GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rectorale oratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rectorale oratie.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 4 Nov. 1898.

De Heraut is gewoon een kort verslag van de rectorale oratie, waarmede 20 October de overdracht van het Rectoraat aan de Vrije Universiteit plaats vindt, reeds iti dezefde week aan zijn lezers mede te deelen. Dat het ditmaal niet geschiedde, was niet te wijten aan mindere waardeering van hetgeen de aftredende Rector als laatste vrucht van zijn Rectoraat ons bood,

maar aan de uitlandigheid van onzen Hoofdredacteur, waardoor de Heraut in half formaat verscheen. Nu ons blad weer tot zijn normale grootte is teruggekeerd, haasten wij ons het gepleegde verzuim te herstellen.

Prof. Dr. F. L. Rutgers, die het Rectoraat zou overdragen aan Prof. Dr. A. Kuyper, had ditmaal niet zooals vroeger een kerkrechtelijk, maar een kerkhistorisch onderwerp gekozen, voor welke afwisseling men hem zeker niet ondankbaar zal zijn.

Reeds lang toch was met spanning tegemoet gezien eenige vrucht van de historische studies, door dezen hoogleeraar gemaakt. Men wist, dat deze studies voor een groot deel het leven van Calvijn betroffen. Wie iets weten wilde omtrent het leven van Calvijn,

klopte dan ook nooit tevergeefs bij dezen hoogleeraar aan. En reeds lang werd de vraag gedaan, waarom van de hand van een zoo kundig historicus ons niet geschonken werd, wat nog steeds een desideratum blijft, het levensbeeld van Calvijn door een Calvinist ons geteekend.

Prof. Rutgers heeft in zijn rectorale oratie er terecht aan herinnerd, dat zulk een levensbeschrijving niet te geven is dan na een ernstige en onafgebroken studie, die tientallen van jaren vordert. De invloed van Calvijn is zoo breed geweest; zijn werkzaamheid omvatte bijkans heel de destijds bekende wereld; de door hem nagelaten geschriften vormen een bibliotheek op zich zelf. Het beeld van zulk een man schetst men niet met het penseel van een Frans Hals, in enkele uren, met een losse streep hier en daar. Daartoe is meer zelfs dan de meesterhand van een Rembrandt, is de toewijding van heel een leven noodig. En wie zal het dan onze Hoogeschool verwijten,

dat zij, na zoo kort bestaan, nog geen monument heeft opgericht voor den Reformator, uit wiens heilig beginsel te leven haar roeping en haar eere is! Toch heeft Prof. Rutgers eenigermate aan het reeds lang uitgesproken verlangen willen voldoen. Uit de opgehoopte schatten deed hij een greep. Wat voor ons Nederlandsche Calvinisten wel van het ineeste belang is, de invloed, dien Calvijn heeft uitgeoefend op de reformatie in ons land,

werd het thema zijner rede. Ook dit onderwerp werd nog begrensd. Het gold niet de vraag, welken invloed de beginselen door Calvijn in het Hcht gesteld, op de ontwikkeling van ons volk hebben gehad; hoe het stempel van Calvijns geest, in het karakter van ons volk diep en onuitwischbaar is ingesneden; welke gevolgen dit voor de ontwikkeling der Gereformeerde kerken in Nederland, voor de nationale onafhankelijkheid van ons vaderland, voor den bloei van wetenschap en kunst heeft gehad.

Zulk een onderwerp ware te rijk voor een rectorale oratie, die slechts enkele uren duren kan. Plet onderzoek liep alleen over de vraag welk rechtstreeksch en persoonlijk aandeel Calvijn heeft gehad aan de reformatie van Gods kerk in ons vaderland. Schijnbaar moge het onderwerp daardoor aan belangrijkheid voor het algemeene publiek hebben verloren. De opsomming van al de Nederlanders, bekende en onbekende, die tijdens het leven van Calvijn met hem in aanraking zijn geweest, of onder zijn invloed hebben gestaan, boezemt meer eerbied in voor de belezenheid van den spreker dan dat het tot belangstelling prikkelt. Maar wie op de hoogte was met den stand van het historisch geding, behoefde het slot dezer rectorale oratie niet af te wachten, om te gevoelen, dat het hier ging om een der meest belangrijke vraagstukken onzer vaderlandsche kerkgeschiedenis; dat hier een pleidooi werd geleverd voor het eerstgeboorterecht van het Calvinisme; dat revisie werd aangevraagd van een vonnis, waaronder de Calvinistische actie van de i6e eeuw in Nederland nog altoos smadelijk gebogen ging.

Kerkelijke en wereldlijke geschiedschrijvers hadden elkander telkens weer de legende nageschreven van een Calvinisme, dat geïmporteerd over de Fransche grenzen door enkele Calvinistische predikers, als een woekerplant de edelste sappen van den oorspronkeiijken Nederlandschen reformatorischen stam naar zich had toegezogcn en dien had vermoord. De bedoeling van die legende was duidelijk. Plet Calvinisme moest als een indringer aan de kaak gesteld en aan de eigen richting, hetzij dan Remonstransch of Zwingiiaansch, het brevet van oorspronkelijk en echt Nederlandsch worden uitgereikt. Prof. Rutgers heeft met de stukken in de handen, soms snijdend scherp, maar altoos onverbiddelijk logisch,

de onjuistheid van deze aanklacht aangetoond. De familiepapieren zijn alle doorsnuffeld; de stamboom is tot in dp verste vertakkingen nagespeurd; de geestelijke verwantschap van Calvijn en de mannen, die bij ons de reformatie in lEfter .periode geleid hebben is gebleken. Voor de rechfbank der historie is hpt pleit gewonngn.

Het kort overzicht, dat van deze rectorale oratie in de bladen verscheen, moge hier een plaats vinden.

De aftredende Rector, Dr. F. L. Rutgers, hield eene rede over Calvijns invloed op de Reformatte in de Nederlanden, voor zooveel die door hemselven is uitgeoefend.

Na eenige algemeene opmerkingen, o. a. over Calvijns sympathie voor de Nederlanders, werd door spreker in het licht gesteld, hoe nog bij

het leven van Calvijn door hemzelven invloed geoefend is: i". op de vele Nederlanders, met wie hij in aanraking kwam, door persoonlijk verkeer en correspondentie; 2". op de Nederlandsche natie in het algemeen, door zijne geschriften en 30. op onderscheidene kringen van Nederlandsche Gereformeerden, door de voor hen bestemd e bijzondere adviezen.

In het eerste deel werd de aandacht gevestigd op de Nederlandsche Anabaptisten en Libertijnen, die Calvijn ontmoet heeft, en voorts inzonderheid op de Nederlandsche uitgewekenen, met welke hij in aanraking kwam; eerst op dezulken, die in den vreemde gevestigd bleven, en daarna op degenen, die uitsluitend of hoofdzakelijk onder hunne landgenooten gearbeid hebben; ter aanwijzing, dat hij voor die allen de leider bij uitnemendheid was, en dus daardoor ook leiding gaf aan hun reformatorischen arbeid.

In het tweede deel werd bijeengezameld, wat er uit een aantal gegevens valt af te leiden omtrent de verspreiding van Calvijns geschriften hier te lande, voor zooveel die nog in zijn eigen leeftijd, en dus vóór het jaar 1564, heeft plaats gehad.

In het derde deel werd gehandeld over de rechtstreeksche leiding, die Calvijn gegeven heeft aan Nederlandsche kringen, die zich „onder het kruis of in de verstrooiing" gevormd hadden, en die telkens raad bij hem zochten; waarbij afzonderlijk gesproken werd over zijne bemoeiing met de Nederlandsche kerken te Londen, te Wezel, te Frankfort, te Antwerpen, en nog elders in de Nederlanden.

Ten slotte werd nu uit dit alles nog afgeleid, hoe geheel onjuist de gewone voorstelling is, volgens welke hier te lande de Reformatie eigenlijk alles behalve Calvinistisch was, maar een gansch ander karakter droeg, dat ook lang bleef nawerken; en dan voorts gesteld wordt, dat eerst na het midden van de i6de eeuw het Calvinisme hier uit Frankrijk is ingevoerd, en toen door den vurigen ijver van Fransche predikers, zonder eenigen tegenstand en bijna plotseling, overheerschend geworden is. Waartegenover gehandhaafd werd, dat, voor zooveel hier van een eigen karakter kan gesproken worden, dit veeleer het Calvinisme is.

In de daarop volgende mededeelingen over de Vrije Universiteit in het afgeloopen Academiejaar, kwam o. a. voor: dat het jaar begon met 113 studenten; dat tegenover 13 vertrokkenen, 17 voor het eerst zijn ingeschreven, waarvan 8 voor Godgeleerdheid, 6 voor de Letteren en 3'voor de Rechten; en dat hetgeheelegetal dus nu 117 is, waarvan 72 voor de Godgeleerdheid, 21 voor de Letteren, 21 voor de Rechten en 3 die de Godgeleerdheid met de Letteren of de Rechten verbinden. Voorts, dat de bepaling, die vijf jaar geleden gemaakt was, om voor studenten ill de Rechten het prodaedeutisch examen in sommige gevallen facultatief te stellen, thans ter bevordering van degelijke studie weder is ingetrokken. En ten slotte, dat voor studenten in de Godgeleerdheid, die na voleindigde studie zich voor de zending op Midden-Java wenschen beschikbaar te stellen, gelijk nu reeds met een zestal het gev^l is, de gelegenheid geopend is, om nog in hun studietijd zelven, onder leiding van Dr. A. A. Fokker, in het Javaansch onderwezen te worden.

Ten besluite werd als Rector geproclameerd Dr. A. Kuyper; maar daar deze nog in het buitenland is, kon de genoemde functie voor het oogenblik slechts nominaal aan hem worden overgedragen.

Wij zijn dankbaar te kunnen mededeelen dat deze rede — moge het zijn na niet al te lang tijdsverloop — het licht zal zien.

Dan zai door de bijgevoegde bewijsstukken nog duidelijker blijken welk een dienst Prof. Rutgers aan het Calvinisme in Nederland bewees.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Rectorale oratie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's