oordeelen bevoegd waren, is eveneens eéne verklaring, die zij voor rekening van den heer Lohman moeten laten. s g d v

30. Wat de daling der inkomsten betreft merken zij op, dat de aanvang der geschillen in 1892 op de jaarvergadering te Groningen ligt, en dat sinds dien tijd de contributiën van ƒ 28.177 op ƒ 24.338, d. i. met bijna / 4000 gedaald zijn, d. i. met niet minder dan één zevende. z

4". Ongetwijfeld waren de besprekingen onder de hoogleeraren nog niet geëindigd. Integendeel ze waren pas begonnen. Maar overmits bij dat eerste begin de keuze moest bepaald van den weg dien men had in te slaan, wist men., zoodra de één noordop wandelde, en de ander zuidwaarts afsloeg, vooruit., dat men met elke nieuwe dagreize steeds verder van elkaar afging. Als de één gaat zitten in den trein die naar Berlijn stoomt, en de ander neemt plaats in de boot die op Londen vaart, behoeft geen bericht van aankomst ingewacht, om met volkomen zekerheid te weten, dat beiden niet op dezelfde plaats kunnen arriveeren.

5". Wat hunne bevoegdheid aangaat, veroorloven zij zich de opmerking, dat zij als medestichters en leden , der Vereeniging het recht en den plicht hebben, om voor het behoud der Universiteit te helpen waken.

6". Dat de volledige bespreking in den gewonen gang jaren zoude gevorderd hebben, staat voor hen vast. De bespreking van de enkele vraag, hoe men tot de kennis der Gereformeerde beginselen kon geraken, is op i Februari 1895 begonnen, en eerst op 11 October ten einde gebracht. Hiermee nu was nog slechts een eerste, kleine stap op den langen weg gedaan. Daarop moest het onderzoek volgen naar de Gereformeerde beginselen in het algemeen, zoo formeel, als materieel; eerst daarna kon het onderzoek worden ingesteld voor de enkele faculteiten; en voorts voor de enkele vakken; om dan natuurlijk ten slotte nog de methode van het wetenschappelijk bewijs aan de orde te doen komen. Hoe nu deze omvangrijke arbeid, én commissoriaal én in den Senaat, én met Curatoien, vooral zoolang de meeningen zóó principieel tegenover elkander bleven staan, binnen minder dan twee a drie jaren zou kunnen voltooid zijn geworden, verklaren zij niet te verstaan.

70. De uitspraken van den heer Lohman over zijne opvatting van de beginselen en van het onderwijs, waartegen de verzoekers om Enquête bezwaar hadden, waren van dien aard, dat onr h dergeteekenden zich nog langen tijd aan de mogelijkheid vastklemden, of zij misschien het gevolg konden zijn, niet van verschil in beginsel., maar van misverstand. In het licht daarentegen van de gehouden besprekingen werd het voor hen volkomen duidelijk, dat dit een illusie was, waaraan men zich niet langer mocht overgeven; en uit dien hoofde misten zij den moed, om langer in afwijzenden zin te adviseeren.

8". De opmerking dat zij het onderwerp in bespreking niet juist zouden hebben weergegeven, moeten zij ten stelligste weerspreken. Een reeds aangekondigde Publicatie van den Senaat ontslaat hen intusschen van de moeite, dit nader aan te toonen. In de stellingen, die pubUek zullen worden gemaakt, wordt uitsluitend gehandeld van de wetenschappelijke methode om tot de kennis der Gereformeerde beginselen te geraken, en de zinsnede waarop de heer Lohman zich beroept, spreekt alleen van eenheid in de grondbeschouwing.

Op dit punt is, voor wie goed leest, zelfs geen verschil van gevoelen mogelijk.

De band, die aangelegd werd, was uitsluitend de band van Art. 2 der Statuten, op wetenschappelijke wijze verklaard.

En ten 9". merken zij op, dat er door hen uitdrukkelijk op gewezen is, hoe eene Commissie van Enquête allereerst tot taak had, niet om den heer Lohman Jte bemoeilijken", maar om te beproeven, of het geschil niet in der minne uit den weg ware te ruimen.

Zij leggen hierop nogmaals a/^i? ? ^ nadruk dien de zaak verdient.

Dat de Commissie van Enquête zich thans niet meer in de mogelijkheid bevindt, om dit schoone doel te bereiken, is h. i. uitsluitend te wijten aan het geheel valsche licht, waarin sommigen de Commissie van Enquête geplaatst hebben, en niet minder aan de overhaaste publicatie van den heer Lohman en zijn nu reeds, eer de Commissie handelen kon, genomen besluit.

Er was periculum in mora. Daarom moest het dreigende gevaar door versnelling van het proces worden afgewend, en alzoo een oplossing van het geschil gezocht, die zij van ganscher harte, mits het beginsel ongedeerd bleef, in vredelievenden, d. i. hier behoudenden zin, wenschten.

De bladen, die de tegenverklaring van den heer Lohman overnemen, zullen wel zoo goed zijn, ook dit Antwoord daarop aan hun lezers mede te deelen.

F. L. RUTGERS.

A. KUYPER.

Amsterdam, li, November 1895.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Wij ontvingen ter

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1895

De Heraut | 4 Pagina's