GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

ARMENWET.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan de Kerkeraden, Classen en Synoden der Geref. Kerken in Nederland,

Weleerw. en Eerwaarde Broeders.

Bij de Staten-Generaal is door onze Regeelioe een wetsontwerp ingediend, dat, zoo het wet werd, voor het leven onzer Kerken van , èr strekkende beteekenis zou zijn. We bedoelen het wetsontwerp tot regeling van het Armbestuur.

Reeds begiot dit ontwerp de aandacht onzer Kerkelijke vergaderingen te trekken, maar naar het ons toeschijnt, toch nog niet zoo algemeen als noodig is. . . .

Dit feit, zoowel als het met geringe gevaar, waarmede het ontwerp ook onze Kerkelijke Armenzorg bedreigt, moge tot verontscbuldiging dienen voor de vrijmoedigheid, waarmede wij bij dezen de aandacht uwer vergadering op enkele, naar het ons voorkomt zeer ernstige, beswaren tegen bedoeld wetsontwerp vestigen.

Het ligt naar den aard der zaak niet in onze bedoeling, geheel het wetsontwerp-Heemskerk voor u aan critiek te onderwerpen. Wij wen schen ons te bepalen tot enkele der bezwaren, die naar ons oordeel van kerkelijk standpunt tegen het ontwerp worden gedoeld, — hoewel wij het kwalijk kunnen verhelen, dat de g^oote uitbreiding van StaatsbemoeilDg met de Armenzorg, gelijk zij in di> ontwerp wordt voorgesteld, ons zeer bedenkelijk toeschijnt.

Ook zullen wij minder ingaan op bezwaren van principieelen dan van practischen aard. Toch mogen wij ook hierbij weder niet verswijgen, dat we met leedwezen hebben opgemerkt, hoe het nieuwe wetsontwerp, evenaU de bestaande Amenwet, de Kerkelijke Armenzorg ia de wet elijke regeling van het Am bestuur opneemt, en zoo ook reeds in ait a, alinea a „instellingen eener kerkelijke gemeente en vanwege de kerkelijke gemeente geregeld en bestuurd", naast andere, van ourgerlijken, particulieren en gemangden aard, noemt als instellingen vao weldadigheid, welke de wet onderscaeidt. Waaraan onileent de Regeericg toch wel het recht, wij zeggen niet om de publieke positie ook van onze kerkelijke armverzorging te regelen, maar om ook de kerkelijke armen zorg in hare wetttltjke regeling van het Armbestuur op te nemtn?

Ontleeren dan ook de Kerken, die van Christus' wege tot verzorging dar armen ge loep'^n worden, daartoe hare bevoegdheid tZ' de Bargerlijke Overheid of moeten de Kerken in de verzorging harer armen misschien zelts als een tak van het Staatsbestuur worden be scbouwd? Oe kerkelijke armenzorg draagt ook te zeer een eigen karakter om, gelijk in art. a geschiedt, naast andere instellingen van weldadigheid te worden opgenomen. Met instemming verwijzen we dan ook naar de volgende woorden in De Standaard van 20 Miart j.l : „De Kerken en met baar de Diac juieëa moeten van onder het Armbestuur uit. De Keik van Cnristus is een lichaam, waarin broeders en zusters samenleven, die van Caristus' wege gerot pen en gehouden zijn elkander ook in zorgelijke omstandigheden bij te springen. M> ar met wat men aimenzorg noemt, heett dit niets uii staande. Wat de Kerk doet, is uitvloeisel van een geestelijk liefdeieven in de gebondenheid aan het mystieke lichaam van Caristus, waarmee de Overheid niets uitstaande heeft. £a alle bevel m de wet om desaangaande verklaringao en mededeelingen aan de Overheid te doan, ontsiert dan ook die wet en gaat lijnrecht tegeij het karakter van Caristus' Kerk ia".

Wat nu de meer practische jbezwaren betreft, vestigen we allereerst uwe aandacht op de wij te, waarop dit wetsontwerp de rechtspersoonlijkheid van de instellingen van weldadigheid regelen wil. Volgens art. 3 zijn Burgemeester en Wethouders verplicht een lijsi aan te leggen en bij te houden van de in de gemeente gevestigde instellingen van weldadigheid. Ea art. 5 zegt, dat een instelling van weldadigheid, welke uitsluitend armenverzorging in of buiten gestichten voortdurend ten doel heett, de hoedanigheid van recbtspersoon bezit, zoodra i.ij op die lijst is geplaatst. Wor den onder de aldaar bedoelde instellingen nu ook onze Diaconieën gerekend en deze als zoo danig door B. en W, op de lijst geplaatst, dan verkrijgen reeds daardoor onze Diaconieën zelfstandig de hoedatiigheid van rechtspersoon. Zelfs buiten haar eigen toedoen. Ea geheel in strijd met onze Gereformeerd kerkrechtelijke opvatting, volgens welke de Diaconieën immers organen der Kerk tot verzorging der armen zijn. Welk 'n bron van voortdurende geschillen tusschen Kerkeraden en Diaconitëo zou dat niet kunnen wordan I

Laten we in dit verband ook even mogen wijten op art. 5, ae alinea: „afwijking van de akte of de statuten geeft aan bet openbaar ixinistetie de bevoegdheid om bij den burger lijken rechter de vervallen-verklaring der vereeniging van bate hoedanigheid van recntspersoon te vorderen." Want heeft dit artikel ook betrekking op de Diaconieën, gelijk het geval schijnt te zijn, dan worden deze zelfs letterlijk „vereenigingen" genoemd, wordt deKerkenorde als een akte of een statuut beschouwd en wordt de Diaconie in de stipte naleving van deze onder de controle'der O'^erheid gebracht!

Terwijl volgens art. 6, ae alinea, de Diaconie zelfs verplicht zou kunnen worden haar (huishoudelijk) reglement aan dea armenraad en aan Barg. en Weth. mede te deelen.

Een tweede bezwaar betreft het vastleggen in de wet van de z.g.n, dubbele bedeeling, waarvan op de laatstgehouden Centrale Diaconale Conferentie te Utrecht zoo terecht werd opgemerkt, dat daarvan nauwelijks kwaad genoeg kan worden gezegd. De tegenwoordige armenwet, art. ai, bepaalt, dat een burgerlijk bestuur geen onderstand aan armen mag verleenen, „dan na zich voor zooveel mogelijk te hebben verzekerd, dat zij dien niet van kerkelijke of bijzondere instellingen van weldadigheid kunnen erlangen, en dan slechts bij volstrekte onvermijdelijkheid." „Dubbele bedeeling", 1. w. z. verzorging van ééazelfden arme tegelijk door de Overheid én door een kerkelijke of bijzondere instelling van weldadig heid, laat de wet volgens tot oordeelen bevoegden niet toe. Toch hebben de burgerlijke Arm. besturen ze in strijd met da vet en tot schade voor de ontwikkeling van de kerkelijke armecxorg, op vele plaatsen toegepast. £a thans wil Minister Heemskerk ze wettelijk ijken I Wij vreezen daarvan de droevigste gevolgen, gelijk de praktijk in die streken, waar ze thans op ruime schaal wordt toegepast (vooral in het noorden van ons land) ons nu reeds die treurige gevolgen voldoende laat zien. Dit schept de verzoeking voor een Diaconie'om op die aanvulling van het Burgerlijk Armbestuur te steunen, hare bijdragen meer en meer in te krimpen, en de verzorging van den arme allengs meer aan het Burgerlijk Armbestuur over te laten, hars bijdrage als een aanvulling te beschouwer, veel méér dan die van het Bargerlijk Bestuur, en zich voor de vermeerdeiiog harer inkomsten steeds minder inspanning te getroosten £a zoo gaat bij toepassing van de „dubbele bedeeling" de kerkelijke armenzorg lichi meer en meet kwijnen en versterven. £a zegt men nu, dat onze Kerken zelve tegen die verkeerde be schouwing en die verslapping op haar hoede moeten zijn, dan is ons antwoord, dat wij tocb zeker te waken hebben, zooveel in ons vermogen is, dat de Overheid niet een stelsel van armenzorg in de wet vastlegge, waardoor onze Diaconieën in een gestadige verzoeking worden gebracht.

En afgedacht daarvan, ook al mochten al onze Diaconieën steeds hoog genoeg staan om daattegen bestendig te waken, toch zullen vele Diaconieën ondanks zichzelve gedwongen wor den dien verkeerden weg der „dubbele bedee ling" te betreden. Want gelijk de practijk genoegzaam leert, is er te verwachten eene vermindering van de offervaardigheid der leden, wanneer deze zien, dat de Bargerlijke Armbesturen bereid zijn aan te vullen en de armen er geen schade door lijden. Een verwijzing naar den nood der armen als middel tot opwekking der weldadigheid ontbreekt. Daarentegen zal zich krachtig laten gelden de overweging, dat waar wij eerst door onze belastingen in deu nood van andere armen moeten helpen voorzien, ook onze atmen wel een deel van die belastinggelden mogen ontvangen. En wat moet een Diaconie, die geen armengoederen bezit en hare inkomsten gestadig ziet verminderen, dan beginnen ? De nood dwingt haar tot een weg, dien Eij niet op wilde. Ook komt bij het stelsel dei „dubbele bedeeling", volgens het ontwerp, de Óiaconie onder gestadige conti öle en curateele tran de Bargerlijke Armbesturen. De^e zullen '-'oortaan en in laatster instantie te beslissen nebben, hoeveel aan een arme moet worden 'ersirekt. Welke ruimte wordt er dan zelfs noa gelaten voor een hoogerer, meer ideëslen zic (O de diaconale armenzorg? Ea dat terwijl in de laatste jiren in het algemeen metdankoaarneid eene opbtffisg van de diaconale armenzorg uit hare inzinking te constateeren valt!

Voorts brengt het stelsel der „dubbele bedeeling" voor onze Diaconieëa de verplichting mede tot het doen van allerlei mededeelingen. welke geheel in strijd zijn met het intiem, meer huishoudelijk karakter van onze kctkelijkc atmenverzorgiog. Zelfs is het aan bedenking onderhevig, dat onze Diaconieën nèl met toe stemming der armen zelf zulke mededeelicgsn iouden mogen doen. Want 't is niet in naam van de armen, maar van den medelijdtndeL Hoogepri< Lster in de hemelen, dat de Kerk hare ai men verzorgt.

En ten slotte zal het stelsel der „dubbele bedeeling", gelijk het ontwerp dat huldigt, aan leiding geven tot de grootste onbillijkheid tegen jver de leden onzer Kerken, welke laatste diarvan den invloed in vermindering harei mkomsten ook wel zullen gevoelen. Nog leeft in onze Kerken het hoog besef, dat zij zelve van Caristus' wege tot de verzorging van hare irmen geroepen zijn. Houden wij aan die roeping vast, dan zullen we dat weder in onze beurs gevoelen; want we zullen tevens door onze belastingen in den nood der andeie armen, ook van die der ontrouwe Ketken, moeten voor den. Zoo wordt de plichtsbetrachting in dezen gestraft, en wordt een premie gesteld op de nalatigheid. Deze overweging maakt ons nog te meer bezorgd, omdat > le Minister volgens art, 30 van hec ontwerp aaar samenwerking en eenheid wu zien gestreefd en in de Memorie van Toelichting dit nader aldus verklaart, dat de hulp aan ééu arme van twee zijden geboden, in ééoe hand sal worden gebracht. De gelegenheid wordi dus geopend, dat der Diaconie eenet nalatige Kerk de hand wordt gevuld door bet Burgerlijk Armbestuur. Aan al het onrecht, dat aan de Gerefatmeerde Kerken in financieel opzicht reeds is en nog altijd worde aangedaan, schijnt dus nog dit nieuwe onrecht door het wetsontwerp-Heemskerk te moeten wórden toegevoegd, dat wij, die uit beginsel ons groote opofferingen getroosten om onze eigen armen te verzorgen, ook nog wettelijk gedwoogen zullen worden door onze belastingen de baad te helpen vullen van die Kei ken, die fiaancieel veel sterker zijn dan de onze, vaak over groote, steeds aangroeiende fondsen beschikken en reeds in allerlei ander opticht financieel op 'slands scbatkist steunen.

Een derde bezwaar van piakiischen aard heeft betrekking op de mededeelingen, die ia dit nieuwe wetsontwerp zelfs in veel grooter getal dan in de geldende Ai men wet "ia de Ketken gevraagd worden: voor den Minister v. Binnenl, Zaken, voor Burgem, en Weth., voor de Armenraden of secretarissen van Armenraden, be beerders van registers van inlichtingen en desgevraagd voor bestuurders van andere inrichtingen van weldadigheid, rAtt. 6, 7, 13, 13, 48 53),

Dat de Kerken m bepaalde getallen mededeelingen doen, behoeft op zichzelf nog niet ongeoorloofd te worden geacht. Maar ten eersten is het de vraag, of a 1 de daar bedoelde inlichtingen steeds mogen worden verstrekt, Ea ten tweede vragen wij: welk recbt heeft'de Overheid om zulke mededeelingen van de Kerken zelf, onder bedreiging met niet geringe boeten, te eischen? Of de kerken in bepaalde gevallen inlichtingen zuilen verstrekken en zoo ja, welke zij kunnen geven, moet aan de beoordeelmg der kerken zelve worden overgelaten. Ze van haar te eischen op een wijze als weder in dit ontwerp geschiedt, randt de vrijheid en zelfstandigheid der Kerken aan,

Bovencien vestigen we ook uwe aandacht op de o, i, geheel ongemotiveerde verzwaring der boeten (art. 67). Verder zijn de termijnen, binnen welke opgaven moeten worden verstrekt, te kort (an. is, 53) en de vaststelling van die termijnen te wihcKeurig (art. 48), Voorts als een arme eens door onkunde, gcujk meermalen geschiedt, buiten de Diaconie om bij een andere instelling aanklopt om steun, zal de Diaconie, al is zij ook bereid en in staat dien arme behoorlijk te verzorgen, en de arme neemt daarna met haar verzorging genoegen, dan za de Diaconie tocb nog aan B. en W. moeten mededeelen tot welk bedrag en in welken vorm |sij zal steunen (art. is). Ja meer nog. Als de Diaconie een arme behoorlijk rerzorgt en dei arme meldt zich niet bij een andere instelling om steun aan, dan zal nog de Diaconie volgens art. ia verplicht zijn bedrag en vorm van de ondersteuning aan den secretaris van den armenraad of aan den beheerder van het regis ter van inlichtingen mede te deelen, zoodra eenige instelling of particulier persoon maar de vrijmoedigheid heeft, om bij dien secretaris of dien beheerder inlichtingen omtrent dien arme te vragen. £a zelfs wordt naar het schijnt, volgens art. 48 tweede alinea en art. 53 tweede alinea, van de Diaconie gevorderd, dat zij mededeele naam, woonplaats, datum van gebootte, kerkelijke gezindte en beroep niet slechts van den arme, maar ook van de leden van diens gezin - ook al behooren die leden niet tot de kerk en zijn zij dus niet in het roister der leden ingeschreven.

Laten we u ten slotte nog mogen wijzen op ons bezwaar betre ff snde de Armenraden, welke het wetsontwerp bedoelt in te voeten. De behoefte 4An en de wenschelijkheid vko zoodanige armenraden kunnen we geheel in bet midden laten. Slechts spreken we als ons oordeel uit, dat onze Diaconieën rechtstreeks niet alleen, maar ook z ij d e l i n g s aan zulke armenraden niet mogen worden vastgekoppeld, maar in de gelegenheid moeten blijven om ook tegenover die corporaties haar volle vrijheid te bewaren. Aan dezen billijken eisch wordt o. i. in bet ontwerp-Heemskeik niet genoegzaam voldaan. Want:

I. de armenraden zullen, waar zij worden ingesteld, ten aanzien van het bureau van inlichtingen ook met een dwingende bevoegdheid worden toegerust. (Mem, van Toel, § 6);

3. aan deze armenraden wordt opgedrüigeu om niet alleen op verzoek, maar ook eigener beweging autoriteiten zoowel als besturen van instellingen van weldadigheid en dus ook Diaconieën omtrent alle onderwerpen, bei armwezen in de gemeente of in 't algemeen betnffiude, van raad te dienen en om voorstellen te doen en maatregelen te beramen.

3. en in een enkel ^eval (art. 51) zullen de Diaconieën zelfs aan het intermediair van de armenraden gebonden zijn.

En de instelling van zoodanige armenraden geeft ons nog te meer oorzaak van ernstige bezorgdheid, omdat nu reeds wordt geklaagd, dal aan die armenraden in het ontwerp te weinig bevoegdheid is toegekend, alsmede omdat oaar art. 50 slotalinea, zijn taak bij Komnklijft Besluit tot instelling van een atmenraad nader san worden geregeld.

Ziedaar, Weleerw. en Esrw. Broeders, enkele ernstige bezwaren tegen het wetsontwerp-Heemskerk tot regeling van het armbestuur, op welke wij in 't bijzonder uwe aandacht meenen te noeten vestigen. Welke de weg is om onze Kerken te vrijwaren van de gevaren, die haar \a hare armenzorg door dit - wetsontwerp bedreigen, is een vraag, waarvan de beaotwoor ding buiten onze bedoeling ligt. Voor ons is aet reeds genoeg, uwe aandacht op bovenge noemde betwaren te hebben geves'igd.

Wij meenen echter dat voor de Kerken aandelen plicht, stilzitten zonde zou-zijn.

U dé onmisbare leiding des H. Geestes toebiddende

Uwe Broeders in den Heere Jezus Christus

L. BOUMA, V. d. m. Middelburg.

W. BOUWMAN, V. d. m. Hallum.

K. LE COINTRE, Goes.

Dr. W. A, VAN ES, V. d, m.

Leeuwarden.

K. FERNHOUT, v. d. m. Utrecht.

F. A. V. D. HEIJDEN, V. d. m.

Oudshoorn.

J. J, MIEDEMA, V. d, m. Groningen.

H. A. MUNNIK, V. d. m, Fijnaart,

W. B, RENKEMA, V, d, m, Renkum,

R. J. W. RUDOLPH, V, d. m. Leiden.

C, L. F, VAN SCHELVEN, V. d. m.

Wageningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1911

De Heraut | 4 Pagina's

ARMENWET.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1911

De Heraut | 4 Pagina's