GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Door Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EENE REIS IN DE MIDDELEEUWEN.

II.

EEN VEROVERAAR.

In Azië heerschte omstreeks het jaar 1200 een vorst, bij het hooren van wiens naam de halve wereld sidderde, 't Was Dsjengis-Khan.

Tegenwoordig hebben de Europeanen van de volken van Azié weinig te vreezen. Integendeel, Engelschen en Russen, Nederlanders en Franschen zijn meesters over groote landstreken van dat werelddeel. Vroeger was dat anders. Mongolen, Tartaren en Turken zijn eeuwen lang de schrik van Fkiropa geweest. Iets daarvan kunt ge nog besmeuren, als gij de gebeden leest die achter in 't psalmboek staan.-De dichter Vondel, die vóór twee eeuwen stierf, schijnt soms bang te zijn geweest, dat hij in zijn kouscnwinkel in de Warmoesstraat nog last van de Turken zou krijgen. Nu, dat was nog niet zoo heel onmogelijk, als ge bedenkt, hoe in dien tijd de Turken nog zelfs het beleg voor Weenen sloegen, 't Was, naast God, alleen aan de hulp der Polakken te danken, dat die stad niet in hun handen viel. Ware dit wel gebeurd, misschien had men dan zelfs nog de Turksche troepen dicht bij onze grenzen te zien gekregen.

De naam Dsjengis-Khan was door heel Azië, tot aan de Zwarte Zee toe, verbonden met de gedachte aan meedoogenlooze verwoesting, schrik' lijk bloedvergieten en woest gev/eld. Die vorst was geweldiger in zijn doen dan eenig ander legerhooid, en stichtte dan ook een rijk, als nooit een wereldveroveraar vóór hem had bezeten. Nebucadnezar noch Alexander de Groote zijn in dit opzicht bij hem te vergelijken.

In Mongolië (denkt aan de kaart, vrienden !) werd in 't jaar 1164 een prins geboren, die van zijn vader Yessoegay den naam Temoetsjin kreeg. Dit was de toekomstige veroveraar Dsjengis-Khan. Reeds vroeg vond hij gelegenheid zijn krijgshaftigen aard te toonen. Hij verloor zijn vader, en aanstonds waren er een aantal opperhoofden'die den troon wilden bemachtigen. Doch de dertienjarige prins toonde al dadelijk wie hij was. Hij trok tegen de mededingers te veld en, zegt de geschiedschrijver: sHij vernietigde hen."

Dat was het voorspel van wat Dsjengis-Khan heel zijn leven wezen en verrichten zou!

Weldra voegden zich de meeste stammen der Mongolen onder zijn gezag, en nu begonnen meteen de groote oorlogen. De Mongolen waren in dien tijd schatplichtig aan den vorst van Noord-China. Maar Dsjengis-Khan was er de man niet naar, andere vorsten naast, laat staan boven zich, te dulden. In plaats van met schatting en geschenken, rukte hij met de wapenen China binnen, in het rijk van zijn leenheer. Alles wierp hij ter neder, en toen zijn leger eindelijk met ontzaglijken, rijken buit weer aftrok, was de leenheer leenman, de leenman leenheer geworden.

Had Dsjengis-Khan alzoo het oosten van Azië aan zich onderworpen, thans keerde hij zich naar het westen. Met zijn tallooze scharen van ruiters overweldigde hij het eene rijk na het andere. Heel hoog-Azië werd onder de Mongoolsche heerschappij gebracht, de landen tot voorbij den Oxus werden verwoest en Perzië eveneens. Niets kon den veroveraar weerstaan. Zijn legers drongen al plunderend door tot aan de Zwarte Zee. De koningen Van Georgië en Armenië werden leenmannen van Dsjengis-Khan, Terwijl zijn legers in het Westen stonden, liet de Mongoolsche vorst zelf China zijn ijzeren vuist voelen. In het koninkrijk Tongoet, dat eens tot China behoorde, bood men tegenstand, doch hij verstikte dien in stroomen bloeds. Heel de bevolking van dit rijk werd omgebracht; grijsaards, vrouwen noch kinderen verschoond.

Zoo deed Dsjengis-Khan als een woeste krijgsman trouwens met alle steden, die hem niet ootmoedig als heer aannamen, die hij stornienderhand moest innemen. Dan werd niemand gespaard. Dit was 't dan ook, waardoor hij zoo ontzaglijke veroveringen kon maken. Onderwierp men zich vrijwillig, dan werd men zacht behandeld en behield /nagenoeg alle vroegere vrijheid. Maar verzette men zich, dan liep het uit op een volkomen vernietiging zonder eenig mededoogen.

Niet alleen de menschen werden neergesabeld, rnaar zelfs de dieren gedood. Niets levends bleef als 't ware over. Het veld lag met lijken bedekt en werd in een woestenij veranderd. Gij begrijpt, dat menige stad, om zulk een schrikkelijk lot te ontgaan, zich maar aanstonds overgaf. Tegen de Mongolen was toch niet met cenige goede kans te strijden. Als Dsjengis-Khan met zijn ruiters maar in de verte naderde, waren de lieden reeds als van schrik verlamd. Zoo veroverde deze schrikkelijke heerscher bijna de halve wereld.

Toch had deze woeste veroveraar ook in zijn doen en laten niet weinig, dat toont hoe hij niet enkel veroveraar was, maar veel meer en wat beters nog dan dat ook. We zagen reeds, dat wie zich onderwierp^ rustig leven kon en alle vrijheid behield. Ook is 't waar dat Dsjengis-Khan zijn reusachtig rijk voortreffelijk bestuurde. De volken, die er nog in over bleven, konden in vrede leven, ja hij wist hen zelfs tot welstand te brengen. Alle ambachten, de handel en 'r verkeer bloeiden, 't Eenige wat hij eischte was, dat de volken schatting opbrachten, om zoo de schatkameren van den grooten Khan oi vorst met zijn rijkommen te vullen. Zoo was dan Dsjengis-Khan niet alleen een groot veroveraar, maar ook een wijs vorst en knap staatsman, iemand van groote beteekenis.

Eèn zaak vooral was opmerkelijk, en werd door velen op hoogen prijs gesteld: Men kon vrij zijn godsdienst behouden. Vooral de Christenen waren hem daar dankbaar voor. De zoogenaamd beschaafde keizers van Rome hadden indertijd de Christenen gruwelijk vervolgd. Deze oorlogzuchtige Mongoolsche vorst liet hun volle vrijheid. Misschien vraagt gij wat danzijft godsdienst was. Dat is niet zoo gemakkelijk te zeggen. Een heiden was hij zeker, althans iemand die den Weg, de Waarheid, het Leven, d. i. de Heere Christus, niet kende. Toch was hij, ook wat zijn godskennis betreft, boven vele heidenen verheven, ja, had hij om zoo te zeggen zijn eigen godsdienst, volgende dus ook hier zijn eigen hoofd, dat echter ver van hol of ledig was.

In 't jaar 1206, toen Dsjengis-Khan tot groot vorst der Mongolen uitgeroepen was, vaardigde hij een wetboek uit.' Daarin nu staat als eerste gebod:

»Men moet gelooven aan een God, den Schepper van hemel en aarde, die leven, dood en rijkdom doet komen, die oorlog en vrede zendt en over alles onbeperkt gezag heeft."

Dat was een allesbehalve onverstandige of opgeblazen taal, en 't bewijst dat Dsjengis-Khan ook zeer goede denkbeelden had, al wist hij niet genoeg. Ongelukkig echter verbeeldde hij, die over zulk een-ontzaglijk rijk regeerde, zich nu ook, dat hij Gods plaatsvervanger was, de man aan wien de Allerhoogste alle rijken der aarde tot een gebied gegeven had.

En zoo kunnen we dan ook heel goed begrijpen, hoe Dsjengis-Khan het plan opvatte en trachtte uit te voeren; om de geheele wereld aan zich te onderwerpen. We zullen zien of hij er toe kwam, hij, dien we moesten kennen omdat de reizigers, waar we van spraken, kort na hem leefden, en met de heerschappij door hem geslicht zoo vaak en lang in aanraking waren.

CORRESPONDENTIE.

A. V. A. te N. In een volgend Nr. hopen we te antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Door Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's